De Brabantse gemeente Uden staat stevig op de kaart als het gaat om datagedreven werken. De weg daarnaartoe vergde het nodige doorzettingsvermogen van Juanita van der Hoek, programmamanager Sociaal Domein en data science pionier. Hoe zijn in Uden de eerste stappen gezet, welke successen zijn geboekt en wat krijgt de rest van de organisatie mee?
Hoe is Uden begonnen met datagedreven werken?
“in 2012 was de aankondiging van de decentralisaties. Ik wilde toen stappen zetten om meer met data te doen. Maar het was in eerste instantie moeilijk mensen mee te krijgen. Iedereen was erg druk met alle nieuwe taken in goede banen leiden. Toen ben ik in m’n eentje gaan pionieren en met collega’s van geo-informatie begonnen met hulp bij huishouding-gebruikers en uitkeringsgerechtigden in kaart te brengen naast locatie en bereik van voorzieningen.”
Wanneer werden je collega’s geïnteresseerd?
“Ik kreeg uiteindelijk weer aansluiting bij via de pilot RKSD (Ruimtelijke Kijk in het Sociaal Domein – PvdK) van KING. Dat hielp me om met collega’s uit andere gemeenten samen na te denken over de vragen die we allemaal hadden. We zijn toen begonnen met het nauwkeuriger in kaart brengen van het sociaal domein. Dus waar is welke zorgvraag groot (financiële ondersteuning of begeleiding), wat is de demografische samenstelling van de wijk en wat is het aanbod aan voorzieningen?”
Was dat soort informatie niet allang aanwezig?
“Deels wel, maar er is niet één persoon die alle informatie of het totaal overzicht heeft. Het gaat vaak om de stapeling van problematiek én de ontwikkelingen in een wijk. Juist dat laat zich goed in beeld brengen op een digitale kaart. Het is inderdaad lang niet altijd nieuwe informatie, maar door alles samen te brengen en tegelijk te analyseren, komen we tot hele nieuwe inzichten.”
Heb je dan nog wel mensen nodig?
“De input van onze mensen op straat, zoals de wijkagent of de sociale wijkteams, is nog steeds van enorm belang. We hebben wel data, maar alleen samen met hun ervaringen en kennis kunnen we deze data duiden. Iedereen kan wel mooie plaatjes maken, maar het gaat er juist om de goede vragen te stellen. Waar kan een gemeente op sturen en waar wil een gemeente op sturen. Het gaat er om dat je van elkaar leert.”
Hoe kwam je aan de techniek?
“Omdat ik in verschillende gemeenten op allerlei afdelingen heb gewerkt. weet ik wat een gemeente in huis heeft. Dus ik wist van het bestaan van geo-webprogramma’s. Dit is een webapplicatie in de cloud waar een gemeente alle basisregistraties op moeten loggen. Daarnaast wist ik wat wij allemaal bijhouden qua sociaal domein. Dus toen heb ik dat gekoppeld. Ik moest iets verzinnen dat wel werkt, maar geen extra geld kost. Zo praktisch mogelijk: anders werken in plaats van extra werken.”
Hebben jullie nieuwe software moeten aanschaffen?
“Dat is nog niet nodig geweest. We hebben veel zelf en de echte analyse doe ik nu bij de Data Science Hub van KING in het JADS in Den Bosch, waar ze de tools, rekenkracht en kennis in huis hebben. Daar kan ik alles rustig en kosteloos testen. Als bepaalde programma’s nuttig blijken te zijn, kunnen we het alsnog groter inkopen. Maar dat proberen we altijd samen met de regio te doen.”
Krijg je de regio wel mee?
“Ik werk goed samen met statistiekafdeling van Den Bosch en Oss gebruikt dezelfde geo-kaarten als wij en wil gebruikmaken van onze methodiek. Andere organisaties, zoals de woningbouwcorporatie en welzijnspartijen, willen dat graag ook. De vraag is hoe ik hen wel de plaatjes kan geven zonder dat ze bij de achterliggende data kunnen? Niet alles is nog deelbaar, al zou ik dat eigenlijk wel willen. Dus die vraag heb ik nu neergelegd bij de Data Science Hub. Met hen kan ik altijd sparren over dit soort kwesties.”
