De komst van grote datacenters in Nederland leidt tot steeds meer weerstand. Ze zijn echter noodzakelijk voor een verdere digitalisering. Een betere (centrale) regie en meer duidelijkheid over de technologische mogelijkheden zijn hard nodig om de bouw ervan in de toekomst maatschappelijk acceptabel te realiseren, constateren vier lectoren van Fontys Hogescholen.
Eemshaven, datacenter van Google Alphabet | Beeld: Shutterstock
Je durft het bijna niet meer in de media te zeggen, maar datacenters vormen een cruciale infrastructuur voor ons huidige economische systeem. De bouw ervan kreeg veel media-aandacht afgelopen jaar. Terecht, want de bouw van de enorme centra gaat gepaard met complexe besluitvorming rondom ruimte- en energiegebruik, sociaaleconomische kansen en niet in de laatste plaats esthetiek. De absolute apotheose vormde de berichtgeving rondom de besluitvorming over de bestemmingsplanwijziging in de gemeente Zeewolde op 16 december 2021. Daarmee maakte de gemeente de komst van een enorm datacenter van 166 hectare voor Meta mogelijk.
Er is een goed georganiseerde regie nodig om de bouw van datacenters in de toekomst maatschappelijk acceptabel te realiseren.
De belangrijkste les die we kunnen leren van deze casus, is dat ook hier een gepolariseerd debat nergens toe leidt, en dat er meerdere grote uitdagingen liggen op uiteenlopende vlakken. Het bouwen van een groot datacenter behelst uitdagingen op het gebied van geopolitiek, bestuurskundige, ruimtelijk-economische, energiekundige en landschap-architectonische vraagstukken, waar ook de journalistiek moeite mee heeft. Deze complexiteit en extreme variëteit aan belangen zorgt voor een warrig publiek debat, en voor op het eerste gezicht klungelige en weinig transparante besluitvorming, kortetermijnbelangen en langs elkaar heen werkende overheden. Er is een goed georganiseerde regie nodig om de bouw van datacenters in de toekomst maatschappelijk acceptabel te realiseren. Daarbij mist momenteel een heldere strategie over hoe de slimme stad van de toekomst eruit kan zien alsmede een heldere visie over verantwoord datagebruik en op de rol die dataopslag hierin speelt. Het nieuwe coalitieakkoord onderkent dit vraagstuk ook.
Multi disciplinaire uitdagingen
Datacenters zijn veelal (direct of indirect) in bezit van grote techbedrijven. De opslag van hun data is niet per se aan landsgrenzen gebonden, waardoor er een heuse ‘regulatory competition’ kan ontstaan: de gemeente in Europa met het gunstigste beleid komt in aanmerking voor de deal. Dat bleek in de aanloop van de besluitvorming rondom Zeewolde: toen het daar mis dreigde te gaan stond Meta al met één been in het Deense Esbjerg. Kortom: voor Zeewolde tien andere gemeenten. De internationale focus en bijbehorende geopolitieke belangen van het grote techbedrijf zijn vaak moeilijk te combineren met de lokale belangen van de gemeente waar mogelijk gebouwd gaat worden. Een datacenter in Zeewolde wordt niet gebruikt om Zeewolde een betere datavoorziening te geven, maar is onderdeel van een internationale infrastructuur.
Een lokale wethouder is vrijwel geen partij in het internationale spel, waarbij de overheid zaken doet met goed geoliede multinationals.
Daar komt een bestuurskundige uitdaging bij: de sleutelspelers in de decentrale politiek hebben vaak meerdere petten op: ze zijn naast decentrale wetgever en beleidsmaker ook een verkopende partij. Deze rollen komen vaak op de schouders terecht van één lokale wethouder, die de zegen moet hebben van een handjevol raadsleden, maar ook onderdeel is van een nationaal spel waarin handelsbelangen en –akkoorden een rol spelen. Een lokale wethouder is vrijwel geen partij in dit internationale spel, waarbij de overheid zaken doet met goed geoliede multinationals. Tegelijkertijd zie je vooral vanuit de enorme zorgen rond klimaatverandering dat de weerstand en wantrouwen tegen multinationals toeneemt, die zich nergens aan lijken te houden.
