Praktijk

SDI.Next maakt standaarden beter toegankelijk

Energietransitie. Bouwopgave. Klimaatadaptatie. Het zijn woorden die vandaag de dag het nieuws bepalen. Maar het zijn ook woorden die alleen maar échte waarde (kunnen) krijgen, als standaarden en data gemakkelijk toegankelijk en laagdrempelig zijn. SDI.Next moet daartoe bijdragen.

Beeld: Pexels

Als je op een verjaardagsvisite de term SDI.Next ter sprake brengt, zal er hoogstwaarschijnlijk niemand zijn die ook maar een flauw idee heeft waar het over gaat. Of het moet al een verjaardagsvisite zijn waar één of meerdere mensen met interesse voor geo-informatie zijn uitgenodigd. Friso Penninga en Linda van den Brink, respectievelijk programmamanager/MT-lid en adviseur standaardisatie bij Geonovum, zijn van die mensen met een (bovenmatige) interesse voor geo-informatie. Voor hen is SDI.Next inmiddels ‘gesneden koek’. Maar wat is het en vooral: wat doet het en waarom is het er? Penninga: “Je kunt SDI.Next zien als een implementatietraject van lichtere standaarden, als een traject om standaarden te vereenvoudigen, minder geo-specifiek te maken. Achterliggende gedachte is om geodata gemakkelijker bruikbaar te maken voor een brede groep gebruikers. Vanwege het oorspronkelijke gebruiksdoel van de geodata zijn geo-standaarden vooral gericht op academische volledigheid en juistheid. Maar veel alledaagse toepassingen kunnen met veel minder volledigheid en detail prima uit de voeten. Voeg daarbij dat een webdeveloper meestal geen tijd heeft om zich in te lezen in een academische standaard, dan begrijp je dat snel en eenvoudig te implementeren standaarden direct bij kunnen dragen aan intensiever gebruik van data…”

Onbewust is het tienjarig bestaan van Geonovum in 2017 ‘aanleiding’ geweest om de blik meer te richten op het grootschaliger gebruik van standaarden. “Ter gelegenheid van dat jubileum is een whitepaper (‘Geo-standaarden’) verschenen, waarin we gereflecteerd hebben op die tien jaar”, zo schetst Penninga. “Bij het schrijven van het whitepaper zagen we in dat er in die periode veel standaarden zijn ingevoerd die samen de geo-informatieinfrastructuur zijn gaan vormen. In die jaren zijn we vooral bezig geweest om die standaarden goed werkend te krijgen. We zagen ook in dat we een volgende stap moesten maken, namelijk om het gebruik meer generiek en gemakkelijker te maken. Als uitvloeisel van het whitepaper is eind 2018 SDI.Next gepresenteerd.”

GeoPackage

Eén van de resultaten van SDI.Next is de opname van GeoPackage op de Pas-toe-of-leg-uit-lijst van het Forum Standaardisatie. GeoPackage is een voorbeeld van een ‘lichte’ standaard die het voor organisaties eenvoudiger maakt om informatie uit (geo)basisregistraties en andere landelijke voorzieningen, in de eigen werkprocessen te gebruiken. De opname van GeoPackage op de lijst van het Forum geeft aan dat het meer is dan een eendagsvlieg. Overheidsorganisaties zijn voortaan immers verplicht om de standaard te gebruiken als zij geodata als download aanbieden voor derden, of zij moeten goed uit kunnen leggen waarom dat niet is gelukt. Friso Penninga is verheugd met de erkenning. “Voorheen was dat proces altijd moeilijk en omslachtig. Met deze standaard hebben organisaties iets dat zij direct in hun eigen omgeving kunnen importeren en waarmee zij gelijk aan de slag kunnen. Bovendien is deze standaard ook nog eens veel kleiner en compacter.”

Ook de standaard API Design Rules is aangemeld voor de Pas-toe-of-leg-uit-lijst. Penninga: “Deze standaard is bedoeld om alle overheids-API’s (Application Programming Interfaces) zo voorspelbaar mogelijk te maken. Als een ontwikkelaar met één API van de overheid heeft gewerkt, zal hij of zij bij het werken meteen volgende API sneller resultaat kunnen boeken omdat die opbouw voorspelbaar is. Je merkt dat het voor datagebruikers en ontwikkelaars steeds gemakkelijker wordt. Voorheen moest je een paar honderd pagina’s met geo-specifieke eigenschappen doorakkeren om te achterhalen of je bepaalde overheidsinformatie kon gebruiken. Nu gaat dat allemaal veel sneller en is het veel laagdrempeliger. Dat zie je ook terug als je het bijvoorbeeld hebt over de BAG (Basisregistratie Adressen en Gebouwen), in relatie tot API’s. In het eerste jaar dat de BAG data ontsloot via een API, zijn er al meer bevragingen geweest dan in alle andere types in alle voorgaande jaren bij elkaar. Daaraan zie je dat partijen open overheidsinformatie wel degelijk willen gebruiken.”

Buitenland

De indruk kan ontstaan dat er alleen in Nederland breder wordt gekeken als het gaat om het gebruik van geo-standaarden. Niets is minder waar. Het is een trend die ook elders in de wereld opgeld doet. Dat ziet ook Linda van den Brink. “De situatie is daar niet echt anders dan hier. In het algemeen kan ik wel zeggen dat wij aardig vooroplopen als je het vergelijkt met andere landen. Zo zeiden wij al in 2015, 2016 dat het beter zou zijn om de slag te maken naar webstandaarden, in plaats van vast te houden aan specifieke geostandaarden voor het geodomein. In dat kader hebben we ook een testbed gehouden en de inzichten die daar uit voortgekomen zijn, hebben we meegenomen naar een internationale werkgroep van de Open Geospatial Consortium (OGC) en het World Wide Web Consortium (W3C). Daar zijn vervolgens weer best practices uitgerold die de boel écht op gang hebben gebracht. Voor mij is SDI.Next een terugvertaling wat er internationaal gebeurt naar de Nederlandse praktijk toe.”

