Bas Eenhoorn stapt op als Digicommissaris als in het nieuwe kabinet een minister verantwoordelijk wordt voor zijn takenpakket. Dat is geen dreigement maar een 'uitnodiging', aldus Eenhoorn. En natuurlijk een poging om bij de formatie nog enige aandacht te krijgen voor het dossier digitalisering.
Augustus 2014 startte Bas Eenhoorn als Digicommissaris. Het kabinet stelde hem aan als onafhankelijk regisseur om de ontwikkeling van de generieke digitale basisinfrastructuur (GDI) veilig te stellen. De voortgang daarvan verlamde door gebrek aan sturing op inhoud en financiën. Om het schip vlot te trekken heeft Eenhoorn een interbestuurlijke overleg- en besturingsstructuur ingericht, dat jaarlijks een samenhangende nationale ambitie- en uitvoeringsagenda opstelt (het Digiprogramma).
Zijn belangrijkste opgave was om de neuzen dezelfde kant op te krijgen van alle autonome bestuurslagen die betrokken en verantwoordelijk zijn voor de diverse onderdelen van de GDI. “Kluitjesvoetbal, dus veel beweging maar geen doelpunten,” omschrijft Eenhoorn de situatie bij zijn aantreden.
Zijn functie loopt formeel tot augustus 2018. Dat hij nu gelijktijdig met de presentatie van het rapport ‘Maak Waar’ van de Studiegroep Informatiesamenleving en Overheid speculeert op een voortijdig vertrek moet niet verkeerd worden begrepen, beklemtoont hij. “Het is geen dreigement, maar eerder een uitnodiging. Ik adviseer één bewindspersoon verantwoordelijk te maken voor de digitale overheid en deze door een sterke regie-eenheid te laten ondersteunen. Indien het nieuwe kabinet verder de aanbevelingen van het rapport van de studiegroep onderschrijft, kan ik mijn taken met een gerust hart overdragen.”
Terwijl hij het als Digicommissaris van zijn diplomatieke gaven moet hebben, wil hij dat een minister meer doorzettingsmacht krijgt. “Het is vaak gelukt met praten, maar het zou mooi zijn als de wetgever een aantal dingen verplicht stelt, zoals het gebruik van bepaalde basisvoorzieningen, het openstellen van gegevens aan elkaar en dergelijke. De veranderingen gaan ook zo snel. Met eindeloos gepolder hou je dat niet meer bij. De autonomie van ministeries en verschillende bestuurslagen is natuurlijk geen handig mengsel voor een gezamenlijk programma.”
De acute financiële problemen die speelden bij aanvang van zijn opdracht, zijn volgens hem voorlopig opgelost. Op dit moment wordt gewerkt aan afspraken voor een duurzame financiering, vanuit het principe ‘de gebruiker betaalt’. Eenhoorn: “Elke sector moet in principe zelf vaststellen hoe ze dat vormgeven. Wij monitoren en evalueren dat. Want als blijkt dat het gebruik wordt belemmerd door de kosten die in rekening worden gebracht, dan hebben we paard achter de wagen gespannen.”