Twistpunten
Economisch gezien zijn er belangrijke twistpunten. Een bekend argument om een datacenter aan te trekken, is dat het goed zou zijn voor de (lokale) werkgelegenheid. De Dutch Datacenter Association onderstreept graag dat met de komst van een datacenter veel banen gemoeid zijn. Zo zouden in 2019 zo’n 12.800 banen zijn ingevuld bij datacentra. Naar schatting zal dit doorgroeien naar 16.800 banen in 2024. Die cijfers verdienen echter nuancering. Want veel van de centra worden beheerd door buitenlandse spelers. De beschikbare banen worden dan ook veelal door expats ingevuld. De functies die voor de Nederlandse markt beschikbaar komen, betreffen veelal banen in administratie of bewaking. Daarbij komt dat de kans groot is dat we voor de bouw en het functioneren van een center afhankelijk zijn van arbeidsmigranten. De Nederlandse arbeidsmarkt is immers net zo overspannen als de woningmarkt. En wanneer je de het aantal banen per vierkante meter van een datacenter met een willekeurig bedrijventerrein vergelijkt, kan de werkgelegenheid wel eens flink tegenvallen.
Maar dat is niet alleen waar het om draait: de immer groeiende digitalisering van onze economie zorgt dat er een groeiende behoefte is aan dataopslag. Simpel gezegd: we kunnen niet onbeperkt online zijn zonder de daarbij horende data-infrastructuur te willen bouwen.
Energieverbruik
Rondom energiegebruik barst het van de onduidelijkheid en open eindjes. Er zijn minstens twee belangrijke pijnpunten. Ten eerste zien we de ambitie van grote techspelers om datacenters zoveel mogelijk op groene stroom te laten draaien. Dit heeft tot gevolg dat het een groot beslag legt op soms zelfs de volledig voorradige hoeveelheid groene energie in de regio van het datacenter.
De bruikbaarheid van de restwarmte is vaak allerminst zeker.
Een tweede punt betreft de bruikbaarheid van vrijkomende restwarmte. Waar die graag gezien wordt als een duurzame kans, die ten goede kan komen aan bijvoorbeeld de warmte voorziening in de betreffende gemeente, wijst nader onderzoek uit dat de bruikbaarheid van de restwarmte vaak allerminst zeker is.1
Genuanceerd belichten
In de verslaglegging rondom de bouw van datacenters zien we ook een journalistieke uitdaging. De complexe belangen maken het niet altijd even makkelijk om hier in vaak te weinig woorden uitputtend verslag van te doen. Het belichten van de boze burger die zich niet gehoord voelt en geconfronteerd wordt met een lelijke doos in zijn achtertuin is niet afdoende. Evenmin is het afdoende hierover enkel de verantwoordelijk wethouder de maat te nemen die kavels wil uitgeven, of parttime raadsleden voor wie dit allemaal te complex zou zijn. Juist door het genuanceerd belichten van de diverse facetten kunnen we het debat verdiepen en verbreden.
Lelijk
Dat is ook nodig voor het ontwikkelen van een langetermijnperspectief, zeker ook op het gebied van landschapsarchitectuur. Een datacenter wordt vaak weggezet als een zielloze lelijke grijze doos. Maar dat hoeft helemaal niet. Hier is een rol weggelegd voor (landschaps)architecten en stedenbouwers, waarbij creativiteit en innovatie hand in hand kunnen gaan. Een datacenter kan dan wat toevoegen, in plaats van afbreuk doen aan een landschap. Goede voorbeelden zijn de eisen die vanuit Greenport Venlo en bedrijvenpark A1 Deventer worden gesteld aan het benutten van platte daken, vergroening en oog voor het landschap, met water en groenelementen om de gebouwen heen.