Van den Brink vindt het een “logische stap” dat er internationaal naar dit soort vraagstukken wordt gekeken. “Kijk alleen al naar de enorme community die er wereldwijd is. Als je bij de OGC of bij de W3C met mensen kunt samenwerken om dit op te pakken, dan heb je een schat aan kennis en kunde aan tafel zitten. Dat krijg je binnen Nederland alleen niet georganiseerd. Ook de praktijkervaringen die alle mensen weer in hun eigen land hebben, wat daar goed en fout is gegaan, daar leren we allemaal weer van. Door de gebundelde ervaringen kun je ook opmaken wat goede vervolgstappen zijn. Een paar jaar geleden was er een soort van kick-of door de OGC en W3C over standaarden voor geodata op het web. Toentertijd hadden we met z’n allen nog geen goed idee of dat onderwerp ook zou aanslaan. Er was een zaaltje geregeld bij Google in Londen en dat zat binnen de kortste keren vol. Ik was daar ook en dat was echt een verzamelplek van ideeën. Er kwamen mensen die iets hadden of iets nodig hadden. Een use case bijvoorbeeld. Al die ideeën zijn daar verzameld.”

Als het gaat om meer en beter gebruik van overheidsdata, dan zou wat Friso Penninga betreft diezelfde overheid iets kunnen leren van partijen als Bol.com, Coolblue of Google. “Met name als het gaat om gebruiksvriendelijkheid. De reden dat bijvoorbeeld veel mensen Google Maps gebruiken is omdat je met een paar klikken bent waar je wilt zijn. Ook is zo’n partij vaak sneller in het doorvoeren van veranderingen. Als er ergens een nieuwe weg open gaat, dan kun je er bijna zeker van zijn dat die weg een dag later is opgenomen in Google Maps. Bij de overheid duurt dat langer en kan het best zijn dat diezelfde weg pas na een half jaar is opgenomen. Maar dan wel erg nauwkeurig en betrouwbaar.” Wat betreft Penninga is die betrouwbaarheid het grote verschil tussen overheden en partijen als Google of Apple. “De kaarten van Google volstaan voor veel toepassingen. Maar op het moment dat die data echt van belang of cruciaal zijn, bijvoorbeeld wanneer je het hebt over vergunningen, dan wil je ook écht betrouwbare data hebben. Voor een partij als Google of Apple is het voor een hoop zaken niet relevant om honderd procent nauwkeurig te zijn. Dat is het grote verschil met data vanuit de overheid.”

‘Data uit de kraan’

De stap die gemaakt wordt met SDI.Next heeft niet alleen de wens in zich om breder toepasbaar te zijn. Het zou bijvoorbeeld ook bestuurders van gemeenten moeten helpen in het opstellen en uitvoeren van het beleid. Penninga: “Binnen overheden, zoals gemeenten, wint het datagedreven werken terrein. Dat betekent dat je aan de hand van data over thema’s heen moet kunnen kijken, gebiedsgericht moet kunnen werken. Met behulp van SDI.Next willen wij dat mogelijk maken. Daarnaast moet je deze hele ‘beweging’ vergelijken met het hebben van een infrastructuur. Data behoren tot de infrastructuur, net zoals gas, water en licht. We vinden het vrij normaal dat gas, water en licht werken, maar er zijn maar weinig mensen in ons land die precies weten hóe het werkt. Zo is het ook met datavoorziening.”

Linda van den Brink vindt het een goede vergelijking. “Voorheen kon slechts een beperkt deel van Nederland gebruikmaken van data die uit de kraan kwamen. Met behulp van SDI.Next zorgen we ervoor dat er data uit de kraan komen waar iedereen mee uit de voeten kan. Onze rol is daarbij eentje van verbinder, maar ook van inspirator en adviseur met betrekking tot organisatorische vraagstukken.”

In het afgelopen jaar zijn verschillende resultaten geboekt als het gaat om SDI.Next. Het is al gememoreerd. Toch is dat geen reden om nu achterover te leunen. Wat Friso Penninga betreft gaat het er nu om hetgeen wat in de afgelopen maanden in gang is gezet, te laten landen. Dat geldt bijvoorbeeld ook voor GeoPackage. “Je kunt zeggen: ‘de standaard staat nu op de Pas-toe-of-leg-uit-lijst en daarmee is het werk klaar’, maar eigenlijk begint het nu pas. Het gaat er nu om dat partijen ook daadwerkelijk die standaard gaan gebruiken.” Ook met betrekking tot de bekendheid van de ‘lichtere’ standaarden is er nog genoeg werk aan de winkel. “We moeten niet alleen zorgen dat de standaarden worden gebruikt, maar ook zorgen voor ondersteuning. Misschien komt er een handreiking of moeten er best practices of andere ervaringen worden verzameld en gedeeld. En sowieso moeten we nadenken over de volgende stap in het implementatietraject. Vorig jaar ging het vooral over API’s en lichtere bestandsformaten. Wat mij betreft staat 2020 vooral in het teken van hoe we met Linked dataconcepten een basis kunnen leggen zodat je in de toekomst al die databestanden van de basisregistraties nog beter kunt integreren.”

Plaats een reactie

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.
Registreren