Een Dienst ICT die bij de bouw van systemen geen inbreng van de werkvloer kan gebruiken. Transparantie over activiteiten zo beperkt dat zich nauwelijks laat inschatten hoe het ermee staat. Uitstel op uitstel voor een cruciaal processysteem. Dat beeld rijst op uit rapportages van en gesprekken met toezichtsorganen en vakbonden over de politiële informatievoorziening.
ICT geldt algemeen als facilitator, als ‘enabler’. Informatie- en communicatietechnologie maakt dingen mogelijk. Als het goed is nieuwe dingen. Het maakt het werk makkelijker. Maar niet bij de politie. Daar is het een vijand die moet worden verslagen, of een monster dat moet worden getemd. Plannen om zaken op orde te brengen heten daar ‘aanvalsprogramma’.
Al zes jaar is men in de aanval, eerst met een Aanvalsprogramma Informatievoorziening Politie (AVP) 2011-2014, toen met een bijgesteld en langer lopend programma, het BAVP 2013-2017, en ten slotte met een Realisatieplan AVP 2017. Het eerste stuk omschreef de ICT-ambitie in een subtitel als ‘Continuïteit, Verbetering en Vernieuwing’.
Toenmalig minister Ivo Opstelten van Veiligheid en Justitie kwam ermee na twee heftige gebeurtenissen. Begin 2010 legde een hardnekkige storing in Noordoost Nederland de computers lam van acht (van de 25) regiokorpsen, die toen het politiebestel vormden. En medio 2011 kwam de Algemene Rekenkamer met het rapport ‘ICT politie 2010’, waarin ze niet alleen een hele reeks tekortkomingen signaleerde, maar ook vaststelde dat er nauwelijks progressie in zat: “De politie heeft de afgelopen tien jaar weinig vooruitgang geboekt bij het structureel oplossen van de knelpunten in de ICT bij de politie.” De systemen voor agenten en rechercheurs, zoals de basisvoorzieningen voor handhaving (BVH) en opsporing (BVO), ondersteunen het politiewerk onvoldoende, zag de Rekenkamer. Het woord onvoldoende komt in het rapport, 179 bladzijden, 82 maal voor.
Belangenstrijd
Een conclusie luidde dat de kwaliteit en bruikbaarheid van basisvoorzieningen ondergeschikt waren aan een belangenstrijd. Korpsbeheerders (burgemeesters van centrumgemeenten in de regio’s) waren meer bezig met het voorkomen dat er een nationale politie zou komen dan met het beheer van de ICT. Ook korpschefs waren niet happig op centralisatie. Zij wilden vasthouden aan hun eigen aanpak. BVH draaide in 26 versies (de regio’s en het Korps Landelijke Politiediensten, KLPD), BVO kende zes varianten. Andere bevindingen: inrichting gezonde ICT-organisatie problematisch, productiviteitsverlies door invoering basisvoorzieningen lastig te kwantificeren, basisvoorzieningen gebruiksonvriendelijk en kosten niet inzichtelijk. Belangrijkste aanbeveling van de Rekenkamer in 2011: stel de werkprocessen en de agent centraal.
Toen Opstelten eind 2011 zijn aanvalsprogramma naar de Tweede Kamer zond noemde hij in de begeleidende brief als eerste doelstelling: “Meer gebruiksgemak en grotere bruikbaarheid van systemen voor politiemensen”. Want: “Het verminderen van het tijdsbeslag op politiemensen bij het invoeren en bevragen van gegevens is bittere noodzaak.” Hij wist ook hoe dat moest: “Bij alle activiteiten moet daarom ook telkens het perspectief van de medewerker leidend zijn.” En aangezien dat niet vanzelfsprekend was mobiliseerde hij pottenkijkers: “Om dat te borgen kent het programma een gebruikersplatform waarin onder meer ook medezeggenschap en vakbonden zullen zijn vertegenwoordigd.” Verder kwam er een onafhankelijke Review Board die de uitvoering van het programma moest monitoren. Maar zouden de pottenkijkers iets in de melk te brokkelen hebben?
Eerst onder de motorkap
De Nederlandse Politiebond (NPB) en de Politievakbond ACP, elk zo’n 25.000 leden, stellen allebei dat dat gebruikersplatform niet heeft gewerkt. NPB-voorzitter Jan Struijs: “We hebben wel tien keer ons verhaal gedaan. Het komt, was dan de reactie, maar we moeten eerst wat onder de motorkap doen.” Aandacht bleek primair uit te gaan naar infrastructuur en bedrijfsvoering. En niet naar de operatie, het ondersteunen van agenten en rechercheurs in hun dagelijkse werk, zoals aanbevolen door de Rekenkamer. Gerrit van de Kamp, voorzitter van de ACP: “Gebruikersplatform? We hebben ingebracht dat onze mensen ontevreden waren, maar uit de stukken werd niet duidelijk wat nu wel gedaan werd en wat niet.”
Een jaar geleden kwam de Rekenkamer met een vervolgonderzoek, ‘ICT politie 2016’, waarin het negeren van de werkvloer ook werd opgemerkt: “Een veel gehoorde frustratie was het feit dat gebruikers wel suggesties doen voor verbetering van het ICT-systeem of bepaalde functionaliteit, maar dat hier niets mee werd of wordt gedaan.“
Gebrekkige transparantie is voor de Rekenkamer eveneens een issue. “De jaarverslagen van de nationale politie en die van de minister van VenJ bieden nog onvoldoende inzicht in de uitvoering van het BAVP. […] De politie meldt bijna niets over de risico’s, knelpunten of kosten.” En: “Het ontbreken van een integraal beeld van alle kosten bemoeilijkt een objectieve keuze tussen mogelijke ICT-alternatieven.”
Geloofwaardigheidsspanning
De toon van het Rekenkamerrapport van 2016 is misschien iets milder dan in 2011, maar in de bevindingen zit veel overeenkomst. Tom Rodrigues, voorzitter van de Review Board, stelt, al weer een jaar na het laatste rapport, dat de belangrijkste aanbevelingen van zes jaar geleden nog altijd verre van opgevolgd zijn. De Review Board, met verder onder anderen John Froger (ex-topman van SVB en ABP), Arco Groothedde (OV-chipkaart) en Hans Blokpoel (oud-directeur Belastingdienst), heeft zich bij de politietop niet erg geliefd gemaakt door er voortdurend op te wijzen dat werd afgeweken van de plannen, terwijl de ICT-dienst riep dat men toch nuttige dingen had gemaakt. Adviezen bevatten ook de kwalificatie ‘geloofwaardigheidsspanning’. Rodrigues: “Als men afspraken maakt over prioriteiten en men deelt die met ons en met anderen, dan zag je gebeuren dat men ineens andere dingen belangrijk vond en afweek van de afspraken. Dat geeft geloofwaardigheidsspanning.”
Het in de lucht houden van oude systemen is zo kostbaar geworden, dat het budget amper nog ruimte biedt voor innovatie
Voorbeeld: MEOS, een smartphone-app (Mobiel Effectiever Op Straat), waarmee de agent personen en voertuigen kan natrekken en bekeuringen uitschrijven. Hoe fraai ook, en hoe tevreden dienders er ook mee zijn, het stond niet in het programma en heeft dus personeel en middelen onttrokken aan de realisering van wat er wel in stond. De Review-Boardvoorzitter erkent dat er hard wordt gewerkt en vooruitgang is geboekt. ICT’ers verdienen daarvoor ‘staand applaus’, zegt hij. “Maar het gaat om de drieslag verbeteren, stabiliseren en vernieuwen. Er is verbeterd en gestabiliseerd, maar vernieuwing van bestaande systemen is ver achtergebleven.” Intussen is het in de lucht houden van die oude systemen zo complex en kostbaar geworden, dat het budget amper nog ruimte biedt voor innovatie. ‘Scheefstand’ noemt de Review Board dat.
Het is het toezichtsorgaan niet gemakkelijk gemaakt haar functie uit te oefenen. Zo lieten geregeld voorkomende scopewisselingen zich moeilijk achterhalen. Navraag leerde dan dat die met een voortgangsrapportage aan de Tweede Kamer waren gestuurd, maar wel als één van vele bijlagen. Rodrigues: “Zoekwerk voor gevorderden.”
Volgens het instellingsbesluit van de Review Board zou de Landelijke CIO van de politie driemaandelijks aan de minister en de Board moeten rapporten wat met de adviezen is gebeurd. Maar bij een organisatie met als core business ervoor te zorgen dat iedereen zich aan wetten en regels houdt, kan de handhaving van intern na te leven regels er best bij inschieten. Rodrigues zegt althans dat genoemde kwartaalrapportage er niet was en het in sommige gevallen een jaar duurde voordat de Board werd ingelicht over de effecten van haar advisering.
Te weinig expertise
Rodrigues ziet drie oorzaken van de moeizame voortgang. Allereerst onvoldoende capaciteit, kennis en kunde. Dan gaat het over de Dienst ICT (1600 medewerkers) en de Dienst Informatiemanagement (1000), respectievelijk aanbod en vraag representerend. Samen met vier andere onderdelen, HRM, Financiën, Facility Management en Communicatie, vormen die het Politiedienstencentrum (PDC, in totaal 10.000 mensen). Verder spelen in de informatievoorziening de CIO en een Beleidsdirectie IV een rol.
Bijna vier jaar na de start van de nationale politie schreef de Rekenkamer in haar laatste rapport: “Ook is de personele reorganisatie vertraagd. Nog niet alle medewerkers die over moeten naar de diensten IM en ICT zijn daadwerkelijk over. Dit heeft tot gevolg dat de diensten IM en ICT én onvoldoende menskracht hebben én dat onvoldoende kennis en kunde beschikbaar is voor de taak van beide diensten.” Ook betekende het samenvoegen van datacenters dat dataspecialisten verder moesten reizen, waardoor een aantal een baan dichter bij huis zocht. “De bij de diensten IM en ICT benodigde competenties zijn schaars. Dit leidt tot een behoefte aan externe inhuur bij krimpende budgetten.” Over externe inhuur later meer.
Tweede oorzaak is dat het verbeteren en stabiliseren van de oude voorzieningen meer werk was dan gedacht. Rodrigues ziet voorts aan de kant van de operatie een remmende factor. “Politieagenten roepen wel dat ze van alles willen, maar zijn als het erop aankomt niet erg voortvarend om dat voor elkaar te krijgen.” Die werkvloer, inclusief de politiechefs, is essentieel voor datgene waar de Review Board al tijdenlang op hamert: doeltreffende inrichting van de ICT-ondersteuning van het primaire proces, dus van de handhaving en de opsporing.
‘Komt in 2014’
BVH en (toen nog) BVO zouden worden samengevoegd in één nieuw systeem. Het aanvalsprogramma uit 2011: “Het toekomstbeeld is dat over enkele jaren een nieuwe BasisVoorziening Politie (BVP) in gebruik genomen kan worden, die het werk van veel medewerkers in de basispolitiezorg, handhaving en de opsporing ondersteunt. De verwachting is dat in 2014 de eerste modules van deze nieuwe basisvoorziening in gebruik genomen kunnen worden.”
Van die BVP is weinig meer vernomen. Maar in 2013 dook OPP op, Operationeel Politie Proces (voor de laatste P komt men in politiedocumenten ook wel ‘Platform’ tegen). De Rekenkamer: “Het OPP heeft als doel om een aantal transactieverwerkende applicaties van de politie te vervangen door een nieuw generiek ICT-systeem om de primaire processen van de politie te ondersteunen. De functionaliteiten zouden gefaseerd opgeleverd worden en in 2017 de functionaliteiten van onder andere BVH-Web en Summ-IT vervangen.” Summ-IT is een recherchesysteem dat vanaf 2012 landelijk is ingevoerd omdat BVO (ooit opgebouwd uit RBS 2004a met een grafische schil) het echt niet meer kon volhouden. BVH kent anno 2017 overigens nog altijd 11 ‘omgevingen’.
Gateway review
Handhaving en opsporing, onder andere, dus vanaf 2017 OPP-ondersteund. Wat is ervan terechtgekomen? Een brief van de Review Board van 1 december 2015 aan de politie-CIO leert dat de Software Improvement Group in juni dat jaar een ‘eindonderzoek naar OPP-productrealisatie’ heeft uitgevoerd. De SIG constateert ‘dat voor de ontwikkeling van OPP een unieke ontwikkelomgeving is gerealiseerd, met doelen die alleen behaald kunnen worden als de ontwikkelteams, de projectorganisatie en de reeds gerealiseerde producten in zogenaamde “topvorm” verkeren’. In juli had een gateway review plaatsgevonden. De Review Board in haar brief: “Het Gateway reviewteam kenschetst het cluster OPP als een innoverend traject met name gericht op ICT, en niet op de business en de bestaande IV organisaties. Een geslaagde implementatie, zonder bijstellende maatregelen, lijkt onzeker.” Verderop schrijft de board nog maar eens: “Ook plaatsen wij vraagtekens bij de beperkte betrokkenheid van gebruikers bij de vormgeving en validatie van OPP. De Review Board heeft reeds vele malen gewezen op het belang van business alignment, het absorptievermogen van de organisatie en het risico van een beperkte inbreng van de gebruikers.”
Eind 2017 is van het overbrengen van functionaliteit van BVH en Summ-IT naar OPP nog geen sprake. Er zijn twee modules klaar, ‘e-Briefing’ en ‘Executie en Signalering’. e-Briefing moet dienders beter geïnformeerd en helder geïnstrueerd de straat op sturen. Volgens projectleiders Robert Paul Doorenbosch en Fons Sarneel is het ontwikkeld op wens van agenten. “De input kwam van blauwe collega’s. Dat was leidend, niet de ICT,” zeiden ze maart 2016 in een politievakblad. Een onderzoek van de Politieacademie van drie jaar terug spreekt van ‘de zogenoemde e-briefingtool nationale politie, die in 2014 wordt gemaakt om de briefing in de basisteams te ondersteunen’. Maar het is er nog niet.
Uitgesteld
Met Executie en Signalering (E&S) kan een agent nagaan of iemand gesignaleerd staat en waarvoor, bijvoorbeeld een openstaande boete, uit te zitten celstraf of afname van DNA. Het moet het verouderde PAPOS en OPS vervangen. De Inspectie Veiligheid en Justitie rapporteerde een jaar geleden dat ook hier de werkvloer is ingeschakeld. “Respondenten geven aan enthousiast te zijn over het ontwikkelproces, de mogelijkheden en het te verwachten gebruikersgemak van E&S.” Wel is de landelijke invoering ‘een aantal keren uitgesteld’, maar de politie heeft de inspectie toevertrouwd dat het ‘naar verwachting in het tweede kwartaal van 2017’ wordt uitgerold. Duidelijk is dat het dan niet te vroeg zou komen: “Zolang E&S nog niet landelijk operationeel is, blijft de politie werken met de DNA-overzichtslijsten die via één centraal punt onder de eenheden handmatig worden verdeeld.” Maar het is er nog niet.
Twee voorbeelden van inbreng van ‘blauw’, dat sluit op zich aan bij de adviezen van de Review Board. Rodrigues: “Er is wel enige samenwerking, maar te kleinschalig.”
Inmiddels zijn de rode vlaggen van de gateway review van 2015 wel verdwenen
Volgend jaar – 2018 – zou de ontwikkeling van een module ‘Aangifte’ starten. Volgens voorzitter Rob den Besten van de Centrale Ondernemingsraad, die onderzoeksbureau Gartner de stand van zaken in het Aanvalsprogramma heeft laten uitzoeken, is momenteel nog niet een derde van OPP klaar. Inmiddels zijn de rode vlaggen van de gateway review van 2015 wel verdwenen, stelt Rodrigues vast. De Review Board vindt dat een doorstart verantwoord is, mits gesignaleerde risico’s in acht worden genomen, en dat de overige modules zo snel mogelijk stapsgewijs moeten worden ontwikkeld.
