Tien kilometer glasvezel leggen voor een eenzame veehouderij of een melkfabriek op het platteland is misschien niet aantrekkelijk, maar waar een wil is, is snel internet. Overheden zijn kopschuw, maar kunnen een veel grotere rol spelen in de digitale ontsluiting van Nederland.
Beeld: Blinkerd
Het jongste Europees Digital Report geeft Nederland een schouderklopje als een van de beste leerlingen van de klas voor de digitale connectiviteit van zijn burgers en ondernemers. In Nederland heeft 91 procent van de inwoners toegang tot snel internet (met een up- en downloadsnelheid van 100 mbit/s). Daarmee is ons land aardig op weg naar de 100 procent die de Europese Commissie de lidstaten ten doel heeft gesteld voor het jaar 2025. ‘Toegang tot’ wil overigens niet zeggen dat al wie dat heeft ook daadwerkelijk is aangesloten. Momenteel hebben 2,5 miljoen van de in totaal 7,7 miljoen huishoudens glasvezel tot aan de voordeur; ‘slechts’ 1 miljoen daarvan is erop aangesloten. Zo’n 3,5 miljoen huishoudens hebben een kabelaansluiting. Het aantal nieuwe kabelaansluitingen groeit de laatste jaren weer licht, terwijl de halfjaarcijfers van glasvezelaanleg al sinds 2013 een dalende lijn vertonen. Hoe goed Nederland het ook doet, het moet een aantal Scandinavische en Oost-Europese landen boven zich dulden op de ranglijst.
De landelijke cijfers mogen in Europees perspectief glanzen, als wordt ingezoomd op bepaalde regio’s tekenen zich witte vlekken af. In de vier grote steden zijn maar weinig huishoudens aangesloten. Utrecht scoort nog het best met een schamele 21 procent, in Rotterdam gaat het om niet meer dan 3 procent. De hoogste glasvezeldichtheid is te vinden in de provincie. Hilvarenbeek, Harderwijk en Almelo scoren allemaal boven de 90 procent en uitgerekend het kleinste waddeneiland Vlieland is lijstaanvoerder met 99 procent.
Veruit de grootste witte vlekken op de Nederlandse glasvezelkaart liggen in de dunbevolkte gebieden van Groningen, Friesland en Zeeland. Twee jaar geleden werd het aantal mensen dat beschikt over een uitzonderlijk trage internetverbinding of dat überhaupt niet is aangesloten geschat op een half miljoen.
Een half miljoen mensen die steeds verder achterop raken bij de stormachtige digitalisering van de samenleving: dat verdient het etiket ‘maatschappelijk zorgwekkend’. Want internet is al lang geen luxe meer waar men gemakkelijk buiten kan. Deze mensen dreigen buiten de boot te vallen als het gaat om nieuwe manieren van (thuis)zorg, bankieren, contact met overheden en domotica, en niet in de laatste plaats nieuwe kansen voor ondernemers.
Ziggootje spelen
Waar de markt verstek laat gaan, komen overheden doorgaans in beweging. Zo ook in dit dossier, maar terughoudendheid en aarzeling zijn troef. Men wil zijn vingers niet branden aan investeringen, uit diepgewortelde angst zich schuldig te maken aan staatssteun. De markt kijkt met argusogen naar gemeenten en provincies die ‘ziggootje gaan spelen’ en er is een aantal gemeentelijke projecten stukgelopen op de financiering.
Vroeger moesten decentrale overheden die geld wilden steken in breedbandinfrastructuur dat melden in Brussel en nut en noodzaak ervan uiteenzetten. Drie jaar geleden werden ze ontslagen van die meldplicht. Het moet dan wel gaan om gebieden waar geen basisbreedbandnetwerk voorhanden is en waar dat de komende drie jaar ook niet zal komen. Groningse wetenschappers publiceerden in 2015 een rapport met een inventarisatie van de mogelijkheden om de hele provincie Groningen te voorzien van snel internet. Zij constateren dat burgers en bedrijven zelf het initiatief kunnen nemen voor de aanleg van glasvezel in de gebieden die de marktpartijen links laten liggen wegens ‘niet rendabel’. Maar de praktijk is weerbarstiger. Burgerinitiatieven komen vaak niet van de grond omdat die onaantrekkelijk veel tijd vergen. Bovendien zijn plattelandsbewoners in lang niet iedere regio mondig genoeg om hun eigen breedband te organiseren en is de financiering een hachelijk avontuur. Er moet vaak een lening van miljoenen euro’s worden afgesloten met alle risico’s van dien. Ten slotte vergt de aanleg van glasvezel een vooruitziende blik: het gaat minimaal 25 jaar mee en dus moet er rekening worden gehouden met nu nog onvoorstelbare mogelijkheden in de (verre) toekomst. Alles bij elkaar genomen is het niet verwonderlijk dat de opmars van snel internet plaatselijk stokt.
