Sinds 17 januari 2018 is Bas Eenhoorn Digicommissaris af. Hij beschouwt de afgelopen drie jaren niet echt als gemakkelijk, maar is blij dat er desondanks het maximale is bereikt. Er liggen afspraken over duurzame financiering, het Digiprogramma 2018 is rond en er is een voorstel voor een nieuwe governance, passend bij de rol en verantwoordelijkheid van de staatssecretaris van BZK en die van alle belanghebbenden bij een goed functionerende digitale overheid.
28 mei 2014. Het is de dag dat de ministerraad instemt met de benoeming van Bas Eenhoorn tot Nationaal Commissaris Digitale Overheid (Digicommissaris). Dit voor de duur van vier jaar. Als overheidsbrede regisseur moet hij ‘een programma opstellen dat wordt uitgevoerd door alle overheden (medeoverheden, uitvoeringsorganisaties en Rijk), gericht op het leggen van een overheidsbrede infrastructurele basis voor een digitale overheid voor nu en in de toekomst’. In dat kader moet Eenhoorn, tot dan toe waarnemend burgemeester van Vlaardingen, onder meer sturen op het realiseren en op een effectief gebruik van de Generieke Digitale Infrastructuur (GDI) en moet hij een passend governance- en financieringsarrangement inrichten tussen het Rijk, uitvoeringsorganisaties en medeoverheden. Eenhoorn start op op 1 augustus 2014.
Op 25 september 2017 maakt Johan Remkes, Commissaris van de Koning in Noord-Holland, bekend dat Eenhoorn per 1 oktober van dat jaar benoemd is tot waarnemend burgemeester van Amstelveen. “De toenmalige burgemeester vertrok vrij plotseling en zo kwamen ze bij mij uit. Ik heb ingestemd, ook al omdat ik als Digicommissaris het nieuwe kabinet niet voor de voeten wilde lopen met betrekking tot het beleidsterrein waar ik de afgelopen jaren mee bezig ben geweest.” Terugkijkend op die periode constateert Eenhoorn dat zijn functie als Digicommissaris zeker waarde heeft gehad en zinvol was. “Het was hard nodig dat er iemand van buiten kwam om te kijken naar het gebied van de digitale overheid. Met name omdat er een aantal dingen uit de bocht was gevlogen. Zo was er een geldtekort. Er was veel meer geld uitgegeven aan de digitale overheid en de digitale infrastructuur dan er was en niemand wilde daar verantwoordelijkheid voor nemen. Ook was er geen overeenstemming hoe het verder moest. Niemand binnen de overheid was bereid om stappen te zetten en dus móest er wel iets gebeuren. Voor het toenmalige kabinet (Rutte II) was dat reden om een Nationaal Commissaris te benoemen.”
Weerstand
Eenhoorn heeft het werk als Digicommissaris als niet eenvoudig ervaren, ook al omdat hij in eerste instantie de nodige weerstand kreeg vanuit departementen en uitvoeringsorganisaties. “Hoewel die partijen erkenden dat er dingen niet goed waren gegaan, zagen zij het tegelijkertijd als een zwaktebod dat er iemand van buiten moest komen om hun problemen op te lossen. Daarnaast tastte ons werk de onafhankelijke en autonome positie van de verschillende departementen en uitvoeringsorganisaties aan. Naarmate wij het steeds beter deden en dingen voor elkaar kregen, was er een groep die het steeds minder natuurlijk vond dat die Digicommissaris er was.” Hem ook lastig vonden. “Ik had kritiek op de voortgang van de wetgeving, op de wijze waarop de overheid met het onderwerp digitale identificatie bezig was, op de wijze waarop het politiek was belegd en op de wijze waarop wij de funding organiseerden. Ik vond dat we al die zaken anders moesten aanpakken. Ik merkte dat partijen het goed vonden om interbestuurlijk samen te werken of een gezamenlijk digiprogramma te hebben, maar had ook het idee dat het niet te ver moest gaan.”
Evaluatie
Weerstand en kritiek kwam er niet alleen vanuit departementen en uitvoeringsorganisaties, maar ook vanuit een andere hoek. In maart 2017 verscheen het rapport ‘De Digidelta: samen versnellen’ (Evaluatie van de Nationaal Commissaris Digitale Overheid). In de evaluatie was er waardering, maar ook stevige kritiek op het functioneren van de Digicommissaris. Eenhoorn snapt die kritiek goed, maar wil graag ook een nuance aanbrengen. “Het is niet realistisch te verwachten dat de problemen die ik aantrof, en verwoord werden in het evaluatierapport, in tweeënhalf jaar tijd zouden zijn opgelost. Bovendien was er vanuit de departementen onvoldoende commitment met betrekking tot een gezamenlijke agenda voor de GDI. Misschien is daar een langere aanloop voor nodig, zoals bij de Deltacommissaris het geval is geweest. Of een ander, nieuw politiek momentum.”
Het is niet realistisch te verwachten dat de problemen die ik aantrof, in tweeënhalf jaar tijd zouden zijn opgelost
Ondanks de kritiek en weerstand constateert Eenhoorn dat er in de afgelopen jaren orde op zaken is gesteld, rust is gebracht en een versnelling heeft plaatsgevonden in het denken over de digitale overheid. “Ik heb er alle vertrouwen in dat staatssecretaris Knops (BZK) dat ook oppakt en dat hij zegt: ‘ik ga zorgen voor een agenda met concrete, praktische doelstellingen voor burgers en bedrijven, voor eventueel aanvullende investeringsgelden om die agenda te realiseren en voor een goede samenwerking tussen overheden onderling en tussen overheid, bedrijfsleven en kennisinstellingen’. Hij kan die ene overheid organiseren door behoeften en belangen van burgers en bedrijven als vertrek- en toetspunt te nemen. Dat wil niet zeggen dat gemeenten niet zelfstandig blijven, maar het zegt wel dat we afspraken maken die verbindend zijn voor de hele overheid. Dat is nog een grote uitdaging.”
Om die uitdaging aan de gaan, heeft Eenhoorn in het wetsvoorstel digitale overheid, dat op het moment van schrijven bij de Raad van State ligt en mogelijk voor de zomer van 2018 ingediend wordt bij de Tweede Kamer, gepleit voor een doorzettingsmacht voor de verantwoordelijk bewindspersoon. “Eigenlijk zoals gemeenten dat hebben georganiseerd. Die hebben een College voor Dienstverlening. Dat kan gezamenlijke afspraken maken en bindt daarmee 380 gemeenten.”
Mens Centraal
Als er in de afgelopen jaren één ding centraal heeft gestaan in de aanpak van de Digicommissaris, dan was het de aandacht voor burgers en ondernemers. Met grote regelmaat kaartte Eenhoorn het onderwerp aan. “Die ene burger of ondernemer moet je bij iedere actie vanuit de overheid op het vizier hebben. Ook de mensen die niet mee kunnen of willen. In die gevallen moet je, behalve de digitale weg, ervoor zorgen je die mensen kunt helpen per telefoon of via een loket. Ik ben niet zo’n voorstander van het Deense systeem, waar mensen die geen of weinig ervaring hebben met digitale systemen bijna verplicht zijn om les te nemen, of anders niet worden geholpen. Dat vind ik wel erg hard. Ik ben van mening dat je mensen die niet kunnen, bijvoorbeeld omdat zij te oud zijn of op een andere manier digitaal niet aangesloten zijn, moet blijven ondersteunen. Wat dat betreft zie ik genoeg positieve signalen. Bijvoorbeeld vanuit bibliotheken of vanuit ouderensosen. Aan de andere kant zie ik digitalisering ook als een kans, bijvoorbeeld door meer gebruik te maken van beelden. Als niet-digivaardige mensen een tablet hebben, kunnen ze met die tablet waarschijnlijk veel meer dan dat ze zonder taalkennis en zonder dat digitale hulpmiddel doen.”
Overdracht
Zou Eenhoorn de functie van Digicommissaris nu weer precies zo invullen als hij daarvoor de kans kreeg? Hij typeert het als een moeilijke vraag. “Er is wel tegen mij gezegd: je had moeten vragen om verankering van het beleid in de wet. Vermoedelijk was dat beter geweest, maar dan waren we wel een jaar of anderhalf bezig geweest met allerlei gedoe eromheen. Dat hebben we niet gedaan. Achteraf bekeken waren er niet veel mogelijkheden om het anders te doen. Ik vind dat we naar de mogelijkheden die er waren maximaal hebben gepresteerd. Maximaal en niet optimaal.”
Tijdens het laatste Nationaal Beraad van 17 januari 2018 is het stokje met betrekking tot de sturing van de digitale overheid, overgedragen aan staatssecretaris Knops. Daarmee is voor Bas Eenhoorn een eind gekomen aan de functie van Digicommissaris. “Bij het begin van het programma hebben we drie eisen gesteld: structurele financiering, één gezamenlijk programma en een sturingsmodel. Die drie dingen zijn georganiseerd. Duurzame financieringsafspraken zijn een feit, het Digiprogramma 2018 is rond en er ligt een voorstel voor een nieuwe governance, passend bij de rol en verantwoordelijkheid van de staatssecretaris van BZK en die van alle belanghebbenden bij een goed functionerende digitale overheid. Dus ja, in die zin is het geslaagd.”
Wat Eenhoorn jammer vindt is dat het kabinet zich in het regeerakkoord niet ambitieuzer heeft getoond. Bijvoorbeeld met een apart hoofdstuk over digitalisering, met ambities op gebied van arbeidsmarkt, mobiliteit, overheid, onderwijs, energie, et cetera. “Wel wordt een ambitieuze agenda voor de ‘digitalisering van het openbaar bestuur’ aangekondigd. Dat is veelbelovend. Daarom ben ik blij dat het wetsvoorstel digitale overheid er nu ligt. Daarmee zijn de eerste, gezamenlijke stappen gezet. Dat moet ook wel, want we kunnen niet meer terug. Niemand wil meer terug naar de tijd dat het aan gezamenlijk commitment en sturing ontbrak, zowel op ambities, onze maatschappelijke opgaven, alsook de financiën om deze te realiseren.”
Dit verhaal is het laatste deel van een korte serie over de overheid in relatie tot de ontwikkeling van de digitale dienstverlening.