Data zijn de belangrijkste grondstof voor onze digitale economie. Daar kleven voordelen aan vast, maar ook nadelen.
Data is de belangrijkste grondstof voor onze digitale economie en een integraal onderdeel geworden van ons dagelijks leven. Elke dag genereren we meer data.
Alles is verbonden, iedereen is gelinkt. Het aantal digitale transacties neemt fors toe en we delen onze data massaal online. Data zijn meer dan ooit macht en een groot deel van die macht ligt bij de grote techbedrijven die zich continu verbreden en hun software, hardware en clouddiensten steeds verder vervlechten. Inmiddels zijn deze partijen in veel opzichten de overheid voorbijgestreefd in hun informatiepositie over bijvoorbeeld mobiliteit, de gezondheidszorg en het onderwijs. De afhankelijkheid van deze partijen groeit. Het komend jaar zal de overheid met een antwoord moeten komen.
We staan massaal onze data af aan platformen als Facebook en Amazon, die vervolgens met onze data profielen opstellen en er een businessmodel omheen bouwen. Met slechts 10 likes kent het algoritme van Facebook u al beter dan een collega, met 70 likes beter dan een vriend, met 150 likes beter dan uw familie, en met 300 likes beter dan uw partner. Die data zijn overigens vrijwillig, maar vaak onbewust, afgestaan door de gebruikers van Facebook. Niet iedereen ervaart dan ook een probleem met de datahonger van dit soort partijen. Toch kijken steeds meer burgers en politici met argusogen naar hoe data worden verzameld, geanalyseerd en verhandeld.
De dominante positie van een handvol techbedrijven belemmert daarnaast de toetreding van nieuwe bedrijven. Toekomstige concurrenten worden vaak als startup al overgenomen. Daarnaast geldt een ‘winner takes it all’ mechanisme. De partijen die als eerste grote hoeveelheden data tot hun beschikking hebben, zijn ook in staat betere algoritmen te ontwikkelen, wat weer leidt tot meer en betere dataverzameling, et cetera. Hun voorsprong is bijna niet meer in te halen. Staatssecretaris Mona Keijzer (EZK) gaf eerder al aan dit zorgelijk te vinden en dat aanpassing van het mededingingsbeleid nodig is, maar wel op Europees niveau. Toch is de macht en daarmee de afhankelijkheid van de grote techbedrijven nog steeds groeiende.
Er gaan dan ook steeds meer geluiden op om de hegemonie van deze bedrijven en hun datamonopolie te doorbreken. Het opknippen van techbedrijven, of het als overheid ontwikkelen van eigen publieke diensten, wordt regelmatig geopperd, maar vooralsnog lijken deze opties simpelweg niet haalbaar of andere nadelige gevolgen te hebben. Er is immers ook juist veel innovatie tot stand gekomen dankzij deze partijen, en wellicht zijn ze inmiddels Too Big To Fail.
Regulering is echter nodig, om innovatie door kleinere opkomende spelers meer kans te geven en om in bijvoorbeeld het onderwijs een lock-in bij een paar grote partijen tegen te gaan. Bovendien is meer aandacht nodig voor het al dan niet verplicht delen van data door bedrijven. Zowel de Europese Commissie als het kabinet hebben hier reeds plannen voor gepresenteerd. Het delen van data bevordert de economie en heeft ook maatschappelijke waarde, bijvoorbeeld bij het oplossen van files of het kunnen stellen van snellere en betere diagnoses in de zorg. Zo delen inmiddels bijvoorbeeld een aantal grote autofabrikanten en navigatiebedrijven hun data met de overheid om de verkeersveiligheid en doorstroming te verbeteren. Ook de grote techbedrijven zouden hun data zoveel mogelijk moeten delen wanneer dit leidt tot maatschappelijke of economische kansen. Maar ook dan moeten we ons nog altijd meer bewust worden van de waarde van onze data, en hoe makkelijk we die nu soms weggeven.
Christian Verhagen is senior adviseur bij Verdonck, Klooster & Associates en publiceert regelmatig over data en technologie in de publieke sector.