Automatisering en robotisering hebben hun intrede gedaan in vrijwel alle vlakken van de maatschappij. Waar robots nog niet zo lang geleden hun werk vooral binnen de muren van fabriekshallen deden, vind je ze nu terug in het klaslokaal en op de operatietafel. Hoe ver laten we dit komen? En hebben mensen daar überhaupt iets over te zeggen?
Beeld: Carnegie Mellon University
Iemand die mens en robot langzaam naar elkaar ziet groeien is Peter Ruijten, universitair docent mens-techniekinteractie van de Technische Universiteit Eindhoven. De eerste generatie robots die in de vorige eeuw onhandig en onwennig hun eerste stapjes in de wereld zetten, worden in snel tempo vervangen door steeds slimmere en handigere exemplaren. Bovendien wordt het eenvoudiger om met ze te communiceren.
Met al die robots wordt ons leven gemakkelijker, ons werk fysiek minder zwaar en hoeven we straks misschien minder te werken. Althans, dat hoopt Ruijten. Hij ziet wel de nodige uitdagingen. Bijvoorbeeld de verandering van de aard van ons werk. “Mensen waren altijd en zijn nog steeds bang om hun baan te verliezen door automatisering, en dat gebeurt ook regelmatig”, zegt hij. “Maar daar moet het niet ophouden. Je moet mensen voorbereiden op het vinden van ander soort werk. Tot nu toe zijn er altijd andere banen voor terug gekomen.” Maar wat als dat niet meer gebeurt? Wat als straks bijna al het werk door machines en robots wordt gedaan? “Tja, misschien hoéven we straks niet meer veertig uur per week te werken. Ik hoop van harte dat dit zo is.”
Gered door de rode chimpansee
Dagenlang zit je opgesloten in het ingestorte gebouw, hopend op hulp. Nadat je de moed al verschillende keren hebt opgegeven hoor je eindelijk gerommel. Plotseling wordt het licht en staar je recht in de acht ogen van een grote rode chimpansee, je redding.
CHIMP is een ruim tweehonderd kilo zware robot met een wat aapachtige verschijning. Hij werd enkele jaren geleden door onderzoekers van het Amerikaanse Carnegie Mellon University ontwikkeld om reddingswerk te verrichten. Uitgerust met een flink aantal sensoren, lange en sterke ledematen met verwisselbare gereedschappen en rupsbanden liet CHIMP tijdens verschillende wedstrijden zien een parcours met obstakels te kunnen afleggen. Daarbij brengt hij zijn omgeving gedetailleerd en in drie dimensies in kaart.
Tijdens verschillende rampen – zoals de aanslagen op de Twin Towers – hadden robots al een bescheiden rol in opsporingswerk onder het puin. Zo effectief als mensen zijn ze nog niet. Ook zijn robots de in 2011 beschadigde en sterk radioactieve kernreactor van Fukushima binnengegaan, om die in kaart te brengen en opruimingswerk te doen. Helaas bleek die omgeving vooralsnog zelfs dodelijk voor de meeste robots.
Onze levens zijn inmiddels al doordrenkt met techniek. En tóch blijven mensen sceptisch ten opzichte van nieuwe technologieën. Hoe kan dat, en is het terecht? Volgens Ruijten is er scepsis als we niet weten wat we kunnen verwachten. “De mens heeft een sterke behoefte aan controle en als we die niet hebben – of we hebben het gevoel dat we die niet hebben – dan vinden we dat onprettig. Neem de zelfrijdende auto’s, zelfs als cijfers laten zien dat ze minder ongelukken maken, willen mensen de besturing van de auto niet uit handen geven.”
Daarnaast zijn de verwachtingen van technologie niet altijd reëel. Als je de ‘robothonden’ uit het laboratorium van het bedrijf Boston Dynamics ziet samenwerken om een deur te openen, dan roept dat algauw een wat ongemakkelijk gevoel op. Wat als we deze honden loslaten in de wereld? Kunnen ze kwaad? Ruijten zegt dat dat soort filmpjes een vals beeld schetsten. “In zo’n video zie je niet alle keren dat het misging, en ook niet de programmeurs die de robots buiten beeld aansturen.” Robots zijn vaak goed in het doen van een specifieke taak, en het feit dat ze een deur kunnen openmaken betekent nog niet dat ze de wereld kunnen veroveren. “Het is heel makkelijk te overschatten wat een robot daadwerkelijk kan”, weet Ruijten.
