De zoektocht naar het Land van OS, zo noemde Han Noten, burgemeester van Dalfsen, het streven naar de Optimale Schaal voor democratische besluitvorming en uitvoering van publieke taken. “Als u in het land van OS woont, bel me dan even, want ik kan het niet vinden.”
De overheid ontleent haar bestaansrecht absoluut niet aan dienstverlening. Dienstverlening is bijzaak en verdient veel minder aandacht. Dat zei Han Noten, burgemeester van Dalfsen, dinsdag in Oudleusen op een deelsessie van de VNG-dagen.
De burgemeester hield zijn betoog naar aanleiding van de grote decentralisatie die het kabinet heeft aangekondigd. Een kleine vier maanden geleden ontvouwde minister Plasterk (Binnenlandse Zaken) de kabinetsplannen voor een ingrijpende verbouwing van het Huis van Thorbecke. Op het brede terrein van jeugdzorg, werk en zorg aan langdurig zieken en ouderen slaat het kabinet de weg van volledige decentralisatie van taken naar gemeenten. Sindsdien is reorganisatie van de lokale overheid een “ongelooflijk dominant vraagstuk”, aldus Noten. “Om maar even een samenvatting te geven van wat er bij onze koffieautomaat wordt gezegd: we krijgen meer taken, maar de gemeente kan die niet aan en dus moeten we gaan samenwerken.” Noten neemt waar dat er nu al nieuwe samenwerkingsverbanden tussen gemeenten ontstaan, “als vanzelf, zonder dat we het er over hebben”.
Land van OS
De zoektocht naar het Land van OS, zo noemt Noten het streven naar de Optimale Schaal voor democratische besluitvorming en uitvoering van publieke taken. “Als u in het land van OS woont, bel me dan even, want ik kan het niet vinden.” Uit onderzoek blijkt dat gemeenten tussen de 25.000 en 50.000 inwoners de beste papieren hebben als het om kwaliteit van uitvoering gaat. Als het om solvabiliteit gaat, zijn de prestaties van het lokaal bestuur omgekeerd evenredig aan de omvang. Qua belastingdruk scoren de kleintjes (10.000 tot 20.000 inwoners) het best. Idem als het gaat om het beslag op het Gemeentefonds. “Al met al is er geen objectief bewijs dat grote gemeenten zich kunnen beroemen op een betere, efficiëntere bedrijfsvoering”, zo luidt Notens conclusie. Maar in zijn betoog koos hij niettemin duidelijk de kant van de kleintjes. Noten, sinds 2011 burgemeester van een kleine 30.000 zielen maar lange tijd daarvoor Haags politicus, betrapte zichzelf erop dat hij “ook zo”n burgemeester van een Jip-en-Janneke-dorp is die tegen opschaling is”.
Als het gaat om de kwaliteit van de besluitvorming, scoren de kleinere gemeenten beter dan grotere: “De mensen voelen zich er meer betrokken en ervaren meer inspraak. Het grote verschil tussen grote gemeenten en kleine is volgens hem dat inspraak en burgerparticipatie in kleine gemeenten niet hoeft te worden “georganiseerd”: “Die betrokkenheid is er gewoon. “Als er ergens iets te doen is, is mijn college er bij aanwezig. Waag het niet om er niet te zijn! Ze weten je meteen te vinden.”
Democratisch deficit
Als het over samenwerking tussen gemeenten gaat, in WGR– of WGRplus-verband, wordt vaak gesproken over het “democratisch deficit”: de afwezigheid van (directe) democratische toetsing en legitimatie van wat er in die samenwerking allemaal tot stand wordt gebracht. Noten was uitermate opvallend fel over dit deficit: “Dit is een vraagstuk dat burgers absoluut niet bezighoudt. Het is een louter bestuurlijk vraagstuk. Een verdere afdaling in de kelder van de professionalisering van het politiek bedrijf en van een politiek die zich buiten de samenleving stelt.” Hij had in nóg fellere bewoordingen kunnen doorgaan, maar snoerde zichzelf de mond. “Ik wil niet verzeild raken in de een discussie over de Ideale Schaal. Want het Land van OS bestaat eenvoudigweg niet.”
