Digitalisering en democratie

Is digitale techniek een stiefkindje bij wetgeving?

Vier jaar na een ongevraagd advies over wetgeving en digitalisering kwam de Afdeling advisering van de Raad van State met een vervolg: zes aanbevelingen en een nieuw toetsingskader. iBestuur sprak met staatsraden Richard van Zwol, Kathalijne Buitenweg en Ronald van den Tweel. De kennis over digitalisering dringt niet altijd door tot de werkvloer van wetgevingsjuristen en bewindslieden waarschuwen ze.

V.l.n.r. Kathalijne Buitenweg, Richard van Zwol en Ronald van den Tweel

De aanbevelingen gaan over situaties waarin digitalisering het onderwerp van wet- en regelgeving is (denk aan experimenten met zelfrijdende auto’s en beïnvloeding van burgers op sociale media), maar ook waarin digitalisering het instrument is (zoals het digitaal loket in de Omgevingswet). Daarnaast wordt uitgelegd hoe de Afdeling advisering zelf wet- en regelgeving met zo’n digitaliseringsaspect beoordeelt, waarbij het bestaande, algemene toetsingskader werd aangevuld. Hoe verhoudt het wetsvoorstel zich tot de rechten van burgers? Worden algoritmes toegelicht en zijn ze transparant en controleerbaar? Is er een uitvoeringstoets?

Veiligheidsklep

Een van de zes aanbevelingen van de Raad van State is: zorg voor een mensgerichte benadering bij de inzet van ICT. Kathalijne Buitenweg: “Het gaat er om dat je als burger weet op basis van welke gegevens beslissingen zijn genomen over jou als burger en dat het mogelijk is om die te corrigeren. Een systeem moet inzichtelijk zijn en de gegevens moeten echt over de hele linie gecorrigeerd kunnen worden.”
“Massale processen maken het onvermijdelijk dat automