Nederland heeft een strategische positie op de internationale juridische markt. De oprichting van het Netherlands Commercial Court bewijst dat. Maar zíjn we wel zo internationaal?
Onlangs heeft de Tweede Kamer een wetsvoorstel aangenomen dat voorziet in de mogelijkheid om in het Engels te procederen bij de nieuw op te richten internationale handelskamers van Rechtbank en Gerechtshof Amsterdam.
Deze wet, tot stand gekomen op initiatief van de Rechtspraak, kan worden gezien als een belangrijke stap in het verstevigen van het ‘juridisch concurrentievermogen’ van Nederland. De Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid wees reeds in 2003 op het belang van dat juridisch concurrentievermogen voor onze internationale handelspositie.
Juist de oprichting van dit Netherlands Commercial Court (NCC) legt evenwel pijnlijk het ontbreken bloot van een onmisbare schakel in dat juridisch concurrentievermogen. Voordat ik daarop inga, schets ik eerst even kort de positie van ‘Nederland rechtenland’.
Hugo de Groot
Bij de meeste Nederlanders is Hugo de Groot vooral bekend vanwege zijn spectaculaire boekenkistontsnapping uit Slot Loevestein, maar buiten Nederland wordt ‘Grotius’ beschouwd als een briljant jurist die een ongekend grote invloed heeft gehad op de ontwikkeling van het moderne volkenrecht. En hij was zeker niet de laatste juridische innovator van Nederlandse bodem. Van de VOC als ’s werelds eerste naamloze vennootschap tot aan legaliseren van homohuwelijk, euthanasie en softdrugs: onze juridische noviteiten vinden al eeuwen wereldwijd navolging.
Het is in dat licht ook niet vreemd dat Den Haag zich heeft kunnen ontwikkelen tot de internationale hoofdstad van vrede en recht. Internationaal Gerechtshof, Joegoslavië-tribunaal, Internationaal Strafhof, Haagse Conferentie voor Internationaal Privaatrecht, Eurojust, Europol, Europees Patentbureau en tientallen NGO’s op het gebied van internationale juridische samenwerking: ze leveren een aardige bijdrage aan onze economie en schragen onze internationale geldingsdrang.
De derde component die onze juridische concurrentiepositie bepaalt is de mate van rechtsstatelijkheid en de kwaliteit van de rechtspraak. Ook daar scoren we goed. We staan op een stevige vijfde plaats in de wereldwijde Rule of Law Index.
Het NCC zou dus een belangrijk puzzelstukje kunnen zijn in het verder uitbouwen van onze strategische positie op de internationale juridische markt. Zeker als we in staat zouden zijn om met innovatieve wetgeving internationale leemtes op te vullen – met name op het gebied van technologie en grensoverschrijdende digitale dienstverlening – zouden private partijen ertoe verleid kunnen worden om hun onderlinge betrekkingen te laten regeren door Nederlands recht, met de mogelijkheid om geschillen te laten beslechten door een Nederlandse rechter. In de Engelse taal, onder Nederlands procesrecht. Want, om dat nog even te benadrukken, het NCC zal rechtspreken op basis van het Nederlandse Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
Maar stel nu eens dat u als internationaal opererend bedrijf partij bent in een geschil, zou u dat geschil willen laten behandelen door een rechtbank in een ander land, terwijl u de taal waarin het geldende procesrecht is vastgelegd niet machtig bent? Want al zal het procesreglement van het NCC in Nederlandse en Engelse versie gelijkelijk authentiek zijn, het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, dat is alleen maar in het Nederlands beschikbaar. En dat geldt ook voor alle andere Nederlandse wetgeving die mogelijk een rol speelt in het conflict.
Onduidelijkheden
Nu zult u in een dergelijke situatie natuurlijk een internationaal advocatenkantoor inschakelen, maar ook dan liggen allerlei interpretatiekwesties en taalkundige misverstanden op de loer. Want in ingewikkelde zaken met grote belangen mogen partijen – en vooral hun advocaten – graag steggelen over procedurele details. En als rechter wil je niet dat rechtszekerheid en rechtseenheid in gevaar komen omdat er onduidelijkheden zijn over de wijze waarop ons Nederlandse recht in het Engels moet worden vertaald.
