Davied van Berlo en Henri Rauch geven in een serie van drie artikelen een beeld van de stand van innovatie bij de Nederlandse overheid. In dit eerste deel beginnen ze met een verkenning van het terrein van overheidsinnovatie.
Wat is overheidsinnovatie, zo het al bestaat? Wat werkt en wat niet? Hoe zien de mogelijkheden van innovatie eruit en wat is kansrijk?
De overheid van nu is niet de overheid van honderd jaar geleden, of vijftig jaar geleden, of zelfs van twee jaar geleden. Verandering is de enige constante, zo wordt ons steeds vanuit de omgeving voorgehouden. Een overheid moet zich aanpassen aan de eisen van de tijd en de ene vernieuwing volgt de andere op, vaak nog voordat de omgeving aan die eerste heeft kunnen wennen. Ieder van ons weet ook uit eigen ervaring dat niet elke vernieuwing een verbetering betekent. Het pad van hervormingen is geplaveid met persoonlijke stokpaardjes van ambtenaren, bestuurders en politici en niet allemaal even geslaagd.
Wat is innovatie?
De geleerden zijn het daar niet over eens, zullen we maar zeggen. Nieuw (novus) is per definitie een relatief begrip. In de wetenschap zijn allerlei deductieve methoden ontwikkeld om een systeem van checks and balances aan te brengen dat min of meer objectief moet vaststellen of iets nieuw is. Een soort zelfregulering dus. Als een wetenschapper al te enthousiast oude wijn in nieuwe zakken probeert te verpatsen dan is de kans groot dat zijn collega’s gaan reageren. Bij overheden ligt dat anders. Er is geen systeem beschikbaar om houvast te geven aan ambtenaren en bestuurders en er is te weinig transparantie om collega’s en burgers te laten beoordelen.
Ondertussen is er wereldwijd wel degelijk een discussie gaande over overheidsinnovatie, ofwel public sector innovation (PSI). Elke overheid worstelt immers met dezelfde vragen. Eén lijn is in ieder geval te trekken: Overheidshandelen moet uiteindelijk leiden tot maatschappelijk nut. Publieke innovatie zou je kunnen omschrijven als “het proces van het creëren van nieuwe ideeën om die om te zetten naar toegevoegde waarde voor de maatschappij”, om Christon Bason van het Deense Mindlab te citeren. Soms is de bron de wetenschap, soms het bedrijfsleven, soms komt een idee uit de samenleving.
Publieke innovatie buiten onze grenzen
Hoe kijken andere overheden naar overheidsinnovatie? Frankrijk richt zich met met PSI vooral op dienstverlening, bezuinigingen en modernisering van het overheidsapparaat. Finland wil daarentegen juist grote maatschappelijke problemen oplossen zoals de vergrijzing of het in stand houden van de welvaartsstaat. In Groot-Brittannië ligt de nadruk weer meer op de verandercapaciteit van het leiderschap bij de overheid en de samenwerking met partijen daarbuiten (cocreatie). Elk land geeft een eigen invulling aan het begrip, afhankelijk van de situatie en prioriteiten.
Er vindt ook wetenschappelijk onderzoek plaats naar innovatie bij overheden. Een relatief nieuw onderzoeksgebied nog, in vergelijking met het bedrijfsleven. Er komt een veelzijdig beeld uit bovendrijven. Mulgan en Albury (2003) maken onderscheid tussen een generalistische aanpak van cultuur- en gedragsverandering enerzijds en daadwerkelijke verbetertrajecten in werkwijze en dienstverlening anderzijds. Glor (2002) onderkent drie patronen in overheidsinnovatie, te weten de beweegredenen van de betrokken persoon, de cultuur van de organisatie (onder invloed van de buitenwereld) en de belemmeringen die de vernieuwing zelf oproept. Moore (2005) onderkent naast radicale innovaties (grote stappen) ook de zogenoemde incrementele innovaties waarmee vernieuwing kan doordringen tot in de haarvaten van de organisatie.
Publieke innovatie en de Europese overheid
De Europese Commissie heeft een apart programma voor innovatie in Europa in het leven geroepen: Innovation Union. Publieke innovatie maakt daar deel van uit. Daarmee heeft de Commissie ook een economische overweging: de publieke sector zorgt in de Unie immers voor meer dan een kwart van de werkgelegenheid. In Nederland zet de overheid 31,3% van het Bruto Nationaal Product om. Innovatie in de publieke sector gaat dus echt ergens om! De Commissie heeft op basis van cijfers van Eurostat, Wereldbank en OECD een benchmark opgesteld van publieke innovatie in Europa, de European Public Sector Innovation Scoreboard (EPSIS).
