De erkenning van het belang van een mate van vertrouwelijkheid mag niet leiden tot verminderde openbaarheid van informatie. Wees open over het belang van vertrouwelijkheid en welke informatie uit het proces niet meteen openbaar kan worden en om welke redenen. Wat mij betreft gaan we van ‘gesloten mits’ naar ‘open tenzij’.
Het zal niemand zijn ontgaan dat 1 mei de Wet open overheid (Woo) in werking treedt. De wet voorziet ook in regelgeving voor actieve openbaarheid. In de inspanningen om de informatiehuishouding te verbeteren staat het belang van de burger voorop. Het wantrouwen ten aanzien van het functioneren van de overheid is alom aanwezig en het is zaak om dit te keren. Dit vraagt om bewustwording in de uitvoering en bij ambtenaren. Het uiteindelijke doel van het transparanter worden, het inzicht bieden in het handelen van de overheid, dient voorop te staan. Maar waar gaat die transparantie om? Hoe verhoudt transparantie zich tot openbaarheid? Deze termen worden naar mijn mening te vaak door elkaar gebruikt, terwijl ze niet hetzelfde betekenen.
Transparant zijn over het handelen betekent dat je kunt begrijpen hoe er is gehandeld, dat het duidelijk is hoe processen verlopen zijn, welke afwegingen er zijn gemaakt en hoe besluitvorming en beleid tot stand zijn gekomen. Daar moet je zo open mogelijk over zijn. Dit is niet per se hetzelfde als openbaarheid. Je kunt transparant en open zijn over je handelen zonder dat álle informatie die daarbij hoort ook direct openbaar is. In sommige gevallen zijn geslotenheid en vertrouwelijkheid van informatie zelfs van levensbelang, in andere gevallen is een mate van vertrouwelijkheid functioneel in de besluitvorming.
In gesprekken over de Woo valt de bezorgdheid over die mogelijkheid tot vertrouwelijkheid op. “Wat kan ik nog vertrouwelijk bespreken?” “Moet echt alles wat ik mail, app, inspreek naar buiten als daarom gevraagd wordt? En ook zonder dat daarom gevraagd wordt? Valt alle communicatie onder de Woo?” Ik begrijp de zorgen, als mens, als ambtenaar, want ook mijn werk zou het niet helpen als alles wat ik mail, app, bedenk, bespreek met mijn collega’s voor iedereen opvraagbaar is.
De erkenning van het belang van een mate van vertrouwelijkheid mag echter niet leiden tot verminderde openbaarheid van informatie. Juist hierover moet het gesprek bewust gevoerd worden. Wat betekent het om in dienst van de burger, bij de overheid te werken? Welke verantwoordelijkheid brengt dat met zich mee ten aanzien van de informatie die daarbij wordt geproduceerd? Het recht op informatie is de hoeksteen van de democratie. Hoe zorgen we ervoor dat we dit recht niet onnodig beperken door informatie langer dan nodig is en op voor de burger onduidelijk gronden vertrouwelijk te houden? Hoe komen wij tot een voor iedereen aanvaardbare manier om in alle vrijheid te kunnen spreken, ideeën te spuien zonder dat die meteen voor iedereen te lezen moeten zijn. Zonder dat deze informatie dan maar niet opgeschreven of bewaard wordt?
Want vertrouwelijkheid hóeft mijns inziens niets af te doen aan transparantie, als je maar open bent over het belang van vertrouwelijkheid en welke informatie uit het proces niet meteen openbaar kan worden en om welke redenen. Wat mij betreft gaan we van ‘gesloten mits naar open tenzij’ en ik roep mijn lezers op hierover mee te denken en er met elkaar over in gesprek te gaan.