Evolutionair
Een van de meest succesvolle initiatieven om dunbevolkte gebieden digitaal te ontsluiten is de in 2006 opgerichte coöperatie Fryslân Ring. “Gemeenten en provincies weten vaak niet goed wat ze willen, kunnen en mogen”, zegt directeur Pepijn Lavrijssen, “Wij begeleiden ze in dat complexe dossier bomvol wettelijk bepalingen. Het Noorden is helaas een regio van hekkensluiters: je ziet dat nieuwe ontwikkelingen doorgaans in de Randstad beginnen, dan doorglijden naar Brabant, vervolgens naar het Oosten en pas helemaal op het einde ook tot het Noorden doordringen.”
In Friesland dreigde de glasvezelachterstand een maatschappelijk probleem te worden. Daarom bundelde de provincie de belangen in een de coöperatie, waarin nagenoeg alle Friese gemeenten, de provincie, KPN, Ziggo en Kabel Noord zijn vertegenwoordigd. De leden zijn alle ondernemers en particulieren die zich laten aansluiten op het glasvezelnet. “Een coöperatie is een evolutie, geen revolutie”, aldus Lavrijsen, “Geduld en trial and error zijn troef. We hebben veel missiewerk verricht. Fryslân Ring gaat de boer op, bundelt de vraag en gaat daarmee naar de marktpartijen om te zien: wie heeft het beste bod?”
Een gemeente die geen dief wil zijn van zijn eigen portemonnee, verglaast zijn grondgebied als de bliksem
De evolutie is vruchtbaar, want binnen vijf jaar had de coöperatie 80 procent van de bedrijventerreinen in Friesland ‘verglaasd’. Ter vergelijking: in heel Nederland is slechts 25 procent voorzien van glasvezel. Lavrijssen: “Boeren kwamen met de trekker naar ons kantoor om zo snel mogelijk een aansluiting te regelen. Je moet niet vergeten dat boeren anno nu heel veel online werk inhoudt, niet alleen in administratief opzicht, maar ook wat betreft robots en remote sensing.” Inmiddels heeft Fryslân Ring zich ook ontfermd over de dunbevolkte delen van Groningen. “Dat mensen ervoor kiezen om in een oude boerderij te wonen waar je de hele dag in je blote kont kunt lopen, wil niet zeggen dat ze veel geld op de bank hebben. Juist in deze regio is het gemiddelde inkomen betrekkelijk laag. Dat maakt het extra lastig om aansluitingen betaalbaar te maken, zonder er al te veel op toe te leggen.”
Vorig jaar besloot de provincie Friesland zijn breedband- fonds met een rente van 2 procent op te doeken en koos voor een aanpak waarbij marktpartijen via een tenderprocedure een achtergestelde lening krijgen voor de aanleg van glasvezel, tegen de volle marktrente welteverstaan. De provincie Groningen daarentegen heeft 10 miljoen euro subsidie vrijgemaakt en nog eens 30 miljoen euro beschikbaar gesteld voor leningen tegen 2 procent. “U kunt wel begrijpen dat de focus van Fryslân Ring nu op Groningen ligt”, zegt Lavrijssen.
Pensioenfondsen
CIF, een beleggingsfonds in telecominfra, is een andere belangrijke speler in het buitengebied. Het bedrijf beheert zelf, behalve zendmasten langs de snelweg en twee datacen- ters, ook rurale coax/glasvezelnetwerken. In samenwerking met kabellegger Cogas ontsloot CIF de afgelopen jaren in snel tempo gebieden in Brabant, Gelderland en Overijssel. “We werken met institutionele beleggers, voornamelijk pensioenfondsen”, vertelt woordvoerder Bart Bakker. “Die hebben een wat andere beleggingshorizon: 20 tot 30 jaar. Zeg maar de minimale levensduur van glasvezelnetwerken. Het risicoprofiel is laag en de rente dus ook. Bovendien hebben onze investeerders een maatschappelijke betrokkenheid, zeker bij de groep die in de toekomst het hardste gelag zal betalen als ze verstoken zijn van snel internet. De ouderen bedoel ik.” De financiering van glasvezel is niet alleen dankzij dit goedkoop geleende geld gemakkelijker geworden, maar ook doordat potentiële eindgebruikers bereid zijn om er meer geld voor neer te tellen. “Je merkt duidelijk dat de vraag toeneemt”, aldus Bakker. CIF pakt steeds hele regio’s ineens aan. Meestal gaat het om 30 tot 50 duizend aansluitingen, een schaalgrootte die nodig is om het betaalbaar te maken.
Het feit dat CIF de financiering goed voor elkaar krijgt, betekent allerminst dat de aanleg van zijn glasvezelnetwerken over rozen gaat. Nog afgezien van de enorme afstanden – vaak 30 keer zo lang als in de bebouwde kom van dorpen – vormen bomen, beken, spoorlijnen en wegen een parcours van lastige hindernissen. Dan zijn er ook nog allerlei bepalingen waaraan grondroerders zich moeten houden. “Daarover valt gelukkig te praten met overheden”, zegt Bakker. “Zo is er een graafdiepte van 60 centimeter voorgeschreven voor telecominfra. Maar in het buitengebied is 40 centimeter eigenlijk al een veilige diepte. Dat scheelt zo ontzettend veel in de graafkosten. De wet geeft die ruimte, maar dat weten lang niet alle overheden. Ze mogen ook hun leges en degeneratiekosten verlagen, en gelukkig krijgen we dat ook voor elkaar. Er kan echt heel veel.”
Onnodig moeilijk
Volgens Chris Verhoef, hoogleraar informatiesystemen aan de Vrije Universiteit, wordt er ‘onnodig moeilijk’ gedaan over glasvezel. Overheden kunnen veel meer dan ze beseffen en durven. “Als een gemeente glasvezel wil aanleggen in wat voor gebied dan ook, dan kan ze dat ongestraft doen, zolang ze er maar aan verdient. Als een regionaal of lokaal glasvezelnet per saldo geld in de gemeentekas brengt, is er geen sprake van staatssteun.”
Verhoef breekt een lans voor het oude nutsdenken: “Er zijn nu eenmaal investeringen zonder afrekenmodel. Daar moet de overheid aan de bak.” Gemeenten kunnen er heel veel aan verdienen, zo voorspelt Verhoef, want glasvezel verhoogt de WOZ-waarde van woningen aanzienlijk en dus de belastinginkomsten. Bovendien opent snel internet nieuwe perspectieven voor thuiszorg, politie en zelfs onderwijs. Perspectieven die de uitgaven op deze terreinen aanzienlijk kunnen verlagen. “Een gemeente die goed nadenkt en geen dief wil zijn van zijn eigen portemonnee, verglaast zijn grondgebied als de bliksem”, aldus Verhoef.
Zwart, wit, grijs
Met zwart, wit en grijs duidt de kabelsector de beschikbaarheid aan van snel internet. Gebieden waar glasvezel ligt zijn zwart, in de grijze gebieden ligt alleen kabel – al dan niet te wachten op upgrading. De witte gebieden zijn verstoken van beide. “In de grijze gebieden spelen geen problemen waarmee de overheid zich zou moeten bezighouden”, zegt Mathieu Andriessen, directeur van NL Connect, de koepelorganisatie van kleinere kabelbedrijven en telecombedrijven. “Het enige probleem is dat mensen daar niet de keuze hebben tussen kabel en glasvezel. Snel internet kan ook door koperdraad, dus dat hoeven ze niet te missen. Wij vinden dat de overheden zich moeten concentreren op de gebieden waar niks is en waarvoor wij geen positieve business case kunnen rondkrijgen. De witte gebieden dus. De grijze gebieden, daar moet de overheid zich niet mee bemoeien.” Maar soms moet een glasvezelkabel door een stukje grijs gebied om een wit gebied uit de nood te helpen. Hoe moet het daar dan? “Daar heb ik geen pasklaar antwoord op”, zegt Andriessen. Het ministerie van Economische Zaken weet het ook niet en is daarom een marktconsultatie gestart die begin september is afgesloten.