Momenteel wordt de Richtlijn Hergebruik Overheidsinformatie 2013 geëvalueerd. Het is niet te hopen dat het leidt tot nieuwe regels, want daarvoor is het zeker nog vijf jaar te vroeg.
Momenteel wordt de Richtlijn Hergebruik Overheidsinformatie 2013 door de Europese Commissie geëvalueerd. Dat terwijl de inkt daarvan eigenlijk nog niet droog is en de overheidsorganisaties die het hergebruik mogelijk moeten maken, net begonnen zijn met de toepassing van de nieuwe regels. Het is daarom te hopen dat de Commissie een pas op de plaats maakt en niet nu al met nieuwe regels komt. Daarvoor is het zeker nog vijf jaar te vroeg.
Het moet ergens in 1996 geweest zijn dat ik voor het eerst de term ‘hergebruik van overheidsinformatie’ hoorde. Ik was in die tijd gedetacheerd bij de Europese Commissie en wel bij het Gallische dorpje in Luxemburg dat zich voorgenomen had iets Europees op dit gebied te scheppen.
Mede tot mijn eigen verbazing was het in 2003 zover: de Eerste Richtlijn Hergebruik zag het licht. Eentje die weliswaar niet verplichtte tot het toestaan van hergebruik, maar als overheidsorganisaties dit wel deden, dan waren er tal van, met name mededingingsrechtelijke, regels waar zij zich aan moesten houden. Denk daarbij aan prijsstelling, het verbod van exclusieve deals en het discriminatieverbod, doorspekt met tal van transparantieverplichtingen. Niet vreemd als je je realiseert dat de grote uitgevers een stevige lobby hadden gevoerd.
Open data
Na een wat weifelende implementatie door de Nederlandse wetgever – er lag een veel ambitieuzer plan, mede gebaseerd op de lijn die het ministerie van Binnenlandse Zaken in 1998 had ingezet in de visionaire nota ‘Naar optimale beschikbaarheid van overheidsinformatie’, die het, mede onder de tijdsdruk van tijdige implementatie niet haalde – hadden we in Nederland een klein jaartje te laat dan toch ook ons eigen hergebruikregime. Weliswaar wat ongelukkig en ondoordacht ondergebracht in de Wob, maar toch!
Tot 2010 leidde dit een slapend bestaan. En toen was daar opeens met een grote knal ‘open data’. Met wind in de zeilen van de crisis, het breed toegankelijk worden van technologie en een paar spraakmakende rechtszaken over hergebruik van het nationaal wegenbestand (Falkplan-zaak) en de postcodes (PostNL-zaak) en stevige aangeduwd door een doortastende Eurocommissaris in de vorm van onze eigen Neelie, werd in Brussel voortvarend aan een herziening gewerkt die uiteindelijk in 2013 het licht zag: kortweg de Tweede Richtlijn Hergebruik.
Op het moment het net werd opgehaald, was de vangst toch wat minder groot dan alom gehoopt was. Weliswaar werd het toestaan van hergebruik de regel en werd het bereik van de regeling uitgebreid tot (een aantal) overheidsorganisaties met culturele informatie, maar de ware angel was eruit gehaald. Grote publieke datahouders, die voor een belangrijk deel afhankelijk zijn van verstrekkingsinkomsten – denk daarbij aan het Kadaster en de Kamer van Koophandel-achtige organisaties – werden min of meer vrijgesteld van de default verplichting maximaal marginale verstrekkingskosten te vragen. De Nederlandse wetgever koos er zelfs voor – geheel uniek in Europa! – om deze organisaties expliciet in de implementerende regeling, de Wet hergebruik overheidsinformatie 2015, op te nemen. Tegen de achtergrond van de op dat moment in alle hevigheid gevoerde discussies over het financieringsmodel rond de basisregistraties – prachtig verwoord in ‘Wie van de Drie’ – voorwaar een knap stukje lobbywerk.
Goed beschouwd zijn we dus sinds de implementatie van de Tweede Hergebruik Richtlijn een kleine drie jaar verder en op de buitenboordmotor van de evaluatieverplichting die iedere Europese regeling nu eenmaal bevat, houdt Brussel op dit moment haar regeling tegen het licht: eind vorig jaar werd een publieke consultatie gehouden en op dit moment wordt een impact assessment studie afgerond.
‘Te vroeg’
Hoe zeer ik het open-datagedachtengoed ook ondersteun, het is natuurlijk nog veel te vroeg voor een herziening. Overheidsorganisaties, niet alleen in Nederland, zijn nog veel te druk met het verteren van de nieuwe regels en de toepassing ervan is eigenlijk pas net begonnen. Naar mijn weten is er ook nog nergens over geprocedeerd, vaak ook een teken aan de wand. Daarbij komt nog dat de waarde van de Richtlijn niet zozeer gelegen is in het materiele gedeelte: het gaat veel meer om de longitudinale beweging die we eigenlijk al sinds begin deze eeuw hebben ingezet en die niet gebaat is bij veranderende regelgeving. Dat houdt alleen maar weer op. Last but not least krijgen we vanaf mei dit jaar ook nog te maken met de toepassing van de nieuwe privacyregels die, of je het nu leuk vindt of niet, ook een impact gaan hebben op het hergebruikdossier.
Kortom, laat Brussel vooral het kruit droog houden. We zullen het over een paar jaar hard genoeg nodig hebben als we tot de conclusie komen dat een aantal keuzes die we (dan) twintig jaar geleden gemaakt hebben, echt niet meer houdbaar zijn. Of volkomen achterhaald. Ik denk daarbij niet alleen aan de bepalingen over prijsstelling, maar ook aan het paradigma van ‘overheidsinformatie’. Hoeveel data gaat nog werkelijk (alleen) ‘van de overheid’ zijn? En moeten we niet naar een alomvattende regeling toe die de hele levenscyclus van overheids(achtige)informatie bestrijkt: een cradle to cradle regime van creatie tot en met digitale archivering.
Genoeg om (eerst) rustig over na te denken lijkt mij zo!
Marc de Vries is adviseur bij Geonovum en partner in The Green Land en publiceert regelmatig op het grensvlak van (geo)informatietechnologie, recht en bestuurlijke processen.