Overheden zijn druk bezig met het implementeren van de BGT. Goed, want de deadline van 1 januari 2016 nadert. Toch moeten we niet schromen om vooruit te kijken.
Overheden zijn druk bezig met het implementeren van de Basisregistratie Grootschalige Topografie (BGT). Dat is ook goed, want de deadline van 1 januari 2016 nadert snel. Het is dan ook logisch dat de focus nu ligt op de implementatie van de BGT. Toch moeten we niet schromen om alvast vooruit te kijken.
De BGT is maar een middel. Waar het écht om gaat is dat we slimmer omgaan met de gegevens over de kwaliteit van onze fysieke infrastructuur, zoals bruggen, wegen, gebouwen, kanalen en dijken. Door de decentralisaties in het sociaal domein kan bij gemeenten de focus meer gaan liggen bij sociale- dan bij ruimtelijke vraagstukken. En dan wordt het de afweging: publiek geld naar bruggen of wegen, of naar zorg, jeugd en werk. Een ontwikkeling die kan leiden tot achteruitgang van de fysieke infrastructuur, die tegelijkertijd zo belang is voor onze welvaart.
Waar ligt de prioriteit?
Gaat het geld naar de mensen of gaat het naar de stenen? In dat opzicht zal een gemeentebestuurder, met het thema ruimte in zijn portefeuille, in staat moeten zijn om het belang ervan aan te kunnen geven. Net zoals zijn collega met de portefeuille zorg of jeugd dat doet. In dat kader is het belangrijk om te weten wat de toestand is van het fysieke domein (bruggen, wegen, waterkeringen, rioleringen). Ideaal daarbij is dat je de gegevens daarover digitaal en actueel hebt en dat je op basis daarvan vooruit kunt kijken naar wat volgend jaar of over twee, drie of vijf jaar nodig is. Dat je niet in de situatie komt dat je in 2017 in je budget geen geld meer hebt omdat het naar de zorg gaat. In dat geval zal je in 2018 de rekening drie keer dubbel krijgen. Als je geen onderhoud doet, dan stort die kademuur in en dan kost het uiteindelijk drie keer zoveel.
‘Hersenkraker’
Als we het hebben over geo en de BGT, is afgesproken om gezamenlijk digitale gegevens bij te houden. Voor ons als Geonovum was dat best nog een ‘hersenkraker’. Het betekende niet alleen dat we het gezamenlijk eens moesten worden dat alle objecten op dezelfde wijze werden gedefinieerd, maar ook dat we snapten dat de BGT niets meer of minder was dan een basismodel. Uiteindelijk gaat het erom dat je de gegevens zodanig hebt dat je ook je werk er mee kan doen, werk dat veel over beheer openbare ruimte (BOR) gaat. De hersenkraker was of we samen met alle partijen in staat zouden zijn een informatiemodel te maken dat voldoet aan de wettelijke eisen, maar uit te breiden is en daardoor toekomstgericht is. Modellen die benut kunnen worden om de gegevens over beheer van de openbare ruimte toe te voegen bijvoorbeeld, zoals IMBOR (InformatieModel Beheer Openbare Ruimte) en mappings waardoor ook de toestand van objecten is toe te voegen, zoals de Conditiemeting infrastructuur (NEN 2767-4).
In mijn ogen zijn we geslaagd in het oplossen van die hersenkraker, maar de praktijk moet dat natuurlijk uitwijzen. Ook andere toepassingen, denk aan verkeersveiligheid, vergunningverlening en gebruik in het sociale domein, zullen vragen om uitbreidingen op de BGT.
Uitdaging voor de BGT
Nederland staat er om bekend dat wij onze infrastructuur goed voor elkaar hebben, maar de vraag is voor hoelang nog. Er ligt een serieuze uitdaging. Om de waarde uit de BGT te halen, ligt er voor iedereen die zich met de BGT bemoeit, de uitdaging dat hij of zij uitbreidingen zoals IMGeo (InformatieModel Geografie) of IMBOR, kan ondersteunen. Als we niet vooruitkijken, dan realiseren we ons de businesscase van de BGT niet. Dan hebben we wél geld gestopt in al die data, wat ook goed is, maar dan krijgen we níet de revenuen. Dat is volgens mij de uitdaging waar de BGT voor staat.
Rob van de Velde is een van de sprekers tijdens het BGT Congres, dat op donderdag 11 juni in ’s-Hertogenbosch wordt gehouden.