Sociale media: het ramptoerisme voorbij
We raken gewend aan filmpjes en ooggetuigenverslagen van rampen en aanslagen. Altijd is er wel een dashboardcamera of smartphone in de buurt die de neerstortende vliegtuigen, ontploffende bommen en aardbevingen vastlegt. Kunnen sociale media, of het Internet of Things, ook een positieve bijdrage leveren in noodsituaties?
In januari 2011 kreeg Queensland (Australië) onverwacht te maken met verwoestende overstromingen. Zelfs de grootste stad Brisbane kwam onder water te staan. Ondanks de grote materiële schade viel de toekijkende wereldpers ook iets heel anders op: de opvallende samenwerking tussen de overheid en de inwoners van Queensland die voornamelijk vorm kreeg via sociale media.
Bij de hulpverlening na de aardbevingen in Haïti in 2010 was een opvallende rol weggelegd voor buitenstaanders. Online betrokkenen, die zich niet eens in Haïti bevonden, zorgden samen voor actueel kaartmateriaal. Aan de hand van satellietbeelden van het getroffen gebied maakten honderden vrijwilligers duidelijke kaarten die door de hulpverleners ter plekke gebruikt konden worden bij de reddingsoperaties. Een jaar later, na de Australische natuurramp, was het overduidelijk dat overheden, hulpverleningsdiensten en het maatschappelijke middenveld te maken kregen met een nieuwe groep meedenkers en vooral meedoeners; de getroffen bewoners en online betrokkenen die zich op internet verenigden. Daar waar politie, brandweer en ambulancediensten direct de acute nood oplosten en te hulp schoten, organiseerden bewoners uit en rondom het rampgebied en andere betrokkenen zich op sociale media om de getroffen gemeenschap van opvang, informatie, support en advies te voorzien.
Zwermen
Onder invloed van het Internet of Things (waar apparaten, computers, sensors en RFID-chips met elkaar verbonden worden) en sociale media verandert de burger van vandaag bij een calamiteit steeds sneller van een hulpeloos slachtoffer in een medestander. Onderzoeker Kim Anema in het rapport ‘Sociale netwerken onder druk’: “Sociale media en andere technologische applicaties bieden overheden, hulpverleners en maatschappe- lijke organisaties de kans om gebruik te maken van nieuw ontstane communities, een zwerm van betrokkenen die ook informatie en kennis delen.”
En ook andere zwermen kunnen met behulp van een internetverbinding worden ingezet bij reddingsoperaties. Zwermen kakkerlakken bijvoorbeeld. Aan de North Carolina State University worden zwermen kakkerlakken uitgerust met printplaten en microfoons op hun rug. Via elektroden kunnen de pootjes van de beestjes gehackt worden. De geluiden die de kakkerlakken opnemen worden door mensen geanalyseerd. Bedoeling is om zo bijvoorbeeld technologie te ontwikkelen waarmee schreeuwen om hulp van mensen beter en sneller te lokaliseren zijn, zodat slachtoffers eerder gevonden en gered kunnen worden.
Robots
Naast deze cyborg-kakkerlakken kunnen ook zwermen van levenloze robots worden ingezet. Teamwork is nieuw voor robots, maar de zelfsturende en zelfdenkende robots die niet een voor een door mensen worden aangestuurd, leren steeds beter met elkaar samen te werken. Deze autonome robots krijgen een eindtaak om iets te doen of te maken en ‘verzinnen’ vervolgens zelf hoe ze deze gaan volbrengen. Zo wordt er druk geëxperimenteerd met robots die zonder menselijke begeleiding zelf bruggen kunnen bouwen, puin kunnen ruimen of mensen in brandende gebouwen kunnen vinden. Maar ook vliegende robots en (autonome) drones worden gezien als elementen die een grote bijdrage kunnen leveren aan hulp bij rampen. Zulke levenloze apparaten zijn in samenwerking met menselijke hulpverleners de nieuwe oren, ogen en armen bij gecompliceerde reddingsoperaties.
Ook de slachtoffers zelf en directbetrokkenen in het rampgebied zorgen voor onmisbare informatie over wat er aan de hand is. In dit online tijdperk zijn in dichtbevolkte gebieden altijd wel mensen aanwezig of in de buurt met een smartphone met camera of dashboardcamera. Samen zorgen we met z’n allen dat bijna alles gefotografeerd, gefilmd en beschreven wordt. Rampen hebben vaak meerdere lokale gezichten. Een verhaal over wat er gebeurd is en waar mensen zich in herkennen is goed voor de saamhorigheid en daarmee voor de onderlinge behulpzaamheid.
Burgerwetenschappers
Natuurlijk is ook de duiding van de ramp – door een gezaghebbende overheid of organisatie – nog steeds van groot belang. Maar specifieke informatie ‘op maat’ wordt vaak als betrouwbaarder ervaren dan algemene ‘objectieve informatie’. Na de kernramp in Fukushima (Japan) bouwden honderden mensen geigertellers om zelf het nucleaire stralingsniveau te meten. Op deze doe-het-zelfmanier zorgde het netwerk van burgerwetenschappers samen voor de informatie die zij graag wilden hebben.
De smartphones en sociale media zijn niet alleen belangrijk voor nieuwsvergaring, maar ook voor de verbinding en zelforganisatie van slachtoffers. Bij de aanslagen van 13 november 2015 in Parijs werd binnen een halfuur een adhocopvang opgezet met de hashtag #porteouverte (open deur) waar Parijzenaars zelf opvang- en schuillocaties aanboden aan iedereen die het terroristische geweld probeerde te ontvluchten. Sneller dan welke instantie of overheid het had kunnen regelen werd de opvang door omstanders en betrokkenen zelf geregeld. En hoewel we als maatschappij nu maar al te vaak op indringende wijze de pijn, ontreddering, dood en verwarring van heel dichtbij meekrijgen, kunnen sociale media en het ‘Internet of Things’ wel degelijk een vernieuwende, positieve schakel vormen in het hulpverleningsproces bij een ramp of noodsituatie.