Martin Buijsse (VVD) over Woo: ‘Minder juristen, meer informatiespecialisten’

Martijn Buijsse (VVD) is sinds juli 2024 Kamerlid. Daarvoor was hij zes jaar wethouder in Boekel (Noord-Brabant) en Bergen (Limburg) en vier jaar raadslid. Hij vindt open overheid een goed principe. ‘Een burger heeft het recht om meer te weten over de openbare besluiten die de overheid neemt.’ Maar uit ervaring weet hij ook dat de wijze waarop de informatiehuishouding nog is ingericht niet geschikt is voor soepele openbaarmaking. ‘Je moet het slimmer organiseren en een groter deel van het werk laten doen door informatiespecialisten.’
Hoe keek u als wethouder aan tegen Woo-verzoeken?
‘Destijds hadden we nog de Wet openbaarheid van bestuur (Wob), de voorloper van de Wet open overheid (Woo). Mijn bestuurlijke ervaring is belangrijk geweest voor mijn huidige rol als volksvertegenwoordiger. Wat ik in de gemeente heb gezien is dat de informatiehuishouding niet goed is ingericht voor soepele openbaarmaking. Je hebt privacywetgeving, de Archiefwet, de Gemeentewet en die wetten sluiten niet goed op elkaar aan. Een Woo-verzoek wordt daardoor al gauw juridisch. In een kleine gemeente heb je een of twee juristen die met zaken bezig zijn voor inwoners en ondernemers. Dan kunnen meerdere Woo-verzoeken weleens vervelend uitkomen, zeker als het arbeidsintensieve processen zijn.’
Hoe zou je dat moeten oplossen?
‘Sommige aspecten van de Woo zijn goed, maar er is veel ruimte voor verbetering. De privacybescherming, het zwartlakken, dat is echt nog heel lastig. We moeten ook bewust zijn dat de wetgeving nog vrij nieuw is. De informatiesystemen zijn ontoereikend. Met goede zaaksystemen en actieve openbaarmaking aan de voorkant, zou je veel kunnen oplossen. Zeker rond grote thema’s kan er meer actief openbaar gemaakt worden; dat moeten we gewoon doen. Je krijgt dan, hoop ik, minder verzoeken en daarmee neemt de druk op het apparaat af. Maar we moeten ook realistisch zijn: dat duurt nog jaren. Wellicht kan AI helpen, ik vind dat we de mogelijkheden daarvan goed moeten onderzoeken, daar heb ik in de Kamerdebatten ook voor gepleit. De inzet van digitale instrumenten moet het makkelijker maken om toegang te krijgen tot de informatiesystemen van de overheid. Zodat je als inwoner, bij wijze van spreken, vanachter je laptop in de archieven van de gemeente of van de ministerie kan wroeten, zoveel als je wilt.
Vindt u dat stukken die voorafgaan aan besluiten ook openbaar gemaakt moeten worden?
‘Ik heb daar wel moeite mee. Actief openbaar maken van het besluit en de achterliggende documentatie van dat besluit, dat is prima. Maar alles wat daarvoor heeft plaatsgevonden, daar ben ik gereserveerd over. Want dan kom je echt op een hellend vlak van allerlei adviezen en gesprekken die wel of niet geregistreerd zijn. Ik snap dat journalisten een reconstructie willen maken van besluitvorming en dat er dan app-berichten worden opgevraagd. Dat is ook goed, maar bedenk wel: er zijn ook gewoon mondelinge gesprekken tussen ambtenaren en bestuurders waar je geen zicht op hebt.’
Hebt u de indruk dat er misbruik wordt gemaakt van de Woo?
‘Het is heel frustrerend voor een gemeente of voor een ministerie als een inwoner of instelling Woo-verzoeken doet waarbij het vermoeden bestaat dat het gebeurt om zand in de machine te gooien. De systemen zijn daar niet op toegerust en het levert een bulk werk op voor ambtenaren en juristen. Het is overigens wel de vraag hoe je met aanvragers en indieners van Woo-verzoeken omgaat. Je kunt ook met inwoners in gesprek gaan. Is een Woo-verzoek echt nodig? Kunnen we gesprek ook voortzetten zonder dat het een Woo-verzoek wordt?’
Als een Woo-verzoek leidt tot openbaarmaking van informatie die schadelijk is voor de reputatie van een ministerie, ga je dan voor openbaarheid of afscherming?
‘Tja, daar is gewoon wetgeving over. Als een verzoek valt binnen de wet, dan houden we ons aan de wet. Maar als de reputatie van een ministerie op het spel staat, dan krijg je wel de bekende beschermingsmechanismen. Dan wil een directeur nog even checken en een voorlichter ook nog even meekijken. Dan duurt het afhandelingsproces vaak langer. Maar als het binnen de wet is, moet de informatie worden verstrekt.
In het VVD-verkiezingsprogramma wordt weinig aandacht besteed aan transparantie. Is dat een bewuste keus?
‘Ik zou dat niet te zwaar wegen. In het programma staan vijf missies. Een daarvan is om toe te werken naar een kleinere en efficiëntere overheid. In die missie zit ook de inrichting van je informatiehuishouding. Er zit voor mij geen tegenstrijdigheid tussen een efficiënte overheid en een open overheid. Qua transparantie willen we mee met de bestaande normen. Maar we bekijken het ook praktisch. We hebben beperkte juridische capaciteit en juristen zijn niet per se aangenomen om de helft van hun tijd aan Woo-verzoeken te besteden. Je moet het slimmer organiseren en een groter deel van het werk laten doen door informatiespecialisten. En als wetten beter op elkaar aansluiten en informatiesystemen beter werken, hoeft een Woo-vraag niet in juridisch vaarwater te komen. Dat is de ideale wereld voor ons.’
Dit is de derde aflevering van een serie interviews met (aspirant-) Kamerleden over Open Overheid.
Lees ook:
Een goed “zaaksysteem” valt of staat met inzicht in de eisen en weten hoe en via welke informatie duidelijkheid over het functioneren ontstaat. Het gaat bij verantwoording, openbaarmaking en archivering niet om de wet (per stuk) na te lopen, het gaat om beschikbaarheid van (proces)informatie waarbij aan alle wettelijke eisen invulling is gegeven. Als de overheid niet investeert in kennisvorming en adequate verantwoording dan rest kennelijk AI om daar chocolade van te maken ?!? Wie gaat die kennis en perspectiefwissel aan de AI aanbieden … ?
Bij de voorbereiding van besluiten wordt door de overheid onvoldoende rekening gehouden met enerzijds rechtmatig handelen door voldoende voorbereiding ondersteund door de kennisfunctie (zorgvuldigheid) en anderzijds de noodzaak tot openbaarmaking. Die afbakening is bij de behandeling van de Woo voldoende aan bod geweest (zie advies Staatsraad Wattel). Op dat vlak moet rechtsvorming plaatsvinden, niet vanuit de onderbuik, maar door ervaren recht-toepassers. De toepassing van het recht moet onderdeel zijn van het handelen, niet alleen van de laatste fase vooraf aan de openbaarmaking.