Bij gemeenten leidt cloudtechnologie nu vooral tot verdere fragmentatie van het ICT-landschap, in plaats van als oplossing voor hergebruik van voorzieningen. De toekomst ligt bij shared services die eigendom zijn van gemeenten zelf. Slimme leveranciers zullen zich aanpassen aan die nieuwe werkelijkheid.
Bij de Rijksoverheid heeft de Cloudstrategie geleid tot enkele infrastructurele basisvoorzieningen zoals geconsolideerde datacenters en de Digitale Werkplek Rijk. Daar komt binnenkort LocalBox bij als algemene geheugenvoorziening van eigen bodem, nu nog in bètaversie. Maar op gemeentelijk vlak blijft het nog te rustig. Daar ontbreken nog cloudvoorzieningen die geschikt zijn voor hergebruik door gemeenten. Het roept de vraag op waar het de creatieve cloudindustrie aan ontbreekt om in actie te komen op deze lucratieve markt?
Je zou kunnen denken dat juist gemeenten die vergelijkbare primaire processen hebben inmiddels op zijn geschoten met harmonisatie en het inzetten van cloud services. Maar niets is minder waar: de ‘verclouding’ van de voorzieningen lijkt voorlopig juist voorbij te gaan aan de gemeenten.
Praktijk van ICT-leveranciers
Veel van de softwareleveranciers zijn er vooral op gericht functionaliteit aan gemeenten te slijten. Ze zijn gefocused op het ‘naar binnen schuiven’ van hun applicatie, en kennelijk hebben ze hier mee in het verleden vaak goed gescoord. Maar vaak wordt vergeten na te lopen of de voorzieningen passen binnen de andere voorzieningen en of daarmee het (keten)proces van de gemeente gediend is. Mogelijk zien veel van de leveranciers dat ook niet als hun verantwoordelijkheid, redeneren vanuit de klant is en blijft moeilijk.
Cloudfragmenten
Dit zelfde fenomeen doet zich voor bij cloudvoorzieningen voor gemeenten. Die worden te kust en te keur aangeboden maar meestal draaiend binnen de omgeving van leveranciers zelf. Niet als cloud service die on-premise bij een gemeente kan staan of bij één van de shared services in eigendom van gemeenten. Daarmee worden gemeenten geconfronteerd met verschillende clouds van verschillende leveranciers die niet op elkaar aansluiten. Gemeenten zien als gevolg hiervan hun ICT-landschap verder uiteenvallen in losstaande fragmenten en de grip neemt alleen af. Cloudtechnologie wordt kennelijk ingezet als instrument van verdere fragmentatie van het ICT-landschap van gemeenten in plaats van als oplossing voor hergebruik van voorzieningen onder gemeenten. Dit is nooit de opzet geweest van gemeenten en het is ook niet in hun belang.
KING compliancy
Deze ontwikkeling brengt sommige gemeenten in verwarring, en het is de rol voor KING om duidelijkheid te bieden in deze omstandigheden. Uitgangspunt is dat er reeds heldere eisen worden gesteld aan de interoperabiliteit in de KING Softwarecatalogus en de Gemma-architectuur. Niet alle voorzieningen voldoen aan de eisen en het is aan KING om hierover helderheid te bieden nu en in de toekomst: compliancy wordt voor KING een hoofdzaak. Maar er gaat ook meer nadruk komen te liggen op werkende ketenprocessen. Door consequent te wijzen op de eisen waaraan voldaan moet worden ontstaat richting. KING gaat ook publiceren welke voorzieningen aan de eisen voldoen, daarmee ontstaat een belangrijke indicator voor meer transparantie in de markt. Deze beweging wordt uiteraard niet ingezet over de hoofden van de leveranciers, maar samen met de leveranciers.
Er zal ook meer nadruk komen te liggen op werkende ketenprocessen.
De toekomst van cloud-technologie voor gemeenten is dat gemeenten beleverd worden door shared services die cloud-diensten leveren aan de achterliggende gemeenten. De shared services zijn eigendom van gemeenten, de services draaien in de eigen community cloud en zijn afkomstig van cloud leveranciers. Concurrentie tussen de cloud leveranciers zorgt voor innovatie uit de markt, concurrentie tussen de shared service centra zorgt ervoor dat er iets te kiezen valt voor gemeenten. De services zijn gebaseerd op open standaarden, op deze wijze komen de voordelen van meervoudig gebruik ten deel aan de shared services en zo indirect aan de deelnemende gemeenten. Bekostiging aan cloudleveranciers moet daarom ook plaats vinden volgens andere bekostigingsmodellen dan de huidige licentiemodellen.
Klaar om te wenden?
Van Darwin weten wij dat het niet de sterkste of de slimste soorten zijn die overleven maar diegene die het meest responsief zijn aan verandering. En zo ligt het hier ook: leveranciers die het beste antwoord weten te formuleren op de veranderende werkelijkheid maken meer kans om te overleven. Uiteraard zullen er ook leveranciers zijn die langer doorgaan in het oude denken, die lopen het risico straks aan het kortste eind te trekken. Daar horen leveranciers bij die doorzetten met prijs per inwoner of andere licentiemodellen die bij dat oude denken passen.
Wees er op tijd bij…
Leveranciers bevinden zich dus feitelijk op een kruispunt van wegen: doorgaan op de oude voet of tijdig de bakens verzetten? KING wijst op zijn Leveranciersbijeenkomsten niet voor niets op de wens van een progressief productbeleid. Wij willen immers juist de innovatieve energie in de markt stimuleren om met een creatief aanbod te komen voor de gemeenten. Zet de klant centraal, redeneer vanuit de behoeften van de klant, bouw samen met gemeenten en andere leveranciers in goede harmonie aan een betere dienstverlening voor burgers en ondernemers!
En laten we niet vergeten: de gemeenten, dat zijn wij toch ook zelf?
Passend bij NORA zou ik verwachten dat je als overheidsorganisatie denkt in termen van (cloud-)diensten in plaats van ICT-componenten en de locatie daarvan.
Voor sommige type clouddiensten kan het zinvol zijn om die binnen een ‘eigen omgeving’ te hosten. Maar voor veel diensten is dat (gelukkig) niet nodig of, als een martkpartij met een ‘progressief productbeleid’ het beter en goedkoper kan, zelfs niet wenselijk.
Prioriteit 1 lijkt me om, samen met leveranciers, te zorgen DAT er meer locatie onafhankelijke goede services beschikbaar komen voor de gemeentemarkt.
Over het feit dat er een veranderende werkelijkheid is zijn we het eens. Over hoe je daar tegen aan kijkt en er mee om wil gaan blijkbaar (nog) niet.