Het is verleidelijk om glasvezelnetwerken dezelfde maatschappelijke belangen toe te dichten als het elektriciteitsnetwerk of het waternet. Een glasvezelnetwerk kan worden gezien als een nutsvoorziening. Maar tegelijkertijd zijn er nog veel meer diensten en infrastructuren die voor de kwalificatie nutsvoorziening in aanmerking komen. Want waarom zou alleen glasvezel een nutsvoorziening moeten zijn en bijvoorbeeld 4G en straks 5G niet?
Beeld: Michael Schwarzenberger / Pixabay
In de negentiende eeuw werden de water- en elektriciteitsvoorziening door de overheid overgenomen en gecentraliseerd. Sindsdien spreken we over nutsvoorzieningen als het gaat om voorzieningen die het algemeen nut bedienen. Spoorwegen, de posterijen en, typisch Nederlands, het aardgasnetwerk zien we allemaal als nutsvoorzieningen. Connectiviteit zou daarom nu ook tot nutsvoorziening gerekend moeten worden. Dat is precies waar de schoen gaat wringen, omdat in een geliberaliseerde markt niet alle partijen dezelfde uitgangspositie hebben.
De meeste traditionele nutsvoorziening zijn in Nederland sinds de jaren tachtig van de vorige eeuw geliberaliseerd en dat geldt ook voor de telecom- en kabelnetwerken. Waar eerst de opvatting bestond dat de overheid het algemeen nut het beste kon dienen, kwamen we later tot het inzicht dat de markt dit soort diensten beter kon organiseren. Maar dat leidde ook tot frictie. Nutsvoorzieningen en marktwerking zijn namelijk tegenpolen. Marktwerking en de laagste prijs gaan niet per definitie hand in hand met ‘altijd aan en beschikbaar’.
De strijd om de laagste prijs gaat dan ook vaak ten koste van kwaliteit. Innovatie neemt hier een deel van de pijn weg, maar ergens ontstaat een dilemma. Het is duidelijk dat deze spanning niet zomaar te overbruggen is. De consument trekt dan aan het kortste eind: de aangeboden diensten zijn te duur of mogelijk niet erg betrouwbaar.
Daarnaast speelt er nog een probleem. Nederland is een klein land met relatief kleine markten. Daardoor is het vrij eenvoudig voor bedrijven die toch al een groot marktaandeel hebben om nog verder te groeien door fusies, overnames of een agressief marketing- en acquisitiebeleid. Een geliberaliseerde markt wordt zo al snel beheerst door slechts een handvol partijen. Door overheidstoezicht zijn de ergste uitwassen in toom te houden. Het is echter de vraag of deze vorm van marktwerking de prijs-kwaliteitverhouding van nutsvoorzieningen ten goede komt.
De kluts kwijt met nutsvoorzieningen?
Bij de aanbieders van connectiviteit zien we al enkele jaren een felle concurrentiestrijd tussen een paar grote partijen. Die partijen hebben allemaal een geschiedenis als nutsbedrijf dat in handen was van de overheid. Na de verzelfstandiging zijn ze verder gegaan met de infrastructuur die al aanwezig was. Daardoor zijn koper- en coaxnetwerken in ieder geval voor huishoudens en bedrijven nog te vaak de enige keuze.
Slimme innovaties verbeteren deze koper- en coaxnetwerken. Maar het houdt ergens op. Gezien de al jaren sterk groeiende vraag naar steeds meer bandbreedte zullen een gebrek aan regie en concurrentie op een zeker moment gaan wringen en dat geldt zeker voor de stedelijke kernen. Om het maar even stevig te stellen: de technologie is verouderd en er zijn betere alternatieven beschikbaar.
Je kunt je dan ook afvragen of het wenselijk is dat op die manier met dit soort voorzieningen wordt omgegaan. Ze dienen dan immers niet meer het algemeen nut, maar een deelbelang. Dat kan niet de bedoeling zijn. Het is bovendien onnodig, want we hebben allang de technologie voor toekomstbestendige connectiviteit: glasvezel.
Corenetwerken van glasvezel
Glasvezelnetwerken verbruiken minder energie (stroom) dan koper- of coaxnetwerken en bieden een hogere capaciteit voor datatransmissie. Idealiter heeft iedereen een glasvezelverbinding in zijn huis, kantoor, productiehal, bedrijfspand of agrarisch bedrijf. Dat kan natuurlijk niet stel op sprong en daar moet dan ook een plan voor komen.