‘Juridisch Engels’ is namelijk een ingewikkeld fenomeen, want de betekenis van een term is sterk afhankelijk van de context waarin het wordt gebezigd. Eén Engelse term kan verschillende betekenissen hebben in het recht van de Europese Unie, voor het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, in common law-landen zoals het Verenigd Koninkrijk of als lingua franca in landen met een continentaal rechtsstelsel (zoals Nederland).
Niet alleen voor de toekomstige werkzaamheden van het NCC, maar ook voor de versteviging van de juridische concurrentiepositie van Nederland is het daarom van essentieel belang om de Nederlandse wetgeving toegankelijk te maken in het Engels. Weliswaar zal de Nederlandse versie juridisch leidend blijven, er ontstaat dan in ieder geval een eenduidig referentiekader voor iedereen die in het Engels communiceert of procedeert.
Estland
Andere landen hebben het belang van vertaalde wetgeving allang onderkend. Estland is bekend als het digitaal voorlijkste land van Europa. Zo kunnen buitenlanders e-citizen van Estland worden en daarmee gebruikmaken van alle digitale overheidsdiensten, bijvoorbeeld voor het oprichten van een bedrijf onder Ests recht. Maar omdat je natuurlijk wel moet weten hoe dat Estse recht eruit ziet, biedt Estland de volledige wetgeving in het Engels aan. Estland is niet het enige land dat heeft ingezien dat op z’n minst de meest essentiële wetgeving in vertaling beschikbaar moet zijn. Ook in Litouwen zijn wetten en parlementaire resoluties, inclusief die van de Baltische Assemblee, allemaal in het Engels beschikbaar. In IJsland is vrijwel de hele wetgeving vertaald en in Finland zijn ruim 600 wetten gepubliceerd in het Engels en een beperkt aantal ook in het Duits, Frans, Spaans en Russisch.
Oostenrijk, Duitsland, Slovenië, Wit-Rusland, Armenië: allemaal landen met meer dan 100 wetten vertaald naar het Engels. Zelfs het taalarrogante Frankrijk heeft sinds kort ruim 50 wetten beschikbaar in het Engels. Ook buiten Europa zijn er vele landen die het belang van vertaalde wetgeving hebben ingezien. Zo heeft Japan, een van de pioniers op dit gebied, honderden wetten vertaald.
Weggestopt
En de stand van zaken in Nederland? Tja … ver weggestopt op Rijksoverheid.nl is een Engelse vertaling van de Grondwet te vinden, maar de laatste wijziging is daar niet eens in verwerkt. Verder zijn er wat wetten te vinden op websites van universiteiten, burgers en overheidsorganisaties, maar een buitenlander die niet weet waar hij moet zoeken, zal ze niet vinden.
Nu hoeven we niet in één keer de complete wetgeving in het Engels op internet te plaatsen. Klein beginnen misschien, dat biedt ruimte voor leren en experimenteren. Zo zijn de websites in Frankrijk, Finland en Duitsland gewoon begonnen met het verzamelen van beschikbare vertalingen, met vermelding van herkomst: officiële vertalingen, vertalingen van andere overheidsinstellingen of van derden. Zo’n startcollectie kan vervolgens geleidelijk worden uitgebreid. Omdat Nederland behalve rechtenland ook kennisland wil zijn, zouden we daarbij serieus moeten onderzoeken in hoeverre innovatieve technologie (‘Artificial Intelligence’, zo u wilt) dat vertaalproces sneller, beter, efficiënter en vooral goedkoper kan maken. Ook daarbij hoeven we niet zelf het wiel uit te vinden.
Nederland is een klein landje dat groot is geworden door midden in de wereld te staan. Die ambitie hebben we nog steeds, maar daarbij hebben we soms moeite de juiste balans te vinden. Het academisch onderwijs verengelst meer dan nodig en gezond is en we leggen onze buitenlandse gasten in de watten door tegenwoordig op het station ook in het Engels mee te delen dat de trein die aan het perron staat niet is bedoeld om in te stappen en dat de trein die er niet staat, voorlopig ook niet komen gaat. Maar onze wetgeving, het fundament van onze rechtsstaat? Voor mensen die de Nederlandse taal niet machtig zijn is dat een ondoordringbaar bastion.
Daarmee begaan we een strategische vergissing. De Nederlandse wet is een van de belangrijkste assets die wij hebben. Als handelsland en als ambitieuze speler in de internationale juridische arena.
Marc van Opijnen is adviseur rechtsinformatica bij het Kennis- en exploitatiecentrum Officiële Overheidspublicaties (BZK/UBR/KOOP)