Door de complexe vraagstukken en uiteenlopende en grote economische belangen is het niet eenvoudig door de bomen het bos te zien, en feiten in plaats van emoties de boventoon laten voeren. Het zou helpen wanneer de maatschappelijke discussie meer nuance kreeg, de regie rondom de bouw van datacenters centraler genomen zou worden en de technologische mogelijkheden duidelijker zichtbaar zouden zijn.
Centrale regie
Een betere vraag die je kan stellen: in hoeverre zijn de belangen zo ontzettend tegengesteld als ze momenteel lijken? Vrijwel alle betrokken stakeholders lijken gebaat bij een gezonde digitale infrastructuur, een slimme en maatschappelijk acceptabele inbedding van die infrastructuur in de fysieke leefomgeving en innovatieve en creatieve oplossingen die van datacenters de architectonisch verantwoorde motor maken van de slimme stad van de toekomst. Hiervoor helpt het dat er een duidelijker en centraler beleid is ten aanzien van onze digitale infrastructuur. Het nieuwe kabinet lijkt hier meer regie te nemen, blijkt uit het regeerakkoord en wil de komende tijd landelijke normen stellen voor de bouw van grote datacenters.
Ons landschap schreeuwt om meer ‘out of the box’ oplossingen. Kunnen datacenters niet wat verdiept worden aangelegd?
Die centralere regierol vanuit de overheid is een wenselijke ontwikkeling. We willen immers veel bouwen en genieten op dat hele kleine stukje aarde. Dit kan niet zonder heldere kaders en keuzes. Daarbij willen we echter wel benadrukken dat de economische, ruimtelijke maar zeker ook sociale en culturele implicaties van de komst van datacentra evenveel gewicht krijgen, maar daarbij moet vooral ook gekeken worden naar de innovatieve mogelijkheden bij de bouw van datacenters, Nederland staat internationaal bekend om haar architectonische en stedenbouwkundige kracht. Ons landschap schreeuwt om deze kunde en meer ‘out of the box’ oplossingen. Kunnen datacenters niet wat verdiept worden aangelegd? Kunnen ze, zoals je ziet bij gebouwen in duingebieden, niet meer onderdeel worden van het landschap, in plaats van het landschap ontwrichten? Kunnen we niet duidelijker maken welke andere bedrijven in de omgeving profijt hebben van deze voorziening?
Verantwoorder datagebruik
Het zou bijvoorbeeld helpen feitelijk inzichtelijk te maken wat wel en niet kan met restwarmte, ontdaan van de politieke lading die dit onderwerp nu vaak heeft. Het zou ook helpen wanneer in het ontwerpen van de slimme stad van de toekomst, de burger nadrukkelijker betrokken wordt bij de manier waarop datacenters worden ontwikkeld. Dat gaat verder dan een inspraakavond waar mondige burgers op af komen. Een manier om daadwerkelijk wederzijdse belangen te behartigen zou zijn: de burger als co-designer aan de ontwerptafel toe te laten, en diens stem uitermate serieus nemen.
Tenslotte kunnen we in Nederland het voortouw nemen bij verantwoorder datagebruik. Dit lost aan de bron veel op. Van alle opgeslagen data wordt naar schatting slechts 5% actief gebruik, veel oude e-mails en smartphonefoto’s leiden een slapend bestaan en komen nooit meer uit de digitale archieven. Voor bedrijfsdata geldt dat ruim de helft het label ‘dark data’ krijgt, dat wil zeggen, niet gebruikt kan worden om informatie te genereren.
1 Berenschot. (2020, 24 september). Kansen voor restwarmte uit datacenters in de energietransitie in Hollands Kroon – Gemeente Hollands Kroon en Ontwikkelingsbedrijf Noord-Holland Noord, eindrapport. Berenschot (Analyse restwarmte uit datacenters, Eindrapport, 24sep20.pdf).
Bart Wernaart is lector Moral Design Strategy bij Fontys Hogescholen
Daniëlle Arets is lector Journalistiek en Verantwoorde Innovatie bij Fontys Hogescholen
Cees-Jan Pen is lector de Ondernemende Regio bij Fontys Hogescholen
Gerard Schouten is lector AI & Big Data bij Fontys Hogescholen.