Maatschappelijke discussie
Dat neemt niet weg dat er risico’s zijn; technologie kan fout worden ingezet. Ruijten las recentelijk nog een artikel waarin programmeurs worden opgeroepen voorzichtig om te springen met algoritmes die worden gebruikt voor kunstmatige intelligentie. “Blijkbaar vond de auteur dat het besef dat een kwaadwillende AI kan misbruiken niet groot genoeg is in die wereld”, zegt hij. Als voorbeeld geeft Ruijten de trollenfabrieken die met behulp van kunstmatige intelligentie gericht en efficiënt nepnieuws verspreiden op sociale media.
Dendert de robotisering gewoon maar voort? Heeft iemand de touwtjes eigenlijk in handen? Volgens Ruijten niet. Dat is overigens niet iets dat hem grote zorgen baart. Er zijn regels, opgelegd vanuit de politiek die daarvoor ook met onderzoekers over de ontwikkelingen praten, hoewel hij meteen toegeeft dat de regels meestal achter de feiten aan lopen. Ruijten heeft misschien nog wel meer vertrouwen in de controlerende macht van de maatschappij. “Het allerbelangrijkste hiervoor is een maatschappelijke discussie over wat we wel en niet willen. Ik geloof erin dat als de mensen echt niet achter een nieuwe technologie staan ze dat kenbaar maken en we dat uiteindelijk in het beleid terugzien.”
Automatisering en robotisering hebben hun intrede in vrijwel alle vlakken van de maatschappij gedaan. Hoe ver laten we dit komen? Zien senioren in het toekomstige verzorgingstehuis voornamelijk nog robots en geen mensen? Dit soort ethische vraagstukken roept deze technologie steeds vaker op. Ruijten kent de antwoorden niet, maar hij weet wel dat scheidslijnen tot waar we technologie laten komen voortdurend verschuiven. Hij haalt ter illustratie een video aan uit 1998 waarin voorbijgangers wordt gevraagd naar een mobiele telefoon. Die bestaat dan al een tijdje, maar de geïnterviewden zien er simpelweg het nut niet van in. ‘Waarom zou ik altijd bereikbaar moeten zijn?’
Dansen met Lea
Beeld: Robot Care SystemsLangzaam schuifelt de man vooruit. Gewapend met 72 sensoren weet robot-rollator Lea precies wat zij moet doen om de MS-patiënt weer te laten lopen. De handvatten meten bijvoorbeeld hoeveel kracht hij zet. Leunt de man te veel naar een kant dan corrigeert Lea dat al rijdend. De rollator waarschuwt ook voor obstakels in de omgeving en is met een druk op de knop op te roepen. Voor revalidatieprogramma’s kunnen patiënten verschillende speciale oefeningen doorlopen. Zelfs dansen is mogelijk. De samba en rock ‘n roll zijn naar verluidt al voorgeprogrammeerd. De robotrollator bezorgde diens uitvinder Maja Rudinac (oud-student van de Technische Universiteit Delft) dit jaar de titel Ingenieur van het jaar. Lea is te koop en er zijn er inmiddels al zo’n vijftig van verkocht.
Knuffelbot tegen eenzaamheid
Beeld: TombotJenny lijkt van een afstandje op een wat klein uitgevallen golden retriever op een blauw kussentje. Kom je dichterbij dan verraden haar houterige bewegingen en speelgoedknuffelachtige uiterlijk dat we hier met een robot te maken hebben. Het Amerikaanse bedrijf Tombot ontwikkelde Jenny om eenzaamheid en depressie bij dementerende ouderen tegen te gaan. De robot beweegt, blaft en reageert op haar omgeving, maar een bal of stok haalt ze nog niet op. Volgens de bedenker van de robot bijt Jenny in ieder geval nooit.
Robotdieren worden al langer gebruikt in verzorgingstehuizen. Onderzoek laat zien dat de dieren een kalmerend effect hebben op sommige mensen die lijden aan dementie en ervoor zorgen dat zij meer sociale interacties aangaan. Wetenschappers benadrukken dat de robots als aanvulling en nooit ter vervanging van menselijk contact moeten dienen.
Nadat er dit jaar al ruim vijftigduizend euro werd opgehaald met een crowdfundingcampagne moet de levering van de eerste robothond Jenny deze zomer van start gaan. Deze viervoeter op batterijen kost een kleine vijfhonderd euro.
