Een van de speerpunten van Samen Organiseren is digitale identiteit, maar dat wil niet zeggen dat die in de plaats komt van persoonlijk contact. “Er zijn altijd situaties denkbaar waarbij dát geschikter is.”
Bijvoorbeeld in Estland kan de digitale identiteit voor allerlei publieke en private diensten worden gebruikt!
Tekst en illustratie aangepast op 31-03-2018. Meer informatie onderaan het artikel.
“Een chip”. Wilma Atsma, gemeentesecretaris van Bloemendaal en vanuit Samen Organiseren betrokken bij de werkgroep Digitale Identiteit, heeft een aardig beeld van waar het wat haar betreft naartoe zou moeten. “Op je identiteitsbewijs, je mobieltje of wat er ook maar in aanmerking komt. Hoe mooi zou het zijn om een chip te krijgen dat je je hele verdere leven kunt gebruiken? Bijvoorbeeld bij het aanvragen van een rijbewijs, bij het leasen van een auto, de aangifte van een geboorte, een bezoek aan de notaris, bij het afsluiten van een hypotheek of bij opname in een ziekenhuis. Als je nu de overstap wilt maken van ziekenhuis A naar ziekenhuis B, moet je zelf de informatie meenemen in een mapje. Terwijl de meeste ziekenhuizen wel digitaal werken, maar vaak onderling nog niet kunnen uitwisselen. Dat is toch van de zotte. Zo’n persoonlijke chip zou ook goed van pas komen bij het stemmen. Maar waar je het ook voor gebruikt, het moet wel veilig en je moet er zeker van zijn dat het een net zo hoge identiteit heeft als een paspoort en een hogere identiteit dan DigiD. Dat klinkt misschien raar, want bij DigiD hebben we altijd een gevoel van veiligheid. Maar in feite is het niets anders dan inloggen in een systeem. Dat betekent dat ik relatief eenvoudig kan inloggen als mijn bejaarde moeder. In bepaalde situaties is dat prima, maar er is niemand die vraagt wie werkelijk achter die machine zit. Daarom moet de gebruikersidentiteit hoger zijn dan DigiD.”
Proeftuinen
De idee over een digitaal middel met een hoge identiteit komt niet uit de lucht vallen. Het is een van de speerpunten van de Taskforce Samen Organiseren. “In Nederland hebben we met z’n allen ontzettend veel informatie, maar in de meeste gevallen is er nog geen verbinding tussen die data waardoor we die data niet kunnen delen. De Common Ground is druk bezig met het realiseren van die ICT-infrastructuur, zodat we de data ook daadwerkelijk kunnen delen.”
Volgens Atsma ben je er niet met alleen het bouwen van een ‘wegennetwerk’. Data delen betekent dat je ook weet wíe je data gebruikt en wát ermee gedaan wordt. “Daarom de digitale identiteit. Dat zorgt ervoor dat gegevens via één persoon ontsloten worden. Dat is allemaal mogelijk, maar je moet wel eerst uitproberen waar de hobbels in dat traject zitten en kijken of het werkt.” Vandaar dat er vanuit de Taskforce, de VNG en het ministerie van Binnenlandse Zaken, wordt begonnen met proeftuinen. “In die proeftuinen staan twee sporen centraal die wij met elkaar proberen te verbinden”, aldus Jorinde ter Mors, directeur Dienstverlening bij de gemeente Utrecht en lid van de Taskforce Samen Organiseren. “Het eerste spoor is het beleid. Het bekendmaken, het lobbyen, maar ook aandacht voor vragen als ‘wat moet je er allemaal mee kunnen?’, ‘is het eenvoudig te gebruiken?’, ‘wat zijn de veiligheidseisen?’. Aan de andere kant zijn er de proeftuinen waarin dingen op een kleinschalige manier worden uitgeprobeerd. Hoe werkt het? Wat moet er verbeterd worden? Voldoen de verschillende manieren om een digitaal identiteitsbewijs te maken écht aan de eisen die wij gesteld hebben?”
Partijen als Airbnb of Booking.com hoeven niet te weten wat mijn BSN-nummer is of hoe oud ik ben
Wat Ter Mors betreft moet de digitale identiteit er ook voor zorgen dat er een eind komt aan de huidige situatie, waarbij het onbeveiligd opsturen van een kopie van het identiteitsbewijs nog vrij gangbaar is. “Bijvoorbeeld richting een telecombedrijf of een kamerverhuurbedrijf – zoals Airbnb of Booking.com – zonder te weten of die daar wel netjes mee omgaan. Die organisaties hoeven alleen maar te weten wie ik ben en of ik volwassen ben. Meer niet. Zij hoeven niet te weten wat mijn BSN-nummer is, of hoe oud ik ben of waar ik geboren ben. Dat zijn dingen die wij vanuit Samen Organiseren snel moeten aanpakken. Met de digitale identiteit kan dat.”
Niet stand alone
Belangrijk bij het ontwikkelen van een digitale identiteit is dat het aansluit bij bestaande initiatieven. Zoals de referentiearchitectuur of bij de Generieke Digitale Infrastructuur. “Je moet dingen niet los van elkaar koppelen, daar moeten we echt voor waken”, zo waarschuwt Wilma Atsma. “Wat je ziet is dat gemeenten erg actief zijn op het digitale vlak, bijvoorbeeld met het ontwikkelen van apps of met het verzamelen van data. Dat moeten we koesteren en het geeft aan dat mensen graag willen, maar het heeft niet veel zin om die dingen stand alone in te richten. Willen we écht stappen zetten, dan moeten we óók daar gezamenlijk optrekken. Belangrijk is wel dat we in alle gevallen de aansluiting zoeken bij al bestaande initiatieven. Daarom wordt er bij de ontwikkeling van de digitale identiteit ook kritisch gekeken naar wat er nodig is en wat er al voorhanden is. Dat is meteen een belangrijke taak van de Taskforce. Zij moeten kijken wat er her en der uitstaat, hoe dat relatief gemakkelijk te ontsluiten is en of dat integraal kan.”
Ter Mors benadrukt dat de digitale identiteit níet in de plaats komt van het persoonlijke contact, zoals het baliebezoek of de mogelijkheid om te bellen. “Er zijn altijd situaties denkbaar waarbij een persoonlijk contact geschikter is dan een digitaal contact. Het gaat niet om het wegnemen van het persoonlijke contact, maar om het toevoegen van de mogelijkheid om digitaal zaken te doen.”
‘Tussenpersoon’
Een ideale digitale identiteit is er een die niet alleen functioneert als ‘tussenpersoon’ tussen overheden en inwoners, maar ook tussen overheden onderling, tussen overheden en bedrijven, tussen bedrijven en inwoners, tussen bedrijven en bedrijven of tussen inwoners en inwoners. Atsma: “Dat is het uitgangspunt. Met één digitale identiteit hebt je één toegangscode die je gebruikt in contacten met overheden, bedrijven en inwoners en waarbij je weet dat de persoon die het gebruikt ook daadwerkelijk de persoon is waarvoor hij of zij zich uitgeeft. Eigenlijk net zoals we ook één en hetzelfde paspoort gebruiken voor alle situaties waarbij het nodig is om aan te tonen wie je bent. Je kunt niet gegevens ontsluiten zonder dat je weet wie je voor je hebt. Je moet een digitale identiteit hebben. Wat dat betreft is er de afgelopen tien jaar veel veranderd. Mensen zijn inmiddels gewend om digitaal zaken af te handelen. Wie heeft er bijvoorbeeld nog contant geld op zak? Alles gaat digitaal en vrijwel iedereen vertrouwt erop dat het goed gaat.”
Als het gaat om de ontwikkelingen met betrekking tot de digitale identiteit, dan is de planning dat er de komende maanden flinke stappen worden gezet. “In maart was de kick-off van het project en in april en mei wordt begonnen met testen. Daarna gaan in juni, juli en augustus vijf tot zes gemeenten ermee aan de slag om te kijken wat nodig is en waar nog hobbels zitten. Tot slot hopen we in het najaar, november of december, met een evaluatie te komen van wat er mogelijk is. Ja, we zijn redelijk ambitieus en volgens mij is daar ook alle reden toe…”
Aangepast op 31-03-2018: Nieuwe illustratie geplaatst. Tekst toegevoegd: ‘Op je identiteitsbewijs, je mobieltje of wat er ook maar in aanmerking komt.’ De verwijzing ‘bij geboorte’ verwijderd uit artikel en kop.
VNG Realisatie betreurt het dat door de combinatie van de oorspronkelijke illustratie en de verwijzing in kop en tekst naar ‘geboorte’ ten onrechte de indruk kon ontstaan dat geïnterviewde gemeentesecretaris Atsma pleitte voor het inbrengen van een chip bij een pasgeborene.
Volslagen idioot idee. Slecht doordacht. Alleen na een heel oppervlakkige analyse zou je tot dit soort dingen kunnen komen.