Hebben we de problemen met vroegtijdig schoolverlaters opgelost, of hebben we de bestanden zo goed geschoond dat de echte problemen administratief onder water zijn gedoken?
Deze week begonnen met onderzoek naar gegevenskwaliteit van de gemeentelijke basis administratie (GBA). Onderdeel daarvan is onderzoek naar ‘spookburgers’: die staan bij de gemeente ingeschreven als Vertrokken Onbekend Waarheen (VOW).
De helft van de 440.000 spookburgers is naar het buitenland vertrokken, zonder zich af te melden bij de Nederlandse autoriteiten. De andere helft verstopt zich voor die autoriteiten. We pakten een willekeurige VOW-er bij een gemeente waar we de verkenning starten.
‘Tamara’ doet het administratieve gedeelte, en ‘John’, sociaal rechercheur en controleur onrechtmatige bewoning, doet de buitendienst. Het gaat om een jongen, ‘Pieter Jan’, 19 jaar. De hoofdbewoner liet Pieter Jan uitschrijven, omdat er te vaak deurwaarders aan zijn deur stonden. Pieter Jan heeft schulden. Pieter Jan is ‘ambtshalve uitgeschreven’ en staat nergens anders ingeschreven. Voor de gemeente voelt dit als half werk. Wel iemand uitschrijven, maar nergens meer inschrijven. Soms kan het niet anders. Zo ook bij Pieter Jan, hij liet niks van zich horen.
Wat gaan we doen? Gaan we langs het oude adres? Nee, zegt John. Ik zou eerst eens in een computersysteem kijken, waar ik op geabonneerd ben. We voeren alleen naam en geboortedatum in. En jawel hoor; Pieter Jan is geen onbekende van dit systeem. Hij heeft nog geen twee weken geleden krediet aangevraagd. Staat gewoon in dat systeem. Ergens zien we ook zijn 06-nummer, en een bij ons onbekend adres.
Legitimatie
Daar gaan we maar eens op af. John heeft de bevoegdheden om dit te doen. Hij mag aanbellen. Als er open wordt gedaan, mag hij naar legitimatie vragen, en als ‘bewoners’ daar niet aan voldoen, mag hij ze aanhouden. Stevige bevoegdheden. Wat treffen we aan? Een man en een vrouw, twee jonge knullen, een baby en een jongeman van rond de 20. De laatste hadden we niet gezien op de uitdraai van GBA.
De anderen wel. De jongeman ontwijkt elk oogcontact. We vragen naar zijn identiteit, maar die geeft hij niet. Paspoort ligt bij zijn ouders, hij is hier maar even op bezoek. We vragen naar Pieter Jan. Na eerste ontkenning, zeggen de bewoners hem wel te kennen (hij is een neef, houden we ze voor), maar ze zien hem nooit. We gaan terug. Beter ons huiswerk doen! Terug op kantoor zoeken we in het paspoortsysteem Pieter Jan op. Zodra we hem zien, weten we het. Die jongeman was Pieter Jan, hem zochten we.
Dus terug en de familie hiermee confronteren. Pieter Jan is natuurlijk gevlogen. De vrouw des huizes ontkent alles. Ze hebben hem echt bijna nooit gezien, maar vandaag was hij hier toevallig. John confronteert haar met haar leugens, maar ze blijft ontkennen. We vragen ook naar de kinderen, waarom zijn twee jongens van zeven in hun pyjama en niet op school? De docenten hebben een studiedag.
Teruggekomen op kantoor bespreken we de situatie. John vindt het duidelijk. Pieter Jan woont daar, en moet daar ingeschreven worden. Wij vragen ons af, of daar de kous mee af is. Wat gebeurt er als we Pieter Jan hier ambtshalve inschrijven? De familie zit in de schuldhulpverlening, ze zullen wel een uitkering hebben. Dan krijgen ze daar een douw van, wat helpt dat? En bovendien, als we hem inschrijven, dan komen ze volgende week weer langs, en schrijven ze hem weer uit.
Rand van de samenleving
Ik probeer me te verplaatsen in Pieter Jan. Een jongen van 19, aan de rand van de samenleving. Niet opgeleid, ‘street wise’, verkeerde vriendjes, illegale activiteiten. Schulden, bodemloze put, vicieuze cirkel, deurwaarders. Geen vast adres, maar zonder adres geen uitkering. Verder wegzakkend in criminaliteit. Minder vrienden, steeds minder mensen die je willen helpen. Je liegt, bedriegt en maakt jezelf steeds minder geliefd.
Ik probeer me te verplaatsen in de familie. Ik begrijp die moeder wel, ik zou dat neefje ook binnenlaten. Maar die jongens. Waarom zitten die niet op school? Natuurlijk hebben we school even gebeld. Nog een leugen. Er is geen studiedag. De kinderen hadden op school moeten zitten. Die moeder zorgt dus niet voor haar kinderen. De school ook niet? Je ziet de volgende generatie probleemkinderen hier ontstaan. Over 10 jaar zijn ze net als Pieter Jan.
Daar kan ik dus niet van slapen. Wat heeft het voor zin om in te schrijven? Is dit wel een probleem van burgerzaken? Hebben we de problemen met vroegtijdig schoolverlaters opgelost, of hebben we de bestanden zo goed geschoond dat de echte problemen administratief onder water zijn gedoken? Een goede registratie is niet iets administratiefs. Bestandsvervuiling ontstaat omdat er iets misgaat met iemand van vlees en bloed. Omdat er kinderen niet naar school gaan. Omdat we keer op keer administratieve handelingen verrichten, draaideuradministratie, zonder het probleem op te lossen. Omdat er sprake is van handelingsverlegenheid: we kunnen het probleem niet oplossen, maar dat mogen we niet onder ogen zien.