Navigeren door een kloppend hart
Beeld: TWikimediaAl sinds de vorige eeuw dromen onderzoekers van microscopisch kleine machines die zelfstandig een weg door ons lichaam vinden en het waar nodig repareren.
Amerikaanse wetenschappers van de Harvard Medical School testten recentelijk met succes zo’n machine. De door hen ontwikkelde katheter bleek in staat om zelf de weg door een levend varkenshart te vinden. Via een bloedvat kwam het uit bij een lekkende hartklep die de chirurg vervolgens kon dichten met een plug. De katheter zoekt de weg via de wanden van de bloedvaten en een stukje kunstmatige intelligentie. Volgens de onderzoekers doet hij dat bijna net zo goed als een chirurg met een normale katheter. Operaties worden in toenemende mate via operatie-robots gedaan waarmee chirurgen preciezer werken en de patiënt minder schade toebrengen door kleinere incisies. Wellicht nemen deze machines in de toekomst taken van de chirurg over.
De rijdende robot
Beeld: Ian MaddoxDe robot vermomd als auto. Hij haalt je op van je werk en brengt de hele familie naar het strand. Eenmaal op de bestemming rijdt hij zelfstandig weer door. Veel automerken en techreuzen zoals Google ontwikkelen volledig zelfrijdende voertuigen. Bekende voortrekker is de Amerikaanse autobouwer Tesla, met auto’s die zijn uitgerust met een automatische piloot die onder bepaalde (lees: relatief eenvoudige) omstandigheden het stuur overneemt. Op lastigere wegen, bijvoorbeeld in een drukke stad rijdt de mens. De zelfrijdende auto vertrouwt op kaarten van het wegennet, en gebruikt informatie van eerdere ritten om zich te oriënteren. Een groot aantal sensoren scant de omgeving om obstakels en botsingen te vermijden.
Experts lijken het erover eens te zijn dat de zelfrijdende auto veel ongelukken kan voorkomen. De computer is niet afgeleid door de mobiele telefoon, vertoont geen agressief rijgedrag en drinkt geen alcohol. Daarnaast heeft de zelfrijdende auto de potentie de manier waarop we ons vervoeren volledig te veranderen. Waarom zou je nog een auto bezitten, als je er op iedere straathoek een kan oproepen?
Of het zo snel gaat is de vraag. De technologie is nog relatief duur en nog niet klaar om de volledige controle over te nemen. Tesla-oprichter Elon Musk vertelde onlangs dat hun automatische piloot vanaf volgend jaar zó goed is dat ingrijpen van de mens het rijden waarschijnlijk minder veilig maakt. Maar voorspellen blijkt lastig. In 2016 zei Musk dat auto’s in ongeveer twee jaar volledig zelfstandig door Amerika konden rijden. Dat is nog steeds niet gelukt.
Op en boven het slagveld
Beeld: TU.S. Air ForceHij besluipt je vanuit de lucht, en wanneer deze robot het op je gemunt heeft, heb je niet eens door waar het vijandelijke vuur vandaan komt. Oorlogsvoering is de laatste twintig jaar behoorlijk veranderd. Onbemande drones worden niet alleen meer gebruikt voor surveillance, maar ook voor het doden van tegenstanders. Veel moderne legermachten beschikken over dergelijke drones, ook Nederland heeft een ongewapende variant. In onder andere de oorlogen in Afghanistan en Irak zijn drones veelvuldig ingezet, vooralsnog op afstand bestuurd door mensen die zich meestal niet eens in die landen bevonden.
Robotica op het slagveld is verre van nieuw. Al in de Eerste en Tweede Wereldoorlog werden er robots ingezet, vaak niet meer dan een kist met explosieven die met behulp van rupsbanden naar de vijand reed. Tegenwoordig zijn de robots wat eleganter en breder inzetbaar. Zo ontwikkelde het bedrijf Boston Dynamics voor het Amerikaanse leger onder andere een mechanische muilezel die tot 180 kilogram materiaal kan verplaatsen over ruw terrein. Toch werd de ezel uiteindelijk te luidruchtig bevonden en ging het project de ijskast in.
Tegen het gebruik van drones of robots die geheel zelfstandig – zonder tussenkomt van mensen – vijanden opsporen en uitschakelen is veel weerstand. De afgelopen jaren pleitten wetenschappers, ontwikkelaars en politici voor een wereldwijd verbod op dit soort systemen. Dat is er vooralsnog niet.
Deze bijdrage is te vinden in iBestuur magazine 31