Voor de zomer zal er overeenstemming moeten zijn over de uitgangspunten voor een financieel arrangement voor de digitale overheid.
Het gaat als een strovuur door Den Haag. Als je wat voor elkaar wilt krijgen moet je nu aan de slag. Dan moet je nu van je laten horen. De verlanglijstjes worden opgesteld, het benodigde geld en urgentie dik onderstreept. Verkiezingsprogramma’s en ambtelijke notities preluderen op de inzet, op de keuzes die gemaakt moeten worden.
Voor de digitalisering van de overheid, voor de ondersteuning van de kansrijke digitalisering en technologische vernieuwing van onze economie zal in de buidel moeten worden getast. Ook voor cyberveiligheid. En overal is de gedachte dat de kost voor de baat uitgaat. Ja, er is nu geld nodig, maar op den duur (en die duur is niet zo lang) levert die extra financiële inzet een sterkere competitieve Nederlandse economie op, en een overheid die beter de maatschappelijke problemen kan aanpakken met lagere bedrijfskosten.
De voorzitter van The Hague Cyber security Delta wakkert dat vuur nog wat aan, door te pleiten voor meer inzet van de overheid om de cyberveiligheid te borgen. En de FME, die de vorming van een ministerieel topteam digitalisering in een nieuw kabinet (waarom nu niet?) nodig vindt. Met een transitieminister. Dat lijkt wel iets op door mij bepleite minister voor de informatievoorziening (gekoppeld aan één van de bestaande beleidsterreinen), maar dan met budgetten en bevoegdheden. Wie de krant openslaat ziet in één oogopslag dat digitalisering in de maatschappij razendsnel doorzet. Wie achterblijft verliest marktpositie en dat geldt ook voor de ondersteuning van de overheid op dat vlak. Denk aan Digipoort, die de Rotterdamse haven en Schiphol internationaal concurrerend maakt. Er kan geen twijfel zijn: voor beheer, doorontwikkeling en innovatie zal dus geld nodig zijn.
Het is mijn taak om het strovuur, in het belang van de maatschappelijke opdracht van de overheid, nog wat aan te blazen. Maar dat heeft alleen effect als er een breed draagvlak voor gaat ontstaan. Daarom ben ik blij met de berichten vanuit de maatschappij. Vooreerst echter moet duidelijkheid zijn over wat op de korte termijn nodig is. Wat er aan maatschappelijke baten te winnen valt en welke reductie in de bedrijfskosten van de overheid te halen is. Voor de zomer zal, onder mijn leiding, in het Nationaal Beraad overeenstemming moeten zijn over de uitgangspunten voor een financieel arrangement voor de digitale overheid. En dat wordt aan het kabinet aangeboden. Dan weten we waar het over gaat (en kunnen we de indicatieve becijfering van mij op termijn vervangen door een meer stabiele) en hoe verantwoordelijkheden kunnen worden verdeeld over departementen, de verschillende medeoverheden en de uitvoeringsorganisaties. Vervolgens kan het kabinet besluiten over het daadwerkelijk budgetteren. Tegen die tijd zal het strovuur van financiële ‘claims’ wel tot wasdom zijn gekomen…..op weg naar de verkiezingen.