Wat was jullie eerste grote succes?
“We kregen in april 2015 de tweede prijs op het GIC, een Brabant-brede prijs voor de meest innovatieve gemeente. Dat was met een presentatie over sociaal domein en geo-data. Sturen met beeld in plaats van rapporten.”
Krijg je daar gelijk bestuurlijke ondersteuning voor?
“Om aan de GIC mee te mogen doen, moest er al fiat komen van het managementteam. Maar toen we die prijs gewonnen hadden, kwam het pas echt op gang. Je moet soms eerst je werkend prototype laten zien voordat mensen overtuigd zijn. En nu stuurt de wethouder constant heel trots mensen langs mijn kantoor.”
Is er nu dan ook meer tijd en middelen beschikbaar?
“Ik blijf de aanjager van het geheel, maar andere afdelingen zijn ook erg actief bezig. Ik hoef ze niet meer te overtuigen van de noodzaak. Iedereen komt zelf met vragen als: wat kan ik doen om bij te dragen aan het resultaat? We zijn nu bezig met een verdiepingsslag; verfijning van de data. Kunnen zo meteen veel fijnmaziger zien (50 indicatoren) wie wanneer welke ondersteuning nodig heeft. Zo zien we bijvoorbeeld ook heel goed de overlap tussen armoede en jeugdproblematiek, maar kunnen we ook verborgen armoede in beeld brengen.”
Hoe gedetailleerd zijn die koppelingen?
“Het kan op straatniveau, maar dat mag en wil ik helemaal niet. Heb ik niet nodig. Op buurtniveau is genoeg om beleidsmatig op te sturen. Daardoor weet een ambtenaar die een keukentafelgesprek voert al van alles over situatie in de wijk. Dus vragen ze gerichter door; ze weten op voorhand waar ze alert op moeten zijn.”
Nooit de neiging om nog net iets gedetailleerder, tot achter de voordeur, te kijken?
“Ik kom zelf uit een zeer ‘moeilijk’ gezin, dus alle indicatoren hadden dan op rood gestaan. Maar het gaat uitstekend met mij en mijn eigen gezin. Dus ik geloof niet in het voorspellen van individuele gevallen, maar kijk liever breed. Er is een dunne lijn tussen betuttelen en proactief handelen. Nooit ongevraagd ingrijpen, maar wel met gepaste terughoudendheid een vraag stellen.”
Wordt er al beleid gemaakt op basis van de data?
“Ja, neem bijvoorbeeld een vergrijzende wijk met smalle stoepen. Je kan, op basis van de data, voorspellen dat er op termijn veel aanvragen voor scootmobielen zullen komen. Maar die stoepen maken dat daar geen veilige opslagplekken kunnen komen. Dus nu we dat zien aankomen gaan we kijken of er een buurtmobiel kan komen om mensen van en naar de winkel of buurtcentrum te krijgen. Dit wordt onderdeel van een pilot van twee jaar waarin we gaan monitoren of de vraag voor individuele oplossingen ook daadwerkelijk afneemt of dat het welzijn algemeen toeneemt. De wijk is ingedeeld in een interventiegroep en een controlegroep. Zodat we uiteindelijk kunnen zien of er echt verbetering is.”
Wanneer ben jij tevreden?
“Besparingen an sich zijn niet het doel. Kwaliteit is leidend. We willen kijken naar hoe voorzieningen beter gebruikt kunnen worden. En we moeten kijken of we een latente vraag aanboren of dat we een huidig vraagstuk efficiënter maken. Allebei is winst, ook al levert het eerste geen geld op.”
Mis je nog data?
“Er is veel data die we nog niet hebben. Wij hebben nu profielen van kwetsbare groepen opgesteld, maar om daar echt iets mee te kunnen hebben we allerlei data nodig op het gebied van onder andere woningbezit, opleidingsniveau, inkomen en life events. Hopelijk kan het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) ons dat binnenkort leveren. Ook op dit project werk ik samen met KING.”
Wat zou je over vijf jaar willen bereiken?
“Dat na met de implementatie van de Omgevingsvisie iedere burger en ondernemer alles digitaal kan raadplegen. Zodat ze in een oogopslag kunnen zien wat waar nodig is en daar hun initiatieven en ideeën op kunnen aanpassen.”