Hemin Hawezy (CDA): ‘Duidelijk moet zijn wat openbaar gemaakt wordt en wat niet’

Hemin Hawezy (33) staat op plaats 26 van de CDA-kieslijst voor de Tweede Kamerverkiezingen. De senior adviseur bij de directie CIO Rijk van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft alle ontwikkelingen rondom de Woo van nabij meegemaakt. Daarnaast werkt hij aan een promotieonderzoek over netwerksturing van de digitale overheid in het complexe samenspel tussen publieke en private actoren. Martijn Bennis en Guido Enthoven spraken met hem over zijn visie op openbaarheid en transparantie.
Wat ziet u als de maatschappelijke baten van transparantie?
‘Openbaarheid van bestuur is voor mij geen luxe, maar een grondbeginsel van onze democratische rechtsstaat. Transparantie draagt bij aan vertrouwen, continuïteit en stabiliteit binnen het openbaar bestuur. Tegelijkertijd moeten we transparantie ook altijd afwegen tegen andere waarden, zoals de noodzaak dat beleidsmakers en ambtenaren in vrijheid ideeën kunnen verkennen, concepten kunnen uitwerken en fouten mogen maken zonder dat elk intern document of mail direct op straat ligt. Juist in het huidige gepolariseerde politieke klimaat is het belangrijker dan ooit dat ambtenaren en bestuurders de vrijheid houden om beleid in alle zorgvuldigheid voor te bereiden.’
U hebt zelf ook ervaring met informatievoorziening van de overheid. Kunt u daarover vertellen?
‘Mijn moeder wilde graag dat mijn vader haar vanuit Irak in Nederland kon opzoeken. Voor hem was het jarenlang onmogelijk om een visum te krijgen, en dat was voor mijn ouders en ons als gezin een groot gemis. We hebben daarom een verzoek ingediend bij de IND. Dat werd afgewezen omdat mijn moeder niet voldoende inkomen had. Ik heb toen aangeboden om als hun thuiswonende zoon garant te staan, omdat ik wel voldoende inkomen had. Ook dat werd afgewezen. Pas later ontdekten we dat er in dit soort situaties mogelijkheden bestaan om een beroep te doen op uitzonderingscriteria. Dankzij die regeling hebben we in 2022 voor het eerst weer samen kerst kunnen vieren. Die informatie hadden we natuurlijk veel eerder willen hebben. Voor ons gevoel werd er niet naar de geest van de wet gehandeld. Het laat zien dat de overheid transparanter kan zijn en meer met de burger kan meedenken. Het zou goed zijn als er een instantie is die mensen helpt hun weg te vinden in de relatie met de overheid.’
Wat zijn volgens u goede voorbeelden van kwesties die met een beroep op de Woo aan het licht zijn gekomen?
Eigenlijk zijn alle voorbeelden waardevol, omdat ze laten zien dat transparantie werkt. Persoonlijk vind ik het goed dat meerdere ministeries actief zelf informatie openbaar maken. Een mooi voorbeeld daarvan is de tijdlijn die inzicht geeft in de totstandkoming van de Nederlandse Digitaliseringsstrategie. Dat is precies de cultuurverandering waar we naartoe moeten: van reactief vrijgeven naar proactief delen. We zien ook dat de huidige Woo leidt tot een hoge uitvoeringslast voor overheden, die veel tijd, geld en menskracht kost. Zeker voor gemeenten en provincies kan dit ten koste gaan van hun kerntaken. Daarom moet de Woo efficiënter: we moeten beter afbakenen wat wél en wat níet openbaar moet worden gemaakt. Daarbij moeten we ook oog hebben voor de kansen én risico’s die kunstmatige intelligentie (AI) kan bieden bij het ontsluiten en beheren van informatie.
Waar ligt voor u de grens als het gaat om openbaarheid van bestuur? Welke gegevens zouden niet openbaar gemaakt moeten worden?
De grens ligt daar waar de veiligheid van onze staat of de persoonlijke levenssfeer van burgers in gevaar komt. Gegevens die te herleiden zijn naar individuen of die onze nationale veiligheid direct raken, moeten beschermd blijven. Daarnaast is het voor het CDA belangrijk dat conceptteksten standaard niet onder de Woo vallen. Bij sommige stukken heb je namelijk wel tientallen verschillende concepten, want allerlei ambtenaren denken mee en komen met tekstsuggesties’
Hoe ziet u in dat licht het memo Palmen? Voor het verloop van de toeslagenaffaire was het wellicht beter geweest als dat eerder naar buiten was gekomen.
‘Openbaarmaking van dat memo had mogelijk geholpen om deze affaire eerder aan het licht te brengen. Maar in zijn algemeenheid zijn we niet voor openbaarmaking van concepten en ambtelijke adviezen. Als ambtenaar wil je de gelegenheid om verschillende opties te overwegen en contact te leggen met allerlei partijen om van hen te horen zonder dat alles meteen naar buiten komt. Dat hoort ook een beetje bij de veilige werkomgeving die we met elkaar moeten creëren.’
In welke gevallen is er volgens u sprake van misbruik van de Woo?
‘Ik zie het niet snel als misbruik wanneer burgers of journalisten Woo-verzoeken indienen. Zolang er een gegronde reden is, moet de overheid dit faciliteren. Maar als Woo-verzoeken puur strategisch worden ingezet om de overheid op kosten te jagen of om er financieel voordeel uit te halen, is dat problematisch. Er kunnen meer anti-misbruikmaatregelen in de Woo worden opgenomen, zodat we verspilling van publieke middelen tegengaan. Daarnaast moeten we vooruitkijken: AI kan helpen om verzoeken sneller en beter af te handelen, maar het brengt ook risico’s met zich mee. Zo kan met AI straks een groot aantal Woo-verzoeken worden gegenereerd, waardoor het systeem overbelast raakt.’
Wat is er volgens u nodig om de Woo beter te laten werken?
‘Er is veel verbetering mogelijk: verzoeken moeten georganiseerd worden afgehandeld, er moet eerder contact met verzoekers plaatsvinden, en bestuur en ambtelijke top moeten prioriteit geven aan de behandeling van Woo-verzoeken. Maar belangrijker nog is dat we de Woo zien als een leerproces. Het CDA wil dat de uitvoeringslast van de Woo wordt meegenomen in de evaluatie van de wet, die eind dit jaar plaatsvindt. Daarbij kijken we ook naar de mogelijkheden die AI biedt om processen efficiënter te maken. Het moet voor iedereen duidelijk zijn wat openbaar gemaakt wordt en wat niet, zodat burgers weten waar ze op kunnen rekenen en bestuurders een betrouwbare basis hebben om op te bouwen. Volgens de website ‘Woo in Cijfers’ bedraagt de gemiddelde afhandeltijd van een verzoek momenteel 157 dagen. Hier is nog veel winst te behalen. Wij willen als CDA zaken veel dichter bij de mensen organiseren. Het zou goed zijn als er ook een maatschappelijk middenveld is dat een bijdrage kan leveren aan het verbeteren van de informatierelatie tussen burger en overheid. Ik hoop dat de maatschappelijke coalitie ‘Over Informatie Gesproken’ hier een actieve rol pakt.’
Dit is de tweede aflevering van een serie interviews met (aspirant-) Kamerleden over Open Overheid.
Lees ook: