Een webinar over de relatie tussen onze digitaal-economische ambities en de digitale infrastructuur. De overheid laat het in principe over aan de markt. Kan de markt dit nog op eigen kracht? Of is meer regulering nodig? Met o.a. Martijn van Gruijthuijsen, Gedeputeerde Economie, Kennis en Talentontwikkeling; Provincie Noord-Brabant.
Op 20 januari vond het webinar ‘Investeren in de data-economie’ plaats
Klik HIER om het webinar terug te kijken
Met als gasten:
- Henk Volberda, Full Professor of Strategy & Innovation; Faculteit Economie en Bedrijfskunde, Sectie Strategy & International Business
- Martijn van Gruijthuijsen, Gedeputeerde Economie, Kennis en Talentontwikkeling; Provincie Noord-Brabant
- Stijn Grove, Managing Director, Dutch Data Center Association
- Michiel Steltman, Managing Director; Digitale Infrastructuur Nederland
Hyperconnectiviteit
Voor de digitale economie is hyperconnectiviteit heel erg belangrijk, stelt Henk Volberda. In 2019 stond Nederland op de vierde plaats van de meest concurrerende economieën van Europa. Maar dat is geen vanzelfsprekendheid. Belangrijk in de meting is de pijler ICT adaptatie (12 pilars of competitiveness). Daarop doet Nederland het met 76 procent redelijk goed. Nederland wordt in het 2020-rapport gezien als een van de digitale koplopers, samen met Finland, Zweden en Denemarken. We doen het goed op het gebied van digitale netwerken en digitale vaardigheden. Er zijn ook aandachtspunten als het gaat om concurrentie en mededing, innovatie en langetermijninvesteringen.
Wet van de remmende voorsprong
Ook qua digitale volwassenheid scoort Nederland goed (Digital Evolution Index 2017). Volberda constateert echter wel dat we teveel vasthouden aan de status quo. Nieuwe investeringen blijven achter. In landen als Estland, Nieuw-Zeeland en China zie je grote investeringen in innovatieve ontwikkelingen. Nederland doet het goed als het gaat om e-commerce, big data en cloud, maar op technologieën als robotisering, kunstmatige intelligentie en virtual reality lopen we achter, daar zijn nog weinig bedrijven mee bezig.
Volgens Volberda staan we nog maar aan het begin van de digitale revolutie. Hoe kan Nederland een koppositie behouden in de digitale economie? Dan moeten we kijken naar zowel bedrijfsleven, overheid en burgers. De overheid zou bedrijven moeten stimuleren om versneld digitale technologieën te implementeren, het Groeifonds is hiervoor een goed middel.
Sentimenten rond datacenters
Volgens Stijn Grove valt zonder datacenters 65 procent van ons inkomen weg. De datacenters vormen het fundament onder de digitale economie. Geen enkel bedrijf kan meer zonder online diensten. Er zijn regionale en nationale datacenters, de meeste projecten zijn van de overheid. De kritiek in Nederland gaat voor over de hyperscale datacenters. De media-aandacht gaat vooral over de lasten, stelt hij, niet over de lusten. Als het gaat om de ‘verdoozing’ van ons landschap, kijk dan ook naar de grote distributiecentra. Die nemen nog veel meer hectares aan grond in beslag. Er is veel onwetendheid rond datacenters, het heeft ook met negatieve sentimenten over big tech te maken. Maar ook de afwezigheid van regie is een factor. Als je dit beter clustert en duidelijke plekken aanwijst voor de bouw van datacenters weet iedereen waar hij aan toe is. En dan kun je als overheid samen met de sector eventuele knelpunten oplossen.
Wat hij vindt van de situatie in Zeewolde die ingestemd had met de bouw van een groot datacenter, maar waar de Eerste Kamer voor is gaan liggen? Dat is geen betrouwbare overheid, antwoordt hij. ‘Dit heeft impact op alle toekomstige investeringen in Nederland.’
Regionale ambities in Brabant
We willen een datagedreven provincie zijn, vertel gedeputeerde Martijn van Gruijthuijsen. Data worden gebruikt in alle bedrijfssectoren. Daar hebben we een goede infrastructuur voor nodig. En mensen met goede digitale vaardigheden. Maar ‘de afdeling makkelijke oplossingen’ is voorbij, stelt hij, we moeten ons bedrijfsleven doorontwikkelen in een tijd van schaarste op het gebied van ruimte, energie, talent en middelen. We kiezen ervoor ons bedrijfsleven, met name MKB, door te laten ontwikkelen door slim gebruik van data. We stimuleren de ontwikkeling van opleiding. Zo ontstaan ecosystemen die Brabant verder kunnen helpen op het gebied van data economy en infrastructuur.
‘We moeten een ondernemende overheid zijn om de randvoorwaarden voor de samenleving en de economie neer te zetten,’ zegt Gruijthuijsen. ‘Bij de ontwikkeling van nieuwe bedrijventerreinen kijken we heel bewust naar de meerwaarde die dit onze provincie kan bieden. We moeten keuzes maken in tijden van schaarste.’
Nederland als ‘living lab’
‘Eigenlijk moeten we Nederland als een living lab zien. Digitalisering gaat nooit meer weg en er komt een volgende generatie technologie aan. Het fotonicacluster is een belangrijk cluster in Brabant, maar ook in andere regio’s in Nederland. Die ontwikkeling zorgt ervoor dat er straks veel minder energie gebruikt hoef tte te worden. We kunnen innovatie versnellen als we ook een markt hebben. Als datacenters zeggen dat zij de producten afnemen, dan gaan wij met ze verder. We moeten breder denken dan de bestaande silo’s.’
Volberda noemt het een prachtige ontwikkeling in Brabant, dat zou iedere provincie kunnen doen. ‘Maar eigenlijk hebben we meer centrale regie nodig, liever zie ik een meer nationale ontwikkeling.’ Gruijthuijsen wil absoluut grensoverstijgend meedenken, dat doen ze ook in een speciale digitale kopgroep. Hij hoopt dat de staatssecretaris digitalisering de nodige daadkracht kan tonen op dit punt.