In het Gartner-onderzoek wordt gesteld dat de overheid geen open source software zou mogen ontwikkelen omdat het in strijd zou zijn met de Wet Markt en Overheid. "Onzin", zegt OS&O.
De Wet Markt en Overheid (Wmo), die op 1 juli 2012 is opgegaan in de Mededingingswet Hoofdstuk 4b Overheden en overheidsbedrijven, bevat gedragsregels die zorg moet dragen dat de overheid zaken niet commercieel gaat exploiteren ten koste van de markt en marktpartijen.
Dit betekent in de praktijk bijvoorbeeld dat de overheid geen politieauto’s of tanks mag produceren omdat er een commerciële markt is voor dergelijke goederen. Iedereen begrijpt dat en het is logisch dat je als overheid een grens trekt.
Komen we bij het probleem: Software.
Software hoeft slechts 1x ontwikkeld te worden en het kan overal en nergens worden toegepast, mits het procesmatig en technisch past. In mijn omgeving merk ik dat behoorlijk wat bestuurders en bewindspersonen met hun handen in het haar zitten omdat zij niet precies weten hoe een van de uitkomsten van het, inmiddels infame, Gartner onderzoek naar open source software moeten interpreteren. Daarin wordt namelijk gesteld dat de overheid geen open source software zou mogen ontwikkelen omdat het in strijd zou zijn met de Wet Markt en Overheid.
Voor alle duidelijkheid verwijst de stichting Open Source & Overheid (OS&O) dit naar het rijk der fabelen. De wet lijkt ons daar heel duidelijk in. Die stelt in de Mededingingswet Artikel 25H lid 2 (Hoofdstuk 4b) dat:
‘Dit hoofdstuk is niet van toepassing op het aanbieden van goederen of diensten door bestuursorganen aan andere bestuursorganen of aan overheidsbedrijven voor zover deze goederen of diensten zijn bestemd voor de uitvoering van een publiekrechtelijke taak.’
Dat betekent dat als een gemeente bijvoorbeeld ten behoeve van een publiekrechtelijke taak, zoals de invoering of wijziging van een wet, beleid, et cetera, software moet ontwikkelen, dan is zij niet verplicht om deze vraag in de markt te zetten, lees: aan te besteden. Indien de software hergebruikt kan worden dan mag de betreffende gemeente de software ter beschikking stellen of anderszins aanbieden aan andere organen van het Rijk.
Hiernaast wordt ook het algemeen belang (datgene dat voor het welzijn van de samenleving als geheel nuttig, gewenst of nodig is) gediend. Waarom zou een gemeente voor de uitvoering van een bepaalde wet of beleid het wiel opnieuw moeten uitvinden die een andere gemeente al heeft ontwikkeld? Op z’n minst wordt zo ruim 1000 uur werk bespaard per gemeente in het aanbesteden van een softwareoplossing alleen al.
Dan rest ook nog de vraag: Bestaat er een markt die haar bestaansrecht ontleent aan het ontwikkelen van software voor en vaak daarmee mede uitvoerder is van, overheidstaken? Indien ja, dient dit het algemeen belang? En in het bijzonder, is het logisch dat de goed werkende software van publiekrechtelijke organisatie A niet met publiekrechtelijke organisatie B gedeeld mag worden?
Vragen die in ieder geval niet door Gartner in haar onderzoek zijn beantwoord.
Astrid Oosenbrug is bestuursvoorzitter van stichting Open Source & Overheid en voormalig lid van de Tweede Kamer