Een Expertgroep van de Europese Commissie heeft op het gebied van PSI een inventarisatie gemaakt van de innovatie in de diverse lidstaten. Daaruit blijkt dat innovatie in de publieke sector momenteel vooral ad hoc plaatsvindt. Het ontbreekt vaak aan een gerichte strategie, initiatieven zijn niet structureel met elkaar verbonden en er wordt weinig uitgewisseld. Daardoor blijven resultaten uit en is het niet mogelijk om integraal te sturen op overheidsinnovatie.
Het advies luidt dat de Commissie haar rol daarin zou moeten nemen om innovaties verder te ondersteunen om voor de unie als geheel meer publieke waarde te creëren. Ook daar wordt de relatie tussen een innovatieve publieke sector en het daarmee gepaard gaande maatschappelijk nut onderstreept. Eén van de adviezen betreft het oprichten van een EU Innovation Lab, een Public Sector Angel Fund en een netwerk om innovaties uit te wisselen tussen de lidstaten.
Belemmeringen voor innovatie in de publieke sector
De expertgroep van de Europese Commissie signaleert verder dat overheidsinnovatie regelmatig hinder ondervindt. Deels liggen de belemmeringen in omstandigheden en omgeving en deels in de gehanteerde methodiek. De groep constateert dat:
- de randvoorwaarden voor innovatie bij de overheid ongunstig zijn;
- er een gebrek is aan innovatief leiderschap op alle niveaus;
- er beperkt kennis aanwezig is over innovatieprocessen en -methodes;
- onvoldoende nauwkeurig en systematisch gebruik wordt gemaakt van metingen en data.
Daar willen we aan toevoegen dat een werkelijk innovatieve aanpak om een breder vizier vraagt dan alleen de boekhoudkundige benadering. Innovatie kan leiden tot besparingen, maar de kosten gaan voor de baten uit. De vernieuwing van de overheid vraagt om een breder denken dan alleen maar de financiële kant van de medaille. De eenzijdige nadruk op enkel bezuinigen is fnuikend voor de energie en durf die nodig is om vernieuwend te zijn. De huidige, smalle blik op besparen laat geen ruimte meer voor broodnodige innovatie.
Een paradox?
De PSI-expertgroep van de Europese Commissie komt tot een breed advies om bestaande barrières weg te halen en het innovatievermogen van overheden te vergroten. Ze bepleiten:
- de cocreatie van innovatieve oplossingen met partijen buiten de betrokken overheidsorganisatie: andere overheden, private sector, burgers en andere lidsstaten;
- het adopteren van nieuwe collaboratieve dienstverleningsmodellen: grensoverschrijdend tussen publieke, private en non-profit actoren, zowel nationaal als internationaal;
- het omarmen van disruptieve technologie, zoals sociale media, mobiele technologie, big data en cloud computing, gebundeld in een nieuw eOverheidsaanbod;
- het aannemen van een cultuur van experimenteren en ondernemerschap: de overheid zelf moet directer en ondernemender worden.
De aanbevelingen van de expertgroep en de onderzoeken van de Europese Commissie kunnen bijdragen aan structurele innovatie en hervorming van de Nederlandse overheid. Ze maken duidelijk dat overheidsinnovatie geen paradox is, maar een keuze. Een beleid van bezuinigen en besparen kan weliswaar leiden tot verandering, maar is onvoldoende om te komen tot vernieuwing. Innovatie vraagt om een eigen beleid en een bewuste keuze.
Nu duidelijk is dat met overheidsinnovatie een wereld te winnen valt, zullen we in de komende twee afleveringen een aantal opties voor de inzet van innovatie onder ogenschouw nemen en bespreken we een aantal vitale randvoorwaarden voor het versterken van innovatie bij de Nederlandse overheid. Wordt vervolgd …
Het is natuurlijk een definitiekwestie maar volgens mij is de Nederlandse overheid momenteel bezig met een ongekend grote innovatie: de decentralisatie van de AWBZ, de Jeugdzorg en de Wajong (en nog een paar regelingen). Vanwege de grote korting op het bijbehorend budget hebben gemeenten geen keus dan helemaal opnieuw uitvinden hoe je deze maatschappelijke uitdagingen tackelt. Er zijn al een stuk of wat living labs om met nieuwe vormen van dienstverlening te experimenteren. Laten we vooral ons hoofd breken over de vraag hoe we gemeenten in staat stellen dit kunststukje met succes te volbrengen.
Om alvast een voorzet te doen:
– laten we proberen geen stuurman aan de wal te zijn en roepen wat gemeenten wel/niet moeten doen;
– laten we gemeenten vooral uitdagen het wiel opnieuw uit te vinden want hoe meer innovaties op dit terrein hoe groter de dan kans dat we, op termijn, de zorg beter, goedkoper en dus duurzamer kunnen blijven bieden. Uiteindelijk zullen de beste innovaties bovenkomen drijven;
– laten we dus ook accepteren dat het her en der flink fout zal gaan maar laten we hopen dat dit zo min mogelijk individuen treft (in ieder geval niet meer dan nu).
