Directeur van Open State Foundation: ‘Zie een Wob-verzoek als een compliment!’
Compleet zwartgelakte pagina’s in reactie op een Wob-verzoek? Belachelijk, vindt Serv Wiemers, directeur van de Open State Foundation (OSF). “Er is geen enkele reden waarom de burger niet zou mogen weten wat de overheid voor diezelfde burger doet. Dat is te bizar voor woorden.”
In Wiemers’ taalgebruik schemert de herkomst van de OSF door. De onafhankelijke stichting ontstond in 2012 uit een fusie van de stichting Het Nieuwe Stemmen, dat naar alternatieven voor het traditionele stemmen zocht, en Hack de overheid, een collectief dat deed wat haar naam zegt. “We noemen onszelf constructief-activistisch. We kaarten zaken op eigen initiatief aan en voeren een sterke lobby voor wat we willen bereiken. Tegelijkertijd denken we mee over hoe het beter kan en laten dat ook zien. We hebben zowel developers als politicologen in dienst. Dat is de kracht van onze club: we kunnen het allebei.”
Wat willen jullie precies bereiken?
“Een vitale democratie door een open overheid. En die laatste bereik je door informatie open te gooien, tenzij de privacy of het landsbelang in het geding is natuurlijk. Er zijn goede redenen voor om die openheid te willen. De democratie wordt er sterker door omdat er meer vertrouwen bij de burger ontstaat. Besluitvorming wordt beter als je er meer kennis en meningen bij betrekt. Je creëert een systeem van checks-and-balances, waarin burgers en journalisten de overheid kunnen controleren. Openheid heeft ook een economisch voordeel. De data van de overheid kunnen worden gebruikt voor economische doeleinden en voor een betere en efficiëntere maatschappij. En: een open overheid kán ook, dankzij de digitalisering.”
Onderzoek laat ook zien dat er juist meer wantrouwen kan ontstaan als de overheid alles opengooit.
“Het kan twee kanten uit. Burgers voelen het vaak als de overheid dingen verbergt, uiteindelijk komt dat toch uit. Dan is het vertrouwen mislukt, het wantrouwen groter. Anderzijds kan informatie geven ertoe leiden dat burgers alleen nog maar dieper gaan graven omdat ze denken: wat zit er nog meer achter. Landen als Noorwegen en Taiwan gooien álles open. Onderzoeken laten zien dat die totale openheid tot meer vertrouwen en stabiliteit leiden. Daarom moeten we niet één stap, maar minstens twee stappen richting openheid zetten. Er moet eigenlijk geen verschil zijn tussen overheid en burger. Ieder heeft weliswaar zijn eigen taak, maar er mag geen hek tussen staan. Dat is misschien een beetje utopisch, maar ik denk dat het kan.”
Hoe is het gesteld met de openheid van Nederland in vergelijking tot andere (Europese) landen?
“Beroerd. Een voorbeeld: lobbyisten voor de Europese Commissie moeten worden opgenomen in een register. Nederland doet dat niet en is daarvoor al meerdere malen op de vingers getikt door de Raad van Europa. Ander voorbeeld: bij ons is 80 procent van de Wob-verzoeken na 56 dagen nog niet afgehandeld. In Noorwegen is een Wob-verzoek binnen 5 dagen afgehandeld. Ook illustratief: in de internationale Right To Information-rating staat Nederland op een 73ste plaats. Op een aantal terreinen doen we het gewoon niet goed genoeg.”
Hoe komt dat?
“Hier geldt de wet van de remmende voorsprong. Nederland was een voorloper. Onze Wob dateert van eind jaren 70, begin jaren 80, toen er nog geen computers waren. Sindsdien is de wet niet of nauwelijks aangepast. Wat meespeelt, is onze typische politieke cultuur. Zo’n honderd jaar lang werd die gekenmerkt door verzuiling: de elites van de zuilen overlegden onderling en gunden elkaar dingen. Dat systeem maakte plaats voor het poldermodel, waarin werkgevers, werknemers en overheid hetzelfde deden. Beide modellen kwamen voort uit de beste bedoelingen en zorgden voor stabiliteit, prima. Maar de keerzijde was: ondoorzichtigheid. Inmiddels is Nederland een stap verder. Mensen passen niet meer in de hokjes van het poldermodel, we zijn lossere individuen met wisselende belangen geworden. In zo’n ‘geatomiseerde’ maatschappij past meer openheid.”
“Denk: hé, leuk, een burger die met ons wil meedenken, we hebben kennelijk een sexy onderwerp!”
Gaat de Wet Open Overheid (Woo), die nu door de Tweede Kamer is aangenomen, die brengen?
