Blog

Geloven of twijfelen?

Wat is in de kern het idee van de Omgevingswet? Vertrouwen! Maar waarop baseren mensen vertrouwen eigenlijk?

Wat is in de kern het idee van de Omgevingswet? Als ik het in één woord moet zeggen: vertrouwen. Is vertrouwen goed? Of is – zoals Stalin geloofde – wantrouwen beter? Waarop baseren mensen vertrouwen? Het is een vraag die me bezighoudt door de fase waarin we zitten met de implementatie van de wet.

Van de zomer las ik de bestseller van Rutger Bregman ‘De meeste mensen deugen’. Het vierde hoofdstuk – Een nieuw realisme – gaat over vertrouwen. Bregman zet daarin de benadering van de filosoof en wiskundige Bertrand Russell tegenover die van filosoof William James. Voor Russel zijn feiten het belangrijkst, hij redeneert dat je je moet je nooit laten leiden door wat je graag wilt geloven. Je moet kritisch zijn. Voor James geeft juist de wil om te geloven – engagement – de beste kansen op het goede. Bedenk hoe kritische vragen en wantrouwen de dood in de pot zijn voor vriendschap en de liefde. Wantrouwen in een relatie wordt een self fullfilling prophecy. Duizend keer is onderzocht en bewezen dat van gunstige verwachtingen een positief effect uitgaat. Leerlingen van wie docenten denken dat ze getalenteerd zijn, presteren feitelijk beter. Kortom, dat wishfull thinking is zo gek nog niet.

In overheidsorganisaties kom je allebei de menstypen tegen. Degenen met een levenshouding van voortdurend twijfelen. Altijd op zoek naar feiten om te onderbouwen dat hun vertrouwen een stevige basis heeft. Waar ze gaan, zie je SMART-geformuleerde doelen, voortgangsmonitors en kritische kanttekeningen. Aan de andere kant van het spectrum staan de believers. Mensen die energie krijgen van een wenkend perspectief voor de toekomst, ontvankelijk voor de wervende kracht van een goed verhaal. Meestal ben je trouwens niet het één of het ander, zelf beweeg ik meestal een eindje uit het midden, aan de kant van de verhaal gedreven persoonlijkheden.

In de community rond de Omgevingswet signaleer ik dat het humeur opschuift. Aanvankelijk was de mainstream gegrepen door het idee van de wet. Minder regels, meer eenvoud en mogelijkheden voor bestuurders. Opgaven in samenhang oppakken en zo oplossingsruimte groter maken. Iedereen kent voorbeelden van gewenste initiatieven die stuklopen op een deelbelang. Of van opgaven die eenzijdig vanuit één sectorale blik zijn aangepakt. Of van initiatiefnemers die van het kastje naar de muur moeten. De noodzaak van anders werken, als één overheid en met één digitaal stelsel staan buiten kijf. Maar intussen schuiven de panelen. De verwachte (financiële) opbrengst van de wet voor gemeenten laat op zich wachten, want voorlopig is er meer en niet minder werk. De projectkosten zijn hoog, het anders werken en de ICT-voorzieningen gaan bepaald niet zonder moeite. Geen wonder dat er meer kritische vragen komen. Is de opbrengst te onderbouwen met cijfers en geld? Hoe is de financiële business case? Gaat het DSO (Digitaal Stelsel Omgevingswet) doen wat we willen?

Ik begrijp de critici en hun twijfels. Tegelijk vrees ik dat hoe harder en hoe vaker we die vragen stellen, hoe groter de kans is dat dit niet bijdraagt aan het gezamenlijk doel: het inwerking treden van de Omgevingswet op 1 januari 2022. Een wet gebaseerd op vertrouwen. Om samen te kunnen zoeken naar het optimum tussen het beschermen en benutten van de leefomgeving. Het blijkt in het echt al mogelijk. Overal in het land zijn er believers die de mouwen hebben opgestroopt. Om samen te werken aan vergunningen. Aan werkende ketens in het DSO. Of aan een gedragen omgevingsvisie. Het tegenspel van Russellisten is onmisbaar, maar ik ben ervan overtuigd dat team James gaat winnen.

Annemieke van Brunschot is directeur van het VNG-programma Omgevingswet

Plaats een reactie

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.
Registreren