Bij het aanpakken van maatschappelijke problemen komt steeds vaker datagedreven werken om de hoek kijken. Maar échte meerwaarde vindt pas plaats op het moment overheden, bedrijfsleven en de wetenschap de samenwerking opzoeken. "Als je besluit op deze manier samen te werken zul je zien dat grenzen vervagen en dat mensen met elkaar een band opbouwen."
Beeld: Andreas Lischka / Pixabay
Overheden kijken steeds vaker naar de data bij de aanpak van maatschappelijke problemen, zoals ondermijnende criminaliteit. De mogelijkheden van deze datagedreven aanpak zijn de laatste jaren enorm gegroeid en er wordt dan ook volop geëxperimenteerd met data en algoritmes. Met de komst van de Nationale Data Agenda eind maart staat de ambitie om datagedreven te werken hoog op de publieke agenda. Om echter optimaal de kansen te benutten is het als overheid cruciaal om over de juiste data te beschikken en daarbij verder te kijken dan de eigen organisatie. Door in een ‘triple helix’-aanpak de samenwerking op te zoeken met het bedrijfsleven en de wetenschap, kunnen overheden problemen nog beter aanpakken en zo gezamenlijk maatschappelijke waarde creëren.
Gezamenlijke aanpak
De Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) is als toezichthouder onder meer belast met de opsporing van sociale mistanden, zoals arbeidsuitbuiting en mensenhandel. Door een datagedreven aanpak en de samenwerking te zoeken met ABN AMRO en de Universiteit van Amsterdam (UvA) is de Inspectie SZW nog beter in staat deze problemen aan te pakken. Het opzetten van een dergelijke samenwerking is geen sinecure, maar juist in de samenwerking liggen de kansen.
Een belangrijke succesfactor is dat de samenwerkende partijen samen identificeren welke gemeenschappelijke doelen en belangen er zijn. Mensenhandel of sociaal economische misdaad – zoals in deze casus – is allereerst een maatschappelijk probleem waarbij sprake kan zijn van ernstige mensenrechtenschendingen. Bovendien leiden dergelijk misstanden tot valse concurrentie en daarmee tot de verzwakking van de economische waardeketen. Dat is niet in het belang van de meeste cliënten van de bank. Dergelijk misstanden ondermijnen bovendien het vertrouwen in het stelsel en leveren imagoschade op voor publieke en private partijen. Voor de overheid omdat ze niet altijd even effectief vanuit inzicht opereert en voor de private sector – en zeker financiële instellingen – omdat ze vaak onbedoeld en zonder dat ze het weten misstanden faciliteren. Het is in dit geval evident dat het in ons gezamenlijk belang is om problemen van deze aard te monitoren en, daar waar nodig, op te lossen.
Opzetten leercirkel
Vervolgens gaat het erom dat je samen inzichtelijk hebt wie welke rol heeft, wat de aard van de databronnen en informatie is en hoe je het beste in de keten kunt samenwerken. Het is zaak daarbij ook rekening te houden met juridische en organisatorische dilemma’s. Zo heeft de Inspectie SZW aan de voorkant voornamelijk kennis ingebracht zonder dat privacygevoelige informatie is uitgewisseld. ABN AMRO heeft deze kennis verrijkt en dat heeft (tot nu toe) geleid tot 26 indicatoren van grove misstanden. Deze heeft de bank omgezet naar zoektaal in data waarna de resultaten – na filtering van valse positieven – op gerond van de Wet ter voorkoming van witwassen en financiering van terrorisme (Wwft) aan de Financial Intelligence Unit (FIU) is gemeld. Het FIU is een zelfstandig orgaan dat de transacties beoordeelt en deze – als de transactie daadwerkelijk verdacht is – aan de Inspectie SZW kan melden. De concrete signalen worden door ons beoordeeld en de kennis over bruikbaarheid of het resultaat kunnen dan (op een bepaald abstractieniveau en zonder privacygevoelige informatie) worden teruggegeven zodat de leercirkel compleet is.
In een proces als deze is geduld – voor het vinden van de juiste weg -, het ontwikkelen van een gemeenschappelijke taal en het bouwen aan vertrouwen erg belangrijk. Alle partijen hebben te maken met procesdilemma’s die zich vaak verhouden tot de interne organisaties. Het lijkt daarom beter om dergelijke initiatieven als een proces – tussen bestaande regels en structuren door – aan te pakken in plaats van binnen bestaande kaders, vanuit de huidige werkelijkheid – met harde deadlines die vaak niet aansluiten bij de realiteit waarbij de dagdagelijkse gang van zaken ook door moet gaan. Regelruimte om (permanent) te innoveren moet idealiter in een deel van de totale capaciteit zijn voorzien.
Transparantie
Als je besluit op deze manier samen te werken zul je zien dat grenzen vervagen en dat mensen met elkaar een band opbouwen. Het informele karakter van een dergelijk samenwerkingsverband maakt dat de formele (bestuurlijke) grenzen wat naar de achtergrond worden geschoven. Daardoor zou het beeld kunnen ontstaan dat partijen hun onafhankelijkheid verliezen. Dat is in dit project geenszins het geval. Wel moeten integriteitsregels inzake juridische kwesties en rollen goed in de gaten worden gehouden en vraagstukken moeten bespreekbaar zijn en blijven.
Ook transparantie over het proces en de samenwerking is van groot belang, zodat daardoor (mede) de maatschappelijke dialoog over wat we aan het doen zijn kan worden gevoerd. Dat wil niet zeggen dat de samenwerking dan ook koel of afstandelijk hoeft te verlopen (integendeel, want dat werkt simpelweg niet tussen mensen), maar wel dat de verwachtingen in waar je wel of niet kunt ondersteunen helder zijn. Verder is het belang dat aan de voorkant strategisch wordt nagedacht over communicatieagenda’s en scenario’s voor de manier waarop ruchtbaarheid wordt gegeven aan het project en vragen die worden beantwoord. Als je dit in de gaten houdt is innoveren in publiek private samenwerkingsverbanden een feest en kunnen we écht stappen zetten naar een datagedreven overheid!
Steef de Vries is strategisch adviseur bij de Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid; Christian Verhagen is senior consultant Data & Analytics bij Verdonck, Klooster & Associates