Het is nog niet gelukt de ambities van het Digiprogramma in evenwicht te brengen met de benodigde financiën. Misschien biedt het advies van de ROB een uitweg.
De opdracht van de Digicommissaris is duidelijk. Zorg ervoor dat de digitale overheid zich ontwikkelt in het spoor van de maatschappelijke ontwikkelingen. En doe dat op basis van een gezamenlijk programma van alle betrokken overheidspartijen, betrek daar het bedrijfsleven bij, en zorg vervolgens voor besturing en financiën.
We zijn nu het tweede jaar ingegaan van het bestaan van het instituut Digicommissaris. Deze week stelde het Nationaal Beraad het Digiprogramma 2016-2017 vast. De financiële spelregels zijn nog eens aangescherpt om tekorten, zoals in het verleden, te voorkomen. Het kabinet kan tot besluitvorming komen; de ambities, niet overdreven, zijn geformuleerd. Vervolgens kan ik het parlement informeren over de stand van zaken.
So far so good? Helaas is het antwoord: nee. De opdracht is om ambities in evenwicht te brengen met de benodigde financiën. En dat is tot nu niet gelukt. Hier wreekt zich het ontbreken van de gezamenlijk gevoelde en gedeelde verantwoordelijkheid. De autonomie van iedere minister en elke bestuurslaag is in Nederland een groot goed. Maar de vraag is of dat gegeven in de Nederlandse bestuurscultuur, in het nieuwe tijdsgewricht, te handhaven is.
De Raad voor het Openbaar bestuur heeft in haar laatste advies een duidelijk standpunt ingenomen. In mijn woorden: we zullen op een aantal beleidsterreinen met grote urgentie naar ‘één overheid’ moeten transformeren. Daar gelden algemene regels, waarzonder de digitale wereld niet kan functioneren. Een prachtig voorbeeld is de nieuwe Omgevingswet; er zal moeten worden geïnvesteerd in de digitale ondersteuning om tot een revolutionaire verbetering van dienstverlening aan de burger en bedrijfsleven te komen. Dat geldt voor de digitale identificatie en authenticatie, dat geldt voor de implementatie van standaarden, dat geldt voor de verbetering van de digitale communicatiekanalen (denk aan de modernisering van de Berichtenbox), en dat geldt voor onderwerpen als data-driven policy.
In het Nationaal Beraad zijn we het eens over de voorstellen aan het kabinet over de digitale overheid. Maar in de uitvoering van de opdracht, specifiek het regelen van de financiering, houden we elkaar in gijzeling. We hebben de weg nog niet gevonden om elk departement en iedere bestuurslaag te laten bijdragen. Terwijl we weten dat de maatschappelijke baten en de betere overheid niet één op één zijn terug te voeren op degene, die de investering doet. Of die voordelen nu een positief effect hebben op de concurrentiepositie van de Rotterdamse haven of op een veiligere digitale informatiemaatschappij, we hebben er allemaal (in-) direct baat bij.
Dus moeten we verder met ons denken langs de lijnen van het advies van de Raad voor het Openbaar bestuur: het realiseren van (een soort gezamenlijk fonds) financiering voor de digitale infrastructuur, voor de overheid als één geheel. De enige mogelijkheid om de gijzeling, waarin we elkaar houden, te doorbreken. Mijn opdracht, met die van alle leden van het Nationaal Beraad, is duidelijk!
Wanneer we zeggen dat we in zoiets als een informatiemaatschappij leven … een maatschappij dus, die doorregen is met en van en door informatie, die bol staat van danwel verzadigd is met informatie … informatie als integrerend en integraal bestanddeel van wat-dan-ook-maar … als de grondstof bij uitstek die de doorbraak tot ontwikkeling tot heuse netwerkmaatschappij veelbelovend inhoudt … dan … komt het toch wel erg merkwaardig over dat zoveel knappe (of zijn het eerder harde?) koppen, daar in Den Haag, allemaal een andere kant op kijken wanneer INFRA-structuur aan de orde is – in dit geval digitale: “Hier wreekt zich het ontbreken van de gezamenlijk gevoelde en gedeelde verantwoordelijkheid.” Als er al iets is dat bij uitstek op het werkterrein van de landelijke overheid ligt … dan is het wel het via actief gekozen infrastructuren level playing fields creëren voor burgers, bedrijven en, ja, ook voor de diverse overheden zelf! En dat geldt heel gewoon ook voor digitale infrastructuur.
Ander puntje: waarom … waarom zouden “we […] naar ‘één overheid’ moeten transformeren”? Is dat niet een nogal typische bestuurlijke response (reflex) op problematiek? Heeft het wezen, de crux van de problematiek wel een bestuurlijke root? En gaat een bestuurlijke oplossing dan soelaas bieden? De verschillende overheden moeten op basis van één en hetzelfde level playing field opereren – maar verder, verder hoeft het geen suffe eenheidsworst te worden. Wie wil er nou eenheidsworst? Wat is de (niet-bestuurlijke) crux van zo’n level playing field?