Kwetsbaar
Bestuurders zijn volgens Noten kwetsbaarder en onzeker geworden en hebben de doortastendheid van vroeger verloren. “Krachtige middenstructuren zoals ziekenfondsen en lokale commissies die gaan over de toewijzing van bejaardenhuisvesting zijn verdwenen. De overheid is de informatievoorsprong op de bevolking kwijt. Copyright op informatie bestaat niet meer, open source en delen is het devies. Het kennismonopolie van de overheid is volledig verdwenen.” Dat alles heeft het bestuurlijke zelfvertrouwen een behoorlijke knauw gegeven. Noten: “Daar komt dan nog kracht van de sociale media bij. Haaren heeft de ogen geopend. Daar was geen voor de hand liggend bestuurlijk antwoord op. Er is niemand met wie je kunt praten, afspraken kunt maken en die je achteraf te verantwoording kunt roepen en straffen. Ook dat maakt bestuurders kwetsbaar.”
Relatie
De rol van de burger is volgens de burgemeester van Dalfsen ook sterk veranderd. De burgers is om te beginnen steeds meer de ontvanger van diensten van de overheid geworden. Maar ooit was hij de eigenaar van de overheid. “Lokaal bestuur gaat niet over service. Niet over de prijs van een paspoort en over hoelang je erop moet wachten. Het gaat om een relatie”, aldus Noten. Ten tweede wordt de burger steeds meer als kiezer benaderd: als iemand die eens in de vier jaar een oordeel uitspreekt. “Die zienswijze miskent het belang van een echte verbinding tussen burger en gekozene.” Ten derde – “en dat is het meest verwerpelijke en schaamteloze aspect”- wordt de burger meer en meer beschouwd als een beleidsinstrument. “Hij is volstrekt ondergeschikt aan bestuurders geworden en hangt helemaal onderaan het model van Thorbecke.”
De-protocoliseren
Hoewel Noten het antwoord schuldig moest blijven op de vraag hoe het verder moet met het lokaal bestuur – “Ik voel een grote onmacht”- , vuurde hij wel een paar aanbevelingen af. Het denken over de overheid als dienstverlener moet worden gestopt: “Dat er goed diensten worden geleverd is prima, maar het is niet de primaire taak van de overheid.” En verder: stuur niet op efficiency, maar op het tegengaan van verspilling. Zet de beleidsmachines stop en geef de professionals bij de overheid meer autonomie, ‘de-protocoliseer ze!’. En: “Houdt ook niet krampachtig vast aan je eigen toko”s. Volgens mij kan Bol.com ook héél goed paspoorten distribueren.” Noten sloot zijn beschouwing af met een rondleiding door het buurtcentrum “De Wiekelaar”, een complex van sporthal, bibliotheek, feestzaal en café, die zonder gemeentegeld is gebouwd en wordt geëxploiteerd. “Oudleusen, een kern van 600 zielen, heeft dit helemaal zelf voor elkaar gekregen. Het enige wat de gemeente heeft gedaan: de gemeenschap de vrijheid laten.”
Interessant dat Noten hier en passant het fenomeen ‘schaalgrootte’ herondekt en onderbouwt.
Dat neemt niet weg dat het bagatelliseren van de dienstverlenende rol van de decentrale overheid niet van realiteitszin getuigt. De buger denkt hier duidelijk anders over. Daarbij ziet de burger zich als kiezer hoofdzakelijk in de rol van klapvee gedrukt.
De overheid stelt de prioriteiten vast. De burger ziet de kosten stijgen zonder daar herkenbare resultaten voor terug te zien. Sommige gemeenten gaan zover om gemeentelijke taken zonder lastenverlichting over te hevelen naar burger.
Wellicht is een herorientatie wenselijk op de rol van de gemeente. Waarbij nadrukkelijk wordt meegenomen dat de functie van gemeenteambtenaar en van gemeentebestuurder in hoge mate carrieregericht is geworden.