Overheid in transitie
Blog

De agile overheid

Zouden we met Agile de maatschappelijke problemen van digitale- en informatietechnologie beter aan kunnen?

Grote kans dat u nu denkt: weer een opiniestuk over IT-projecten bij de overheid. Want de term ‘agile’ veroorzaakt vaak die reactie.

Maar die directe associatie met IT doet geen recht aan de agile-methodiek. Agile is een werkwijze, voortgekomen uit de ‘theory of constraints’, ontwikkeld in de jaren tachtig voor industriële processen. De essentie: bij complexe processen zijn er altijd knelpunten te vinden en daarom is er continue aanleiding voor verbeteringen. Wat vandaag voldoet, is morgen alweer achterhaald door allerlei ontwikkelingen. De agile werkwijze wordt vandaag de dag vrijwel overal gehanteerd voor besturing van online IT diensten, zeg maar, de cloud, vandaar de associatie.

Ik ben van oordeel dat wij het agile paradigma ook als uitgangspunt moeten gaan nemen bij het oplossen van de maatschappelijke problemen die het gevolg zijn van digitale ontwikkelingen. Daarvoor maken we nu op de ‘klassieke’ manier beleid en wetgeving. Jan van Ginkel, loco-provinciesecretaris en concerndirecteur van de provincie Zuid-Holland, en Paul Strijp, adviseur nieuwe technologie en data/organisatiestrategie bij de provincie Noord-Holland, schetsen in iBestuur van 27 augustus 2020 in hun opiniestuk ‘Van beleids- naar datacyclus’ het beeld van de tragische beleidscyclus. Ik vat de kern van hun kritiek als volgt samen: de cycli zijn (te) lang en beleid is vaak gebaseerd op persoonlijke waarden, opvattingen, verlangens of wereldbeelden die niet altijd passen bij de realiteit en het huidige tijdsbeeld. Ik wil daaraan toevoegen dat dit zeker geldt voor de digitale wereld. Want abstractieniveau, complexiteit en het tempo van ontwikkelingen liggen daar zo hoog dat politiek en overheid het niet kunnen bijbenen. De inkt van de handtekening waarmee nieuw beleid wordt bekrachtigd is nog niet droog of er dient zich alweer een nieuw vraagstuk of probleem aan. De knuffelbare startup of mkb-ondernemer van vandaag ontwikkelt zich soms razendsnel in een bedrijf met ontwrichtende impact op de arbeidsmarkt, veiligheid met zelfs gevolgen voor internationale verhoudingen of de democratie. Ga er maar aanstaan, als overheid.

De standaardreactie is om na politieke ophef over zo’n zorg, risico of ongewenst fenomeen, beleid of een wet te gaan maken. Dat is een langzaam proces en zodra het afgerond is, heeft de realiteit dat proces alweer ingehaald. Als voorbeeld noem ik de nieuwe wet Computercriminaliteit III die nog nog maar net is ingevoerd, maar nu wil de minister van Justitie weer andere bevoegdheden voor bestrijden van nieuwe vormen van cybercrime. De WOZT (Wet ongewenste zeggenschap telecommunicatie) is nog maar net in werking getreden en nu al zijn er nieuwe wensen voor het inperken van buitenlandse digitale invloed.

Bovendien hanteren elk van die beleidsagenda’s en wetten een eigen model dat past bij het probleem en dat is op zich al verdacht omdat het aangrijpingspunt steeds dezelfde bedrijven en actoren betreft. Voor de ene wet is een bedrijf een telecomaanbieder, voor de andere wet een facilitator van cybercrime en gaat het om schendingen van copyright of andere ongewenste uitingen, dan zijn het uitgevers. Bij e-commerce zijn het retailers of platforms en voor de inlichtingendiensten zijn het informatiebronnen. Vanuit het perspectief van de privacywet zijn het weer gegevensverwerkers. Zo creëren we in hoog tempo regels en definities die ons vervolgens in de weg blijken te zitten bij de uitvoering van ander beleid.

Bij projecten voor het verbeteren van de digitale weerbaarheid ervaar ik zelf de onbedoelde neveneffecten van wetgeving die delen van informatie door de overheid onmogelijk maakt.

Het kan en moet daarom anders. In deze tijd van grote en snelle veranderingen moeten we naar kortere cycli: die van een agile overheid. Al in 2014 stelden Jeroen Recourt en Astrid Oosenbrug, destijds Tweede-Kamerleden voor PvdA, voor om daartoe een kaderwet te maken, geworteld in een enkel generiek model van data en de digitale wereld. Een van de achterliggende gedachten was de wens om sneller passende oplossingen voor problemen te kunnen ontwikkelen. Helaas konden Recourt en Oosenbrug hun collega-politici destijds niet overtuigen van die aanpak.

Maar ondanks de afwezigheid van zo’n kaderwet zie ik toch lichtpuntjes bij dossiers waar een praktische aanpak als vertrekpunt is gekozen, en waar overheid en bedrijven elkaar niet als natuurlijke tegenstanders zien maar zijn gaan samenwerken. Dat is op zich al een opmerkelijk fenomeen: handhaving en beleidsvorming in een privaat-publieke setting. Een van die onderwerpen is de bestrijding van beeldmateriaal van online seksueel kindermisbruik. Wetgeving die dat verbiedt hebben we al lang, maar justitie heeft die nooit effectief kunnen handhaven. Justitie en de digitale sector hebben in de afgelopen twee jaar een aanpak bedacht die erg goed blijkt te werken. Als je dat traject van enige afstand bekijkt, zie je ontwikkeling van meerdere faciliteiten en instrumenten die stapsgewijs werden verbeterd en bijgestuurd op basis van het voortschrijdend inzicht. Kortom, een agile aanpak. Wat daarin ook opvalt is dat de juridische instrumenten als laatste worden uitgewerkt, in de vorm van ondersteunende wetgeving en toezicht, in plaats van als gebruikelijk vertrekpunt.

De klassieke aanpak van grootse, meeslepende en langdurige trajecten van beleid en wetgeving moet plaats gaan maken voor een snellere, agile, bottom-up aanpak. Praktische oplossingen komen daarin eerst, beleid ontstaat en rijpt door samenwerking en ervaring, wetgeving wordt een middel om de doelstellingen en het continu bijsturen mogelijk te maken. Ik ben ervan overtuigd dat we met zo’n agile aanpak de maatschappelijke problemen van digitale- en informatietechnologie veel beter te lijf kunnen gaan.

Michiel Steltman is directeur van Stichting Digitale Infrastructuur Nederland

Plaats een reactie

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.
Registreren