Digitalisering is een grote olifant, en die eet je in kleine stukjes. De vraag is waar te beginnen. Dat is dan ook de vraag die Ron Roozendaal in zijn nieuwe functie als kwartiermaker Digitale samenleving stelt aan zijn volgers. Een deel van het antwoord ligt wellicht in de ervaringen uit het verleden. Ambitie is nooit het probleem geweest, maar sturing des te meer.
Digitalisering is een grote olifant, en die eet je in kleine stukjes. De vraag is waar te beginnen. Dat is dan ook de vraag die Ron Roozendaal in zijn nieuwe functie als kwartiermaker Digitale samenleving stelt aan zijn volgers. Een deel van het antwoord ligt wellicht in de ervaringen uit het verleden. Ambitie is nooit het probleem geweest, maar sturing des te meer.
In 2014 besloot het kabinet tot instelling van een Nationaal Commissaris Digitale Overheid, oftewel de Digicommissaris. Nog geen drie jaren later zwaaide de Digicommissaris met stille trom af. De evaluatie was niet mals. ‘Gebrek aan gemeenschappelijk draagvlak, weerstand, departementale koninkrijkjes met eigen belangen en niet in keten of netwerken kunnen denken’ schreef de Digicommissaris in 2017 aan de Kamer.
Succes was er ook. De Digicommissaris heeft een governancestructuur voor de digitale overheid neergezet. Bij een evaluatie daarvan eind 2019 bleek echter dat er nog weinig regie op digitalisering is. Beleid en uitvoering staan te ver uit elkaar en verantwoordelijkheden zijn niet helder. Daarbij schetst het rapport ‘Werk aan uitvoering’ een beeld van hoge verwachtingen maar weinig verandercapaciteit en een verouderde digitale grondplaat. De historische gegroeide wirwar van digitale oplossingen en datastromen lijkt steeds meer op een gordiaanse knoop. Maar er is niemand die deze doorhakt.
Eigenaarschap van data, datadefinities en datadeling zijn randvoorwaarden voor veel van de ambities uit de kamerbrief over het digitaliseringsbeleid.
Daarnaast is er nog een andere belangrijke hiaat in de governance. Data is nauwelijks georganiseerd. Eigenaarschap van data, datadefinities en datadeling zijn randvoorwaarden voor veel van de ambities uit de kamerbrief over het digitaliseringsbeleid. Burgers regie geven over eigen data, transparant zijn en het borgen van publieke waarden kan enkel en alleen als verantwoordelijkheden en bevoegdheden rond data georganiseerd zijn. Het verantwoord gebruik van data draagt bij aan een betere dienstverlening en de aanpak van maatschappelijke opgaven, maar dit is een dun koord. Fouten in de data, onherleidbare datastromen en onjuiste interpretaties zorgen juist voor verlies van vertrouwen in de overheid.
De Interbestuurlijke Datastrategie die eind vorig jaar aan de Kamer is aangeboden doet daarom voorstellen om maatschappelijke opgaven centraal te zetten en verantwoord datagebruik te stimuleren. Er moet meer aandacht komen voor het gebruik en delen van data, in lijn met de Europese datastrategie en de Data Governance Act. Dit alles ondersteund met een federatief datastelsel waarbij data veilig en eenvoudig gedeeld kunnen worden, als motor voor de verdere digitalisering van de samenleving.
In de jaren sinds de Digicommissaris is veel veranderd. Er is meer aandacht voor digitalisering en zelfs een bewindspersoon en een vaste Kamercommissie. Nederland doet het ook niet slecht, maar om onze positie vast te houden is meer nodig. Een digitale samenleving heeft een digitale overheid nodig. Dat kan niet zonder samenwerking, waar nodig afgedwongen door het beleggen van bevoegdheden. De Digicommissaris noemde dit in zijn evaluatie het sluitstuk. De stok als het niet anders kan. Maar om de wirwar van suboptimalisaties en koninkrijkjes tegen te gaan, en sturing en regie op data en digitalisering te versterken is dat sluitstuk misschien wel een van de eerste hapjes om te nemen.
Christian Verhagen is senior adviseur bij Verdonck, Klooster & Associates en publiceert regelmatig over data en technologie in de publieke sector.