De voortschrijdende robotisering is risicovol. Een serieus te nemen politieke visie, graag met een perspectief van meer dan 4 jaar, is daarom hard nodig.
Onlangs woonde ik een seminar bij met de titel ‘Robot, recht op recht?’. Centraal stond de vraag of autonoom functionerende robots een eigen juridische identiteit moeten krijgen waarmee ze als zelfstandig rechtssubject aan het maatschappelijk verkeer kunnen deelnemen. En of voor dit fenomeen dan ook maar gelijk een eigen nieuwe rechtsstatus moet worden bedacht. Hoog tijd voor juridisch beraad want, luidde de waarschuwing, robots staan binnenkort voor onze voordeur.
Technici bevestigen dat. Volgens de Japanse technologiereus Softbank is binnenkort kunstmatige intelligentie beschikbaar die groter is dan menselijke intelligentie. Uitgaande van gemiddelden hoeft dat niet voor iedereen direct bedreigend te zijn, maar toch. Google maakt vorderingen met haar programma DeepMind, IBM ontwikkelt Watson en Philips ontwikkelt Illumeo, dat eveneens werkt op basis van kunstmatige intelligentie, voor medici. In de VS is zelfs de rechterlijke macht voorzichtig begonnen met de inzet van een systeem gebaseerd op kunstmatige intelligentie, bedoeld om recidivekansen van veroordeelden te voorspellen. Zonder veel succes trouwens, want de uitkomsten waren zodanig dat de discussie vervolgens vooral ging over de mankerende objectiviteit van het systeem. Ach moet u maar denken, programmeurs zijn ook maar mensen…
Hoe dan ook, de stap naar een androïde, in staat tot zelfstandig handelen, zou inderdaad wel eens nog slechts een kwestie van tijd kunnen zijn. En dus rijzen er allerlei interessante vragen, ook voor juristen. Bijvoorbeeld over een eigen juridische identiteit, privacy en IE-rechten. Vragen die vaak ook al aan de orde waren bij eerdere digitale ontwikkelingen. En ook toen was het steeds zoeken naar oplossingen die bij voorkeur werden gezocht in de bestaande juridische ‘confectie’ en daar meestal ook wel gevonden werden.
Voer dus voor juristen maar gelukkig niet voor hen alleen. Filosofen, sociologen, economen, techneuten en tal van andere disciplines participeren terecht in de discussie over robotisering. En dan valt niet voor het eerst op hoe weinig we uit politieke hoek over dit onderwerp horen. Zeker, Asscher vreest dat robotisering duizenden banen zal gaan kosten en dat zou zomaar waar kunnen zijn. En Rutte erkent dat er banen zullen verdwijnen, maar is ervan overtuigd dat robotisering ook voor veel nieuwe banen gaat zorgen. Verder dan die platitudes, laat staan een geloofwaardige onderbouwing daarvan, komt de politieke discussie niet. En dat is niet alleen gênant voor de betrokken politici, maar vooral ook maatschappelijk onaanvaardbaar. Kloppen de voorspellingen, dan staat immers nog deze generatie een nieuwe industriële revolutie te wachten die zijn weerga in de geschiedenis niet kent. Blijkens recent Amerikaans onderzoek zal maar liefst 50 procent van de banen aan de onderkant van het arbeidsspectrum als gevolg van robotisering voor 2020 verdwijnen. Leuk natuurlijk om te horen dat robots er ook voor zorgen dat ons nationaal inkomen straks toch en misschien zelfs wel eenvoudiger wordt verdiend en de menselijke afvallers daarom mogen rekenen op een ruimhartig basisinkomen, maar of thuiszitten daarmee ook onze nieuwe levensvervulling gaat worden, waag ik nog even te betwijfelen.
Van die verontrustende observatie naar de werkzaamheden van de commissie-Elias is niet zo’n grote stap. Die exercitie heeft ons immers onder meer geleerd dat het met de ICT-kennis van de politiek, overheid en zelfs de relevante marktsector, niet best is gesteld en dat een deugdelijke regievoering door opdrachtgevers bij gebrek aan kennis onmogelijk is. De vele grote IT-projecten die ook recent weer schipbreuk leden, maken duidelijk dat de door de commissie-Elias benoemde problemen twee jaar later nog lang niet zijn opgelost. Waar een gebrek aan ICT-kennis vooralsnog echter vooral tot bedrijfsvoerings- en financiële debacles leidde, zijn de risico’s van een ongecontroleerd voortschrijdende robotisering ontegenzeggelijk veel groter. Een serieus te nemen politieke visie, graag met een perspectief van meer dan 4 jaar, is daarom hard nodig. Voor het enigszins kunnen begrijpen van wat gaande is en het ontwikkelen van zo’n visie is behalve gezond verstand echter ook enige ICT-kennis onvermijdelijk, kennis die nu veelal nog ontbreekt.
En dus is het eigenlijk heel jammer dat de eerste politicus die dat kennisprobleem als voorzitter van een belangrijke commissie heeft durven signaleren, die zich sterk heeft gemaakt voor het alsnog opbouwen en onderhouden daarvan en die ook in komende discussies over en visies op ICT-gerelateerde onderwerpen als robotisering een kritische rol had kunnen vervullen, de Kamer binnenkort moet verlaten. Maar misschien wel juist daarom want in de Kamer zitten voor zover mij bekend (nog) geen robots…