Door de vernetwerking van apparaten en mensen verandert onze moderne samenleving in een postmoderne samenleving. We moeten onze verbondenheid met technologie accepteren. Pas dan kunnen we weer een stap verder doen.
Mijn kleding en accessoires worden steeds communicatiever. De sensoren in mijn Nike-schoenen zijn draadloos verbonden met mijn smartphone en vertellen mijn omgeving waar ik ben, hoe hard ik loop en of ik voldoe aan het via Nike verkregen trainingsschema.
Mijn shirt van OMsignal, een bedrijf dat als visie heeft ‘technology woven into life’, meet mijn hartslag. Mijn intelligente sokken van Blacksocks geven aan of ze een paar vormen. En als ze niet meer echt perfect zwart zijn, vraagt de meegeleverde app of ik nieuwe wil bestellen. De hippe Nike Fuel armband houdt mijn calorieënverbruik bij. Nog even en ik kan mij onderweg met behulp van mijn Google bril van allerlei informatie voorzien. Mijn slimme kleding en accessoires en de informatie die ze over mij vergaren en verspreiden maken mij steeds meer tot een ‘post-human’, een continue door informatienetwerken verbonden mens. Die posthumane mens is een informatieobject ‘pur sang’ geworden die nauwelijks nog acht slaat op de informatie die hij produceert en deelt met anderen. Wij vertalen zo onze wereld steeds meer in een ‘problem of coding’ zoals Donna Haraway al in 1991 stelde.
De wereldwijde trend van ontwikkeling, productie en gebruik van draagbare technologie (wearables) lijkt onstuitbaar en onomkeerbaar. In de komende jaren zullen vele toepassingen zich haast ongemerkt in ons dagelijks leven nestelen. Mark Weiser stelde al in 1991: “the most profound technologies are those that dissapear. They weave themselves into the fabric of everyday life until they are indistinguishable from it”.
De hier beschreven voorbeelden lijken vooral bedoeld voor de hippe en trendy consument. Een soortgelijke tendens zien we echter ook in de gezondheidszorg in de vorm van mobile healthcare. Denk aan implanteerbare glucosemeters voor diabetespatiënten, cochleaire implantaten voor dove kinderen, apps die ouderen helpen bij het vinden van hun weg of henzelf vindbaar maken. Maar ook dagelijkse gebruiksgoederen veranderen in genetwerkte informatie-objecten. Denk aan slimme televisies, wasmachines met sensoren, streaming radio’s, spelcomputers, intelligente thermostaten en slimme energiemeters. Al dat soort apparaten kunnen informatie uitwisselen en delen met mensen en andere apparaten.
Door de vernetwerking van apparaten en mensen verandert onze moderne samenleving in een postmoderne samenleving. Technologie vormt de drijvende factor daarachter en de ontwikkeling daarvan laat zich niet meer vanuit een enkelvoudig punt zoals de mens, een land of een continent besturen of beheersen. Dat kon wellicht in de moderne samenleving met haar, zoals Heidegger en Ellul dat stelden, te omgrenzen techniek gericht op de individuele gebruiker. Maar dergelijke sturing is in een postmoderne samenleving onmogelijk omdat haar technologie, zoals Hayles stelt, geen grenzen of absolute afbakeningen meer heeft tussen: “bodily existence and computer simulation, cybernetic mechanism and biological organism, robot teleology and human goals” (1999:3). Kortom, de postmoderne mens wordt gekenmerkt door onderlinge verbondenheid met andere mensen en objecten in (draadloze) informatienetwerken.
Om de conditie van de postmoderne mens te doorgronden, moeten we de rol van informatie begrijpen en de nieuwe netwerken die daarmee rondom de mens worden gesponnen. Dat gebeurt nog veel te weinig. Laten we weer teruggaan naar mijn slimme sportschoenen. De sensoren daarin geven data door aan mijn smartphone die deze data zelf verrijkt met mijn tijd en locatie. De samengestelde informatie wordt door mijn smartphone gedeeld met software in de ‘cloud’. De algoritmes die in deze software zijn geprogrammeerd zijn in staat om informatie zelfstandig te verzamelen, te selecteren en te vergelijken met informatie van miljoenen andere lopers. De door de software toegekende betekenis aan de door mij verstrekte informatie vormt de basis voor nieuwe activiteiten en handelingen die door de software zelfstandig worden uitgevoerd en vormgegeven zoals de invulling van mijn persoonlijke loopschema, adviezen voor mijn training, de te gebruiken voeding of schoenen waarop ik loop. Deze adviezen verschijnen op hun beurt weer als vanzelfsprekend op het scherm van mijn smartphone.
Het voorbeeld laat zien dat we het doen en laten van de posthumane mens niet meer vanuit bekende denkkaders kunnen begrijpen: als een renner die vrij en ongebonden zijn rondje loopt. Bij het nadenken over de posthumane mens moeten we de verbondenheid in onze dagelijkse leefwereld met technologie en de rol daarvan accepteren. Alleen vanuit deze acceptatie kunnen wij nieuwe denkrichtingen ontwikkelen die noodzakelijk zijn om ons ‘post’mens-zijn in een op netwerken en informatie gebaseerde postmoderne samenleving vorm te geven. Of zoals Rosi Braidotti in 2013 stelt: “We need new frameworks for the identification of common points of reference and values in order to come to terms with the staggering transformations we are witnessing”.
Deze blog verscheen ook op de site van het Rathenau Instituut.
Prof. Dr. Ben van Lier CMC is Director Strategy & Innovation bij Centric. Naast zijn werk is hij in 2009 gepromoveerd aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam. In 2013 is hij benoemd tot Professor aan de Steinbeis University te Berlijn. Zijn onderzoek in Berlijn richt zich op onderwerpen als Systems Theory, Interoperability of Information and Network Centric Operations zoals het Internet of Things.