“Op zich betekent die een stap voorwaarts. Alleen was het eerste ontwerp progressiever dan wat de Kamer nu heeft aangenomen. In het oorspronkelijke voorstel zat een informatieregister, waarin de overheid informatie actief moest openbaar maken. Bovendien zat er een informatiecommissaris in. Die kon – als een soort ombudsman – Wob-zaken onderzoeken die te lang duren. Beide elementen zijn eruit gesloopt. Het wetsvoorstel lag voor de tweede termijn bij de Tweede Kamer toen het rapport over de Toeslagenaffaire verscheen. Gelukkig is de wet daardoor wel een béétje gerepareerd. Er komt een informatieregister op hoofdlijnen, PLOOI, en een adviescollege dat de afhandeling van Wob-verzoeken van professionals, vooral journalisten, kan onderzoeken. Daarin krijgen wij als OSF waarschijnlijk een rol. Wij werken bovendien aan een open register, waarin alle Wob-verzoeken en antwoorden worden bijgehouden.”
Dankzij de techniek kan er veel, maar vormt diezelfde techniek – de legacy aan systemen – niet ook een struikelblok voor meer openheid?
“Wij dringen er vaak op aan om systemen niet alleen intern, maar ook extern raadpleegbaar te maken. Dat is niet moeilijk, als je het maar wil. Een minivoorbeeld: op Our World in Data wordt dagelijks een overzicht gegeven van het aantal vaccinaties. Duitsland bijvoorbeeld publiceert een Excel-sheet met de aantallen per deelstaat. Nederland publiceerde alleen een tweet van Hugo de Jonge. Na aandringen van onder meer de OSF is dat nu verbeterd, maar het is natuurlijk amateuristisch geklungel. De Nederlands vaccinatiestrategie was ook slecht, dus het had wat te verbergen. Dan zie je dat de overheid gelijk in een kramp schiet.”
Wat belemmert de overheid nou het meeste om transparant te zijn?
“Je moet het vooral wíllen. Uiteindelijk is het toch eng als burgers met je meekijken. Ik ben zelf ook ambtenaar geweest en heb gezien hoe iedereen in paniek raakte als er een Wob-verzoek binnenkwam. Die mentaliteit moet je proberen te keren. Bestuurders en ambtenaren zitten er niet voor zichzelf, maar voor de gemeenschap. Daarom moet je open zijn, ook over beraadslagingen die aan besluitvorming voorafgaan. Denk: hé, leuk, een burger die met ons wil meedenken, we hebben kennelijk een sexy onderwerp! Ik zeg vaak: zie een Wob-verzoek als een compliment, niet als een bedreiging.”
‘Actieve openbaarmaking’
Actieve Openbaarmaking is een project van iBestuur en het Rijksprogramma Duurzaam Digitale Informatievoorziening. Op 11 december organiseerden we de Dag van de Actieve Openbaarmaking. Ook publiceerden we een digitaal magazine over Actieve Openbaarmaking met interviews, praktijkcases en een digitaal verslag van de debatten en presentaties van 11 december.
Hoewel ik als Wob-specialist dit als communicatie best een interessante gedachte vind, is de werkelijkheid dat een Wob-verzoek niet is bedoeld als compliment. Je doet dat niet als je graag informatie wilt of wilt meedenken over een leuk project, maar als je hebt gevraagd om informatie en die niet op een normale, informele manier hebt gekregen. Bovendien zijn Wob-verzoeken event-driven: er is (mogelijk) iets vervelends, waardoor je de informatie nodig hebt. Dat geldt ook voor de media.
Dat is precies een van de dingen die ik zo merkwaardig vindt, die gedachte dat er een verschil is tussen ‘informele vragen’ om documentaire informatie en WOB verzoeken, zoals Caroline Raat schrijft. De WOB is het enige instrument achter beiden, toch? Het is toch de WOB die het in beginsel mogelijk maakt dat we die vragen kunnen stellen, vormvrij etc., en het is toch diezelfde WOB die maakt dat we door kunnen vragen als we niet tijdig antwoord krijgen als burger? Het zou al een hoop schelen als overheden die mentale scheiding tussen ‘informele’ en ‘echte’ WOB verzoeken laten varen. Elke vraag om documentaire informatie is een verzoek als in de WOB. Een WOB verzoek is dan ook niet te zien als uitzondering, maar is feitelijk zo gewoon en alledaags als het 1400 nummer draaien voor niet documentaire informatie. Dat het anders wordt beleefd is precies het pijnpunt waar Serv Wiemers op wijst, en waar andere landen laten zien dat het echt anders kan. Dat de WOO zo’n bizar lang gevecht werd om het af te zwakken en zoveel mogelijk verplichtingen er uit te schrappen toont m.i. aan dat het na 40(!) jaar WOB nog steeds niet is geland dat een burgervraag naar documenten de normaalste zaak van de wereld is. Het langdurige gesteggel over de WOO onder het mom van uitvoerbaarheid en implementatiekosten wijst op precies hetzelfde probleem, want die uitvoerbaarheid en implementatiekosten hebben weinig met de WOO zelf van doen, en alles met de institutionele achterstand in attitude en informatiehuishouding m.b.t. openbaarheid. De (afgezwakte) verplichtingen in de WOO zijn m.i. een direct gevolg van bijna een halve eeuw krampachtig blijven doen over de informatieverzoeken die de WOB mogelijk maakt.