Idealiter heeft iedereen een glasvezelverbinding in zijn huis, kantoor, productiehal, bedrijfspand of agrarisch bedrijf, maar dat kan natuurlijk niet stel op sprong
Begrijp me niet verkeerd: koper en coax hebben ons gebracht tot waar we nu zijn en deze technieken zijn zeker nog niet afgeschreven. Maar als connectiviteit voorziet in een basisbehoefte, en ik denk dat dat inmiddels voor zowel consumenten als bedrijven geldt, moeten we ook erkennen dat op lange termijn de rek uit deze datadragers is. De corenetwerken zijn al gebouwd met glasvezel en nu de rest nog.
New open access standaard
Is het tijd voor de overheid om zich hierin te mengen? Nog los van het feit dat dit Europees gezien onmogelijk is, verwacht ik ook niet dat dit met veel enthousiasme wordt onthaald. Verschillende belangen moeten worden gewogen, de kosten zijn hoog en gezien onze politieke (polder-)cultuur zal een eventueel plan alle deelbelangen reflecteren. Zo blijft er alsnog veel koper in de grond liggen.
De vraag die ze mij vaak stellen: je moet toch niet willen dat de overheid een landelijk netwerk gaat aanleggen en beheren? Het antwoord is: nee, dat is zeker niet de bedoeling. Er is een veel betere optie waarbij we de marktwerking kunnen versterken en glasvezel toch als nutsvoorziening voor connectiviteit bij iedereen achter de voor- en kantoordeur krijgen.
Als twaalf geografische netwerken worden gecreëerd, wellicht per provincie, dan kunnen aanbieders van glasvezelnetwerken belast worden met de taak om alle gebouwen in de regio aan te sluiten. Dit voltrekt zich dan volgens de new open access standaard. Dit houdt in dat alle partijen die gebruik willen maken van glasvezel toegang krijgen om bijvoorbeeld diensten te leveren, tegen vooraf afgesproken tarieven en condities.
Marktwerking
Marktwerking krijgt bij deze aanpak een andere invulling. De spanning tussen de glasvezelnetwerken als nutsvoorziening blijft op netwerkniveau latent aanwezig. Maar daarmee wordt wel bereikt dat iedereen de beschikking heeft over toekomstbestendige connectiviteit.
Concurrentie vindt plaats op het niveau van aangeboden diensten via de glasvezelnetwerken. Marktwerking kan vervolgens worden toegepast op serviceniveaus en dienstaanbieders. Concurrentie kan plaatsvinden op beschikbaarheid en verschillende diensten leiden ook tot een andere belasting van een netwerk. Aanbieders kunnen daarop differentiëren.
Daarnaast zijn deze regionale netwerken geen gesloten circuits. De Europese Unie schrijft in de Telecomcode voor dat bij de aanleg van een netwerk partijen kunnen mee-investeren op een specifiek stuk netwerk. Als een marktpartij dan toch besluit om specifiek een locatie of klant aan te sluiten die buiten zijn regio ligt, is dit gewoon mogelijk. Als er verbindingen noodzakelijk zijn die niet openbaar beschikbaar zijn, maar alleen toegankelijk, dan kan een salderingssysteem uitkomst bieden. De gebruiker kan dan zelf kiezen of hij voor het gesloten of open netwerk kiest. Zo is marktwerking prima mogelijk. Aanbieders van diensten kunnen gebruik maken van netwerken zonder daarvoor te hoeven investeren in infrastructuur, terwijl ze nu vaak een business case moeten maken voor beide opties.
Tot slot
Connectiviteit via glasvezel als nutsvoorziening. Zal het er van komen? Ik verwacht dat als de basis van een landelijke dekkend, open glasvezelnetwerk beschikbaar is, een groei mogelijk is die we ons nu nog niet kunnen voorstellen. Er wordt veel tijd, geld en energie gestoken in deze basisbehoeften. Bedrijven die nu zowel diensten als infrastructuur aanbieden kunnen hun focus leggen op een van beide mogelijkheden. Dat zal zorgen voor verdere specialisatie en uiteindelijk een betere dienstverlening aan consumenten, organisaties en bedrijven en dit allemaal met een betrouwbaarheid die we gewend zijn van onze nutsvoorzieningen.
Andrew van der Haar is directeur van brancheorganisatie Fiber Carrier Association en schreef dit artikel op personlijke titel.