De discussie rond open data wordt gekenmerkt door extremen, zo bleek tijdens het Topoverleg de Informatie Overheid. De overheid is duidelijk nog zoekende naar hoe open data en big data te gebruiken.
‘Data is het nieuwe digitale goud, maar het laat zich niet gemakkelijk delven’, zei Constantijn van Oranje, kabinetslid Europese Commissie Digitale Agenda, in zijn videoboodschap ter opening van het debat, op 4 december in Delft. Zijn gelijk bleek al snel, want in de discussie kwamen veel mitsen en maren van datagebruik aan de orde. Er blijkt een opmerkelijke tegenstelling tussen een overheid die aan de ene kant zeer terughoudend is met het openstellen van data, maar aan de andere kant graag zelf alle beschikbare data gebruikt.
Valerie Frissen, hoogleraar ICT en Sociale Verandering aan de Erasmus Universiteit, sprak zelfs over ‘datafetisjisten’ op ‘bepaalde ministeries’, die van mening zijn dat ‘als de data er is, we deze net zo goed kunnen gebruiken’. ‘Het zou van bestuurlijk leiderschap getuigen als we de discussie openbreken en deze extremen proberen te doorbreken. Door op een andere manier te kijken naar privacy, dat nu louter gaat om het afschermen van gegevens. We zouden het veel meer vanuit transparantie moeten benaderen: aangeven welke data voor wie beschikbaar is, maar ook welke niet. Zoals het nu gaat zijn er geen checks & balances, is er geen toezicht.’
Big data verandert gedrag
Mark Vermeer, CIO van de gemeente Rotterdam, gooide het in zijn inleiding over een andere boeg. Volgens hem verandert de overvloed aan informatie het werk van de overheid, op een fundamentele manier. ‘Onze processen en ons gedrag stammen uit een tijd waarin informatie niet altijd beschikbaar was. De kernvraag is nu of we in staat zijn ons gedrag aan te passen aan de nieuwe situatie.’ Hij noemde als voorbeeld vuilcontainers met sensoren, die aangeven wanneer ze vol zijn. ‘De gemeente hoeft ze dan niet meer op een vast tijdstip te legen en dat verandert het hele proces van planning en routering van de vuilniswagens.’ Big data, het combineren van data uit verschillende bronnen, kan grote gevolgen hebben voor de overheid, zegt hij. Zo kan bijvoorbeeld statistische informatie uit overheidssystemen gecombineerd worden met data uit sociale media, om een beter beeld te krijgen wat er in een bepaalde wijk speelt. ‘Hierdoor kunnen we beter gebiedsgericht beleid maken.’ In Rotterdam wordt deze werkwijze gebruikt in het Nationaal Programma Rotterdam Zuid, waar informatie uit veel verschillende bronnen wordt gebruikt om de leefbaarheid te verbeteren.
Worstelen met open data
Tijdens het debat werd veel gesproken over open data. Korrie Louwes, wethouder in Rotterdam, zei het jammer te vinden dat veel toepassingen die nu op basis van open data van de overheid worden ontwikkeld ‘het niveau van een spelletje’ niet overstijgen. ‘Ik wacht op de toepassing waar onze inwoners echt op zitten te wachten, die echt effect heeft op hun dagelijks leven’. De meest zinvolle toepassingen ontstaan in haar ervaring als de overheid een gerichte vraag stelt en partners in de markt zoekt om hier samen een toepassing voor te ontwikkelen. Arjan El Fassed, directeur van de Open State Foundation, stelde het opvallend te vinden dat de ‘overheid nog steeds als zendende partij opereert. Als je echt vernieuwende oplossingen wilt, dan zul je data ter beschikking moeten stellen zodat de buitenwereld daarmee aan de slag kan’.
Diverse aanwezigen stelden dat er nu weinig echt maatschappelijk relevante toepassingen met open data worden gemaakt omdat de sectoren waar de echte vraagstukken spelen hun data gesloten houden: de zorg en het onderwijs. Terwijl juist daar behoefte is aan slimme toepassingen. Hoogleraar Frissen had aan het slot van het debat een advies aan het publiek in de zaal, bijna louter overheidsmedewerkers: ‘Als u op een zinvolle manier wilt meegaan in de ontwikkeling van open data, dan raad ik u aan om uit de kramp van de beheersingsreflex te komen. In deze processen kun je niet alles van tevoren afdekken. De kansen en uitdagingen komen gedurende het proces.’