Het probleem echt aanpakken vergt integrale aanpak, gezinsgericht, waarbij schuldhulpverlening, zorg, maar ook handhaving etcetera, samen optrekken. Waarbij we soms ook mogen toegeven dat niet alles goed zal komen. Maar omdat we dat politiek niet mogen toegeven en omdat het beleid extreem verkokerd is, verzanden we in administratieve draaideuren, schaduw-administraties en ‘fantoomburgers’: formeel zijn ze er niet, maar het doet wel pijn, mij in ieder geval wel.
Schrijnende blik op de werkelijkheid! Belangrijk! Ik kan me voorstellen dat het hier ‘alleen maar’ om het spreekwoordelijke topje van ijsberg gaat. Dank je wel voor het delen ervan!
Waar mensen zich steeds minder op elkaar betrokken weten – de onderlinge betrekkingen aan wederzijdsheid inboeten… Waar het leven steeds meer vanuit het ik/zelf geleefd en beleefd wordt… Waar het denken van veel mensen (ongemerkt) steeds meer verloopt volgens het adagium “wat kan ik met je doen” (i.p.v. wat kan ik voor je doen)… Daar sterven wederzijdse betrekkingen meer en meer stille dood… Daar vallen gemeenschappen en gemeenschappelijkheid alsmaar verder uit elkaar. Daar ontstaan als vanzelf tal van alleenlevingen-bij-elkaar waarin hulp raakt uitgehold en nog slechts bestaat als echo uit werkelijkheid van weleer. Mogelijk… mogelijk moeten we dan uiteindelijk in de dierenwereld op zoek naar rudimentair menselijke trekjes…
“Het probleem echt aanpakken vergt integrale aanpak […]”. Is dat waar? Klinkt koud. Klinkt (nogal) bestuurlijk. Is dat genoeg? Wat als die “integrale aanpak” niet gedreven wordt door echte betrokkenheid? Door levende onderlinge verhoudingen? Hoeveel generaties zijn er dan nog nodig voordat we ook de “pijn” van nu niet meer voelen?
Ondertussen blijft het belangrijk – ja, wordt het steeds belangrijker dit soort verwordingen (waar begint perversie?) aan de orde te stellen – “[w]aarbij we”, inderdaad, “soms ook [ruiterlijk moeten] toegeven dat niet alles goed zal komen.”
Nogmaals dank voor het delen van je “pijn”.
Dag Arre, mooi geschreven. Dank voor deze ontnuchterende blik op de kafkaiaanse werkelijkheid.
Het verhaal is heel herkenbaar voor iemand die de wereld van de maatschappelijke opvang (daklozenopvang) kent. Veel mensen worden dakloos door schulden en blijven dakloos omdat ze bang zijn voor deurwaarders en incassobureaus. Die staan na inschrijving in het GBA prompt weer op de stoep en nemen desnoods je huisdier mee om je tot betalen te dwingen. Een andere reden om niet in te schrijven in het GBA, als je eenmaaal dakloos bent, is de regiobindingseis die gemeenten toepassen. Dat betekent dat gemeenten bij inschrijving in het GBA bewijs vragen dat je tenminste twee jaar in die gemeente hebt gewoond, dat er een regionale binding is. Gemeenten willen niet dat daklozen van elders van hun voorzieningen (lees Wwb en Wmo) gebruik gaan maken en dat de gemeente daarvoor moet betalen. Overigens is het voor een dakloze burger lastig te bewijzen dat hij ergens daadwerkelijk verbleef. Let wel: het gaat soms ook om complete gezinnen die hiermee te maken hebben.
Schulden (en daarachter het onvermogen om met geld om te gaan)zijn een belangrijke achterliggende oorzaak van het fenomeen ‘spookburger’. Burgers die er ook wel een potje van maken. Maar hen daar mee laten zitten helpt de wereld niet verder. Het ministerie van VWS liet al eens onderzoeken waarom schuldhulpverlening voor deze groep niet toegankelijk is en dus ook niet werkt, lees na (via Google) in het rapport ‘Meedoen zonder schulden’ van dr Nadja Jungmann. Met de uitkomsten van dat rapport is helaas (nog) niet veel gedaan. De integrale aanpak die wordt genoemd is heel erg hard nodig. Mooi dat er vanuit de Kafkabrigade voor wordt gepleit. Nu nog actie!
Er was een tijd dat ik dacht dat de e-overheid een oplossing kon bieden, maar inmiddels zijn we onderdeel van het probleem. Ik hoop dat de integrale aanpak een fysiek en aardig gezicht heeft.
Prachtig verhaal over droevige werkelijkheid…. Hoe we als overheid structuren en systemen bedenken die de echte vraagstukken maar ten dele raken en er soms haaks op staan. Het toepassen van regels en procedures, het checken en controleren is wel nodig maar moet worden ingezet met het beoogde doel voor ogen en met een goed gevoel voor proportionaliteit. En dan is betrokkenheid bij mensen waar het verkeerd mee gaat ook nog een belangrijk punt, al moeten we als overheid ook vierkant kunnen zijn naast rond.
Dit soort columns helpt voor de scherpe blik en het echte werk.