Techbedrijven hebben zich ontwikkeld tot onmisbare digitale nutsbedrijven, waarvan miljarden mensen en organisaties in hun dagelijks leven afhankelijk zijn geworden. Laten we dit onderkennen en een constructieve dialoog met hen voeren over hun maatschappelijke rol in de digitaliserende samenleving en afspraken over toezicht en gebruik van data.
Een constructieve dialoog met Big Tech is noodzakelijk om een verder uit de rails lopen van internetgebruik en sociale media, respectievelijk verdere groei van cybercrime te voorkomen. | Beeld: Shutterstock
Tijdens de opkomst van de industriële samenleving ontstonden, teneinde alle nieuwe producten op brede schaal te kunnen gebruiken, tal van nieuwe infrastructuren. Spoorwegen, wegennetten, elektriciteitsnetten en telefoonlijnen werden aangelegd en nieuwe, meestal semioverheidsorganisaties, werden opgericht om deze nieuwe infrastructuren te ontwikkelen en te beheren. Al deze nieuwe infrastructuren waren primair nationaal, zodat er nationale wetten kwamen om per infrastructuur de kaders waarbinnen geopereerd moest worden te regelen. Het ging onder andere om de financiering voor verdere ontwikkeling en beheer, keuzes in hoeverre publieke of private middelen moesten worden ingezet, bescherming van de burger ten aanzien van de geleverde diensten, marktpositionering van deze bedrijven ten opzichte van private ondernemingen, e.d.
Techgiganten beschouwen landsgrenzen als belemmering, evenals nationale wetgevingen.
Inmiddels leven we in een zich ontplooiende digitale wereld, waarin grote delen van de economie verschuiven van industriële producten naar digitale diensten. Waarin een ongekende internationalisering van communicatie en dienstverlening plaatsvindt. Waarin vrijwel iedere consument, zowel in rijke als arme landen, afhankelijk geworden is van (internationale) diensten die via internet worden aangeboden. Internet is de centrale en essentiële infrastructuur van het digitale tijdperk, waarbij basisdiensten geleverd worden door met name Techgiganten.
Rol Techgiganten
Er is het nodige te doen over deze Techgiganten. Circa 90% van de 70 grootste Techgiganten opereren vanuit de VS en China en domineren vrijwel alle digitale markten. Deze situatie is in nog geen twintig jaar zo gegroeid. En het ziet er naar uit, gezien de hoge waardering van de geleverde diensten, dat dit soort bedrijven nog verder aan belang zal toenemen. Al deze bedrijven zijn private ondernemingen, opereren in de internationale digitale ruimte en hebben veelal als missie om iedereen, wereldwijd dezelfde, geavanceerde diensten te leveren. Landsgrenzen beschouwen ze daarbij als belemmering, evenals nationale wetgevingen. Hun diensten worden aangeboden middels uitgekiende websites en internetapplicaties. De diensten zijn van hoge kwaliteit, gemakkelijk te verkrijgen, veelal goedkoop en soms “gratis”. Dat gratis gaat dan altijd wel ten koste van privacy, doordat de consument geacht wordt zijn gegevens gratis ter beschikking te stellen voor de verdere ontwikkeling van tal van diensten, het is een ongekend sneeuwbaleffect.
Afhankelijkheid van digitale diensten
Behalve tot tal van nieuwe vormen van dienstverlening, leidt dit veelal ook tot kannibalisering van klassieke, veelal nationale, dienstverleningen. Terwijl in ontwikkelde landen sprake is van vervanging van diensten, geldt in minder ontwikkelde landen dat de mensen daar voor het eerst allerlei diensten aangeboden krijgen die ze voorheen niet hadden. Onderwijs, medicatiehulp, administratieve, logistieke of commerciële Apps geven consument en MKB in tal van armere landen hele nieuwe mogelijkheden. De gewone man kan overal plotseling beschikken over goede nieuwsvoorzieningen en communicatiemiddelen, hetgeen tot tal nieuwe bedrijvigheid leidt. Er zijn nog talloze onontgonnen mogelijkheden om arme landen van betere informatie te voorzien, zodat mensen aldaar een beter bestaan kunnen opbouwen. Uit dit alles blijkt dat de Techgiganten overduidelijk voorzien in digitale wensen en behoeftes van miljarden mensen. Diensten die niet meer weg te denken zijn uit het dagelijks leven.
