Het hogere doel van de Omgevingswet en de energietransitie is hetzelfde en het loont om elkaar op te zoeken.
Het zijn de eerste dagen in mijn nieuwe baan als programmadirecteur van het Nationaal Programma Regionale Energie Strategieën (NP RES). Het afscheid van het VNG-programma Omgevingswet ligt nog in het verschiet.
Meteen na de vakantie ben ik begonnen. Een nieuw schrift met harde kaft in de aanslag, net zo onbeschreven als ik. Dat is het bijzondere voorrecht van nieuw zijn: je hoeft nog nergens iets van te vinden. In deze fase daal ik af in het konijnenhol, als Alice in Wonderland.
Onderweg kom ik de eerste collega’s tegen. Hardwerkende, met passie gedreven vakmensen die de taal van de energie spreken, een ander jargon dan dat van de Omgevingswet. Het zijn families met andere codes en kennis. Ze kennen elkaar nauwelijks, maar ze hebben elkaar nodig. Bij de Omgevingswet zochten we naar een gemeenschappelijke taal voor ICT’ers, beleidsmedewerkers, VTH’ers en juristen om integraal te kunnen werken. Ook samen met professionals uit de hoek van veiligheid en gezondheid. Het is belangrijk dat er een zelfde soort verbinding komt met de professionals van energie. Daar is nog iets te doen.
Het hogere doel van de Omgevingswet en dat van de energietransitie is hetzelfde: een aardbodem waarop je duurzaam kunt wonen, werken en recreëren. Ingrijpen in de energievoorziening heeft grote ruimtelijke impact. Ook hier zie je botsende belangen en maatschappelijke pijn. De Regionale Energie Strategie (RES) gaat over hoe je de opwekkingvan duurzame electriciteit, de warmtetransitie in de gebouwde omgeving en energie-infrastructuur ruimtelijk goed inpast. In nauwe verbinding met en gedragen door bewoners, bedrijven, maatschappelijke partners en alle overheden in de regio. De Omgevingswet biedt met z’n kerninstrumenten en digitaal stelsel de basis om het juridisch vast te leggen. De nieuwe, andere manier van werken helpt bij het integraal afwegen van verschillende ruimtelijke belangen, en vervolgens te vertalen naar een omgevingsvisie en vast te leggen in een omgevingsplan. Je moet de families van de Omgevingswet en de energietransitie daarom bij elkaar halen.
Maar iedereen met een schoonfamilie weet dat dit niet meteen soepel gaat. Zo krijgen we te maken met een verschil in tempo. De Omgevingswet is sinds 2012 op weg naar 2021 (wet treedt in werking en Omgevingsvergunning kan worden afgegeven), 2024 (omgevingsvisies klaar) en 2029 als het laatste omgevingsplan ingevoerd moet zijn. De energietransitie gaat sneller. Zodra de achterbannen van de partners in het Klimaatakkoord groen licht geven, gaat de trein op hoge snelheid rijden om de ambitie voor CO2-reductie waar te maken (-49 procent in 2030). De Omgevingswet helpt integrale ruimtelijke afwegingen te maken, ook bij het inpassen van de energietransitie. Het ligt daarom in de rede de omgevingsvisie en de RES gelijktijdig op te stellen, dan ga je pas echt zien wat de Omgevingswet in z’n mars heeft.
Bestuurders zijn gefocust op de grote vraagstukken zoals de energietransitie en de woningopgave, niet per se op de invoering van de Omgevingswet als zodanig. De wet is een instrument, weliswaar een dat het speelveld flink verandert, maar toch. Alle reden voor iedereen uit het domein van de Omgevingswet om collega’s van de energietransitie op te zoeken en in gesprek te gaan. Wat kun je vanuit jouw opgave versnellen? Wat kun je samen? Zo zijn er bij het NP RES data-analyse-kaarten van de huidige stand van wind- en zonne-energie, en al wat er in de pijplijn zit. Die data zijn belangrijk en kunnen wellicht ontsloten worden viahet DSO. Deze verbinding helpt ze breed beschikbaar te maken.
Maatschappelijk en bestuurlijk draagvlak is ook zo’n onderwerp. Dezelfde maatschappelijke partners kloppen op de deur bij zowel de energietransitie als de Omgevingswet. Logisch om samen op te trekken. Maar hé, ik zal niet heilig doen; bij de VNG zaten de programma’s Omgevingswet en Energietransitie op dezelfde verdieping en toch duurde het lang voordat het afstemmen begon. Allebei druk met het snappen en samenwerken aan de eigen opgave. Dan zei je: ‘ja we moeten nodig praten’ en toch rende je door naar de volgende deadline in je eigen wereld. Alles moet immers altijd snel. Maar op de drempel van mijn nieuwe wereld zie ik scherp wat ik eigenlijk wel wist. We moeten de tijd nemen voor elkaar. Allebei voel je de tijdsdruk, maar je moet vertragen om te kunnen versnellen. Het loont om elkaar op te zoeken.
Kristel Lammers was manager van het VNG-programma Omgevingswet, sinds 1 september is ze directeur van het Nationaal Programma Regionale Energiestrategieën.