Beste Davied en Henri,
Een mooie voorzet. Hulde. Maar ik ben het met Johannes eens dat er ook een zonkant is van dit verhaal. En dat we op dit moment volop bezig zijn met het doorbreken van vastgeroeste patronen. Om daarmee ‘n onomkeerbare beweging in gang te zetten. Kijk alleen maar wat we hebben gerealiseerd binnen de rijksdienst in de afgelopen vijf jaar: van een vrijblijvend bedrijfsverzamelgebouw naar een geïntegreerd warenhuis. Met informatievoorziening als absolute enabler. En wat onze agenda is op weg naar Digitaal 2017 waarbij we momenteel volop aan de slag zijn om de stappen te zetten van bedrijfsvoering (iStrategie) & Rijk naar primaire processen & overheidsbreed. Daar mogen we best trots op zijn. En dat met verve ook uitstralen!
Goede groet, Dirk-Jan
Ik ervaar wel een tegenstrijdigheid m.b.t. innovatie. In het kader van Living Lab Oost NL zijn we op dit moment volop bezig met een stuk innovatie in de informatievoorziening. Samen met de andere living labs willen we NL verder helpen. Maar er zijn ook andere gemeenten die met goede dingen bezig zijn. Aan de ene kant heb je de strategie van “duizend bloemen laten bloeien”, aan de andere kant wil je geld, tijd en capaciteit bundelen om ook echt de goede dingen te doen. En zul je in een beperkt bloembed de mooiste bloemen willen laten bloeien. Hoe krijgen we dat voor elkaar? En hoe betrekken we dan het bedrijfsleven en kennisinstellingen om de juiste dingen te doen en maximaal van elkaars kennis en kunde gebruik te maken. Ik heb daar zo geen antwoord op, maar weet wel dat in een netwerkorganisatie en een netwerksamenleving het er om draait dat je elkaar weet te vinden, weet te verbinden en zo samen tot resultaat te komen.
@Johannes, @Dirk-Jan: Eens met de constatering dat vernieuwing constant is en er veel ten goede (of in ieder geval fundamenteel) aan het veranderen is. Dat is wat we in de eerste alinea’s ook onderschrijven. Die veranderingen zijn echter niet uit de lucht komen vallen. Jaren van voorbereiding zijn voorafgegaan door jaren van zoeken en uitproberen. Als we het hebben over investeren in innovatie, dan gaat het niet om verandering op basis van de huidige inzichten, maar om het vinden en ingang doen vinden van nieuwe inzichten.
@Dick Aanvullend daarop: de belangrijkste vraag voor innovatie-initiatieven is het vinden van meerwaarde. Juist omdat er zoveel al gaande is en er al heel veel bloemen bloeien is de uitdaging om een niche te vinden waarmee de vernieuwing een flinke duw kan krijgen. Dat is dan ook waar we in de volgende blog op in zullen gaan. Een van die rollen is inderdaad de verbindingsrol, zodat wielen niet meerdere keren worden uitgevonden en initiatieven elkaar versterken (cocreatie).
Valt niet te ontkennen dat – binnen gestelde kaders – innovatie inspanningen worden geleverd. En dat is maar goed ook!
Dit laat onverlet dat blijvend openstaan voor innovatie van buiten een kenmerk is om tot werkelijke verbeteringen bij jezelf te komen.
@Johannes, @Dirk-Jan: Eens met de constatering dat vernieuwing constant is en er veel ten goede (of in ieder geval fundamenteel) aan het veranderen is. Dat is wat we in de eerste alinea’s ook onderschrijven. Die veranderingen zijn echter niet uit de lucht komen vallen. Jaren van voorbereiding zijn voorafgegaan door jaren van zoeken en uitproberen. Als we het hebben over investeren in innovatie, dan gaat het niet om verandering op basis van de huidige inzichten, maar om het vinden en ingang doen vinden van nieuwe inzichten.
@Dick Aanvullend daarop: de belangrijkste vraag voor innovatie-initiatieven is het vinden van meerwaarde. Juist omdat er zoveel al gaande is en er al heel veel bloemen bloeien is de uitdaging om een niche te vinden waarmee de vernieuwing een flinke duw kan krijgen. Dat is dan ook waar we in de volgende blog op in zullen gaan. Een van die rollen is inderdaad de verbindingsrol, zodat wielen niet meerdere keren worden uitgevonden en initiatieven elkaar versterken (cocreatie).