ACP-voorman Van de Kamp heeft vernomen dat begin volgend jaar testen gaan plaatsvinden om vast te stellen of de beide nu beschikbare tools het houden bij een grote hoeveelheid data. Hij stoort zich aan de beperkte informatievoorziening in zijn richting. “Wij willen weten of de sturing adequaat is, of het fundament waarop men aan het bouwen is, stevig genoeg is. Op de fundering van een huis kun je geen flat neerzetten.” Het lijkt hem geen overbodige vraag, want het veelgeprezen MEOS kampt ook met haperingen bij grootschalige bevraging. “Hoe meer collega’s het gebruiken, des te trager wordt het systeem. Er zijn geregeld storingen. Maar ik kan niet zeggen waar we precies staan. Ik vraag ernaar, maar krijg geen goede antwoorden. Dan denk ik: wat is daar aan de hand, waarom is men zo intransparant?”
Over OPP zijn naar verluidt wel tien rapporten geschreven. Van de Kamp: “Zou kunnen. OPP wordt het nieuwe fundament, dus dan snap ik dat je goed gevalideerd wilt hebben dat dat stevig is. Het gaat over massief veel geld. Maar als het er tien zijn, waarom waren die dan nodig? Wat zeggen ze dan? Ik heb die rapporten niet gezien. Ik vind dat dat best open mag. Ik wil zien waarom er kritiek was van de een, of juist niet… hoe zit het allemaal?”
EBO’s
Zorgen baart de ACP ook het grote aantal EBO’s. Dat staat voor Eigen Beheerde Omgeving. Decentraal mocht het werkveld zelf gaan knutselen en wist soms tot heel aardige resultaten te komen. Dat is misschien iets te badinerend uitgedrukt, maar Van de Kamp zegt dat de zelfwerkzaamheid en innovatie van onderop door de leiding is gestimuleerd met subsidies, maar dat vooraf geen voorwaarden en systeemeisen zijn gecommuniceerd en dat evenmin enige coördinatie heeft plaatsgevonden. ‘Laat duizend bloemen bloeien’ wordt dan al snel wildgroei. Hij voorziet straks wijd verspreide teleurstelling als pogingen om EBO’s in de landelijke architectuur te persen niet slagen. “Wij proberen te ontdekken welk plan er bestaat om de experimenten in te passen in het grote geheel en hoe van experimenteren tot iets structureels te komen, want we hebben het idee dat dat niet soepeltjes gaat.” Rodrigues spreekt van ‘puzzelstukjes’, waarvan het nog maar de vraag is: “Passen ze in het grotere plan?”
EBO’s dateren voor een deel uit de tijd voordat begin 2013 de nationale politie ontstond, dus uit de tijd van 26 zelfstandige politiekorpsen. Een woordvoerder van de politie licht toe dat EBO’s vanwege hun aansluiting op de politiepraktijk een breed gebruik kennen en daarom ‘niet langer te missen voorzieningen’ zijn, al werden ook op meerdere plekken oplossingen voor eenzelfde probleem bedacht. Gevraagd naar een lijst komt de woordvoerder alleen met een aantal. “Een inventarisatie in 2015 gaf zicht op 318 EBO’s.”
Als dit klopt moet de zelfwerkzaamheid de laatste twee jaar een hoge vlucht hebben genomen. Van de Kamp houdt het actuele aantal op ‘ongeveer twaalfhonderd’. Rodrigues zegt: “Ruim boven de duizend.” Allebei benadrukken ze dat een fundamentele aanpak van de EBO’s niet in het aanvalsprogramma voorkomt. Wel valt in het bijgestelde programma (2013) een voorwaarde te lezen, namelijk ‘dat de benodigde extra formatieve ruimte (FTE’s beheercapaciteit) en budgetten beschikbaar wordt gesteld door de korpsleiding aan de dienst ICT’. Reden: “Hiermee is nog geen rekening gehouden in de financiële meerjarenramingen.” Inmiddels kan de woordvoerder melden dat een meerjarig programma ‘vanaf 2018, in een gezamenlijke aanpak met operationele eenheden, de EBO’s [gaat] inbedden onder centraal beheer binnen de informatiehuishouding van de Nederlandse Politie’.
Externen
Gaat de politie-ICT nog eens volledig down? Het is geen al te vreemde vraag gezien het verleden. Volgens Rodrigues weet je dat pas als het gebeurt. “ICT-mensen zeggen dat de bestaande systemen nog wel zeven jaar meekunnen. Zeven jaar, dat is ongeveer de life cycle van een goed onderhouden ICT-systeem.” En hij voegt er nog maar eens aan toe: “In de tussentijd moet je wel vernieuwen.” Van de Kamp: “Zoals destijds in Noordoost Nederland zie ik niet zo gauw gebeuren. Maar ik hoor wel over traagheid en uitval van systemen. Het lastige is: ik kan het nergens aan toetsen. Ik mis gedegen rapportages. Transparantie is steeds het knelpunt.”
De vraag boeit hoe het komt dat politie-ICT al zo veel jaren een hoofdpijndossier is. Van de Kamp spreekt dan over ‘krachten en tegenkrachten’ en ‘partijen met belangen’, maar kan er ‘geen vinger achter krijgen’. Mogelijk speelt het grote aantal externen een rol.
Sommigen worden al jaren ingehuurd. Moet je dat blijven doen? Waarom neem je die mensen niet in dienst?
“Als je ziet hoeveel mensen worden ingehuurd om bepaalde technieken overeind te houden, die hebben natuurlijk een belang bij het voortduren van de bestaande situatie. Want hoe langer die applicatie blijft bestaan, des te hoger wordt de kostprijs. En als je daar heel veel mensen van hebt, ziet hoe de beslislijnen lopen en dat op allerlei plekken mensen zitten die zijn ingehuurd, dan is het de vraag wie nu eigenlijk beslist. En heeft de politie in de gaten hoe dat precies in elkaar steekt? Waar ze zitten en, belangrijker nog, welke zeggenschap ze hebben, ik zou het niet kunnen vertellen. Ik heb die vraag gesteld. Ik snap dat we niet zonder inhuur kunnen. Maar voor mij is belangrijk: is dat tijdelijk, wanneer faseren we het uit en kan het niet anders? Sommigen worden al jaren ingehuurd. Moet je dat blijven doen? Waarom neem je die mensen niet in dienst? Die beslis- en beïnvloedingslijnen moeten duidelijker. Als je nu vraagt: hoe zit het, wie bemoeit zich er allemaal mee?, dan kan niemand je dat uitleggen.”
Risico’s
Van de Kamp schetst een beeld waarbij externen die worden ingeschakeld om de boel vooruit te helpen, de zaak traineren en de politie op kosten jaagt.
“Misschien, voor sommigen zal dat zeker gelden,” reageert hij. “Maar als je weet dat je niet zonder externen kunt, dan hoort dit allemaal klip en klaar te zijn. Dan moet je weten wat de risico’s zijn. dan moet je weten wat de belangen zijn, wat de tegenbelangen zijn, en wat je als organisatie wilt. Daar moet je op sturen. De politie hoort een risicoparagraaf te hebben om te bepalen: wanneer word ik aan het lijntje gehouden en wanneer niet? In het aanvalsprogramma was het niet voor niets de bedoeling om de oude systemen uit te faseren. Dat dat moeilijk is, geloof ik. Maar nu ontstaat een soort schimmenwereld, waarin onbekend is hoe het zit. Zo’n risicoparagraaf? Ik ken hem niet. Wat niet wil zeggen dat hij er niet is.” Van de Kamp heeft er naar gevraagd, zei hij, en Van de Kamp heeft ook doorgevraagd. “Wij zijn vakbond, we weten heel veel van de politie, maar dit deel wordt zorgvuldig bij ons weggehouden.”
CIO als ‘conservator van het Nederlands ICT-museum’
“Ik voel me meer de conservator van het Nederlands ICT-museum dan de CIO van de politie,” zei Dick Heerschop wel eens toen hij begin 2013 als Chief Information Officer aantrad in de korpsleiding van de Nationale Politie. Het mocht gekscherend bedoeld zijn, maar zo gek was zijn gevoel niet als hij de stand van zaken in de politie-ICT vergeleek met de bevindingen van de Algemene Rekenkamer uit 2011: “Het Rekenkamerrapport gaf een heldere beschrijving van de problematiek, maar het was nog maar het topje van de ijsberg. De problematiek was vele malen groter en ernstiger dan in dat rapport werd beschreven.”Inmiddels is veel verbeterd. In 2013 waren er meer dan tweeduizend systemen, zegt Heerschop, nu zijn er ‘350 landelijk gebruikt’. Systemen waren er dikwijls in 26 regionale versies, die zijn in een aantal gevallen vervangen door één politiebrede applicatie. Via een Basisvoorziening Informatie (BVI) laten zich 29 politieregisters bevragen. In 2013 waren er meer dan 400 politiewebsites, nu is er één, met ruim 2,5 miljoen bezoekers per maand. Een politie-app is meer dan een miljoen maal gedownload.
Maar er moet ook nog veel gebeuren, vooral de vernieuwing van de ICT-ondersteuning van het dagelijks politiewerk. Waar medewerkers klagen over gammel gereedschap, spreekt Heerschop over de ijsberg die hij te lijf moest.
Er waren drie fundamentele vragen. Kan de ICT-organisatie zo’n primairprocessysteem leveren? Kan de technische infrastructuur dat dragen? En kan de organisatie zo’n grote verandering absorberen? “Als je op één van die vragen ‘nee’ antwoordt, moet je er niet aan beginnen.”
Het antwoord op alle drie de vragen was ‘nee’. Er is ‘heel bewust besloten om de aanpak van de basissystemen naar achteren te schuiven, want je moet eerst de condities creëren om zo’n majeure verandering door de organisatie heen te kunnen slepen’. Trouwens, als die condities (eerste en tweede vraag) er wel waren geweest, dan bleef het negatieve antwoord op vraag drie faalfactor. “De politiereorganisatie was weliswaar op papier aangekondigd in 2012, maar is pas in 2013 begonnen. En in die dynamiek kun je nooit een groot processysteem opnieuw gaan ontwikkelen. Dat kun je alleen maar doen als je samenwerkt met de operationele collega’s en die moesten zich een slag in de rondte werken om tijdens de reorganisatie hun operationele werk goed te doen. Die hebben dan echt geen belangstelling en ook maar weinig tijd over om een actieve bijdrage te leveren aan het ontwerp van zo’n nieuw systeem.”
Inmiddels is de technische infrastructuur (‘ruim boven de negentig procent’) op orde en zijn twee modules van dat nieuwe systeem, OPP, gereed om getest te worden. Dat is nog niet één derde van het totaal. Hoe lang de rest duurt? Heerschop: “Ik verwacht dat wij binnen drie tot vijf jaar het merendeel van de functionaliteit die in de verschillende oudere systemen zit op een totaal andere manier kunnen faciliteren.”
De in het Aanvalsprogramma beoogde vernieuwing mag dan naar achteren geschoven zijn, dat betekent niet dat innovatie volledig stil lag. Op dat vlak gebeurde iets in de Eigen Beheerde Omgevingen, waar decentraal zelfwerkzaamheid op de werkvloer werd bedreven. De voormalig museumconservator noemt die EBO’s ‘extra zuurstof voor de organisatie’, ‘hartstikke belangrijk’ en ‘eigenlijk de gebieden waar de innovatie plaatsvindt’. Of ze straks allemaal in de landelijke informatiehuishouding worden ingepast ‘is zeer de vraag’, maar een aantal zeker.
“Die zijn zo voor de hand liggend dat je ze in de landelijke infrastructuur wilt opnemen, zodat de hele politie ervan kan profileren en het niet alleen beschikbaar blijft voor het team dat het toevallig heeft ontwikkeld. Ik denk dat wij een kleine 340 verschillende van dat soort omgevingen kennen, en als je kijkt naar de verspreidingsgraad dat het er dan meer zijn, maar het is een van de mooiste dingen die ik binnen de politie tegengekomen ben. Het feit dat we in staat zijn zulke innovaties te doen helpt ook de ICT-dienst om er scherp op te acteren en een stap naar voren te zetten.” De Dienst ICT en de Dienst Informatiemanagement tellen samen 2600 medewerkers, van wie 400 extern ingehuurd. Heerschop vindt dat ‘zo’n beetje de bovengrens’.
Of het criminaliteitsoplossingspercentage onder de ICT-problemen geleden heeft durft Heerschop niet te zeggen, maar hij vindt dat wel ‘een interessant thema om eens onderzoek naar te doen’.
Dit artikel is tot stand gekomen in samenwerking met het onderzoeksjournalistieke programma Reporter Radio van KRO–NCRV.