De EU moet, waar mogelijk, een eigen kracht ontwikkelen.
Er zijn tal van (zeer) kritische punten in het geding. Techgiganten zijn weinig transparant, ze hebben door ongelimiteerde dataverzameling en ongehinderd acquisitiebeleid steeds uitdijende marktdominantie. Hun beleid ten aanzien van het omgaan met privé gegevens is doorgaans dubieus en er zijn nauwelijks serieuze regels ten aanzien van een ethisch omgaan met sociale media. Verder dwingen algoritmes mensen in digitale fuiken met complottheorieën of andere desinformatie en omdat fiscale wetten verouderd zijn betalen ze vrijwel geen belasting in landen waar ze actief zijn. Door de concentratie in de VS en China zijn er ook evident geopolitieke elementen in het geding, samen te vatten in een strijd om werelddominantie.
Het is onontkoombaar dat de EU in dit proces, waar mogelijk, een eigen kracht moet ontwikkelen. Richtsnoer hiervoor zijn noodzakelijke nieuwe economische-fiscale-juridische-ethische regels voor dit soort ondernemingen. Ideeën om deze bedrijven, vanwege hun omvang, dan maar op te knippen om daarmee hun macht te beperken, zijn weinig realistisch en schieten te kort inzake het kernpunt van de positie van deze bedrijven, zij lossen de wezenlijke problemen niet op. Het kernpunt is dat deze bedrijven zich hebben ontwikkeld tot onmisbare digitale nutsbedrijven, waarvan miljarden mensen en organisaties in hun dagelijks leven afhankelijk zijn geworden. Daarop zou de Unie zich moeten concentreren. Waarom zouden deze bedrijven dan ook niet kunnen worden verleid om in meer formele zin distributeur te worden van bepaalde maatschappelijke digitale diensten via internationale regulering van deze bedrijven, die voor iedereen overal gelijk zou moeten zijn.
Op dit moment blijft de dialoog steken in een verwijtende sfeer van hoeveel macht deze bedrijven wel niet hebben verworven.
Constructieve dialoog nodig met Techgiganten
Pas als we bereid zijn deze bedrijven te erkennen en te positioneren als onmisbare digitale nutsbedrijven, die voorzien in essentiële diensten voor consumenten en bedrijven, kan met hen een constructieve dialoog gevoerd worden over hun maatschappelijke rol in de digitaliserende samenleving. Vanuit die rol moeten afspraken gemaakt worden over hun maatschappelijke verantwoordelijkheid, over toezichthouding op de uitvoering van digitale dienstverlening, over wat wel en niet mag inzake dataverzamelingen, omgang met privé gegevens, impact van bepaalde diensten op maatschappij of politiek, enzovoort. Op dit moment blijft de dialoog enerzijds steken in een verwijtende sfeer van hoeveel macht deze bedrijven wel niet hebben verworven of welke schade hun diensten kunnen veroorzaken, terwijl anderzijds inmiddels iedereen zich tamelijk zorgeloos afhankelijk maakt van de diensten van deze firma’s. Een constructieve dialoog met deze firma’s is dringend noodzakelijk, juist om een verder uit de rails lopen van internetgebruik en sociale media, respectievelijk verdere groei van cybercrime te voorkomen.
Vanuit Europees belang bezien zou de EU hier de initiërende rol in moeten spelen met als uitgangspunt de Digital Services Act en de Digital Marketing Act, die ten doel hebben de kaders vast te leggen waaraan platformbedrijven (Techgiganten) zouden moeten voldoen. De vervolgstap zou moeten zijn om deze “Acts” wereldwijd met andere overheden – bijvoorbeeld in OESO verband – te bespreken, vanuit de optiek dat we deze bedrijven gaan beschouwen als wereldwijd opererende digitale nutsbedrijven.
Peter Hagedoorn was werkzaam in diverse IT beleidsfuncties en is nu publicist. Dit artikel is een bewerking van het hoofdstuk “digital utilities” uit zijn boek”The Digital Challenge for Europe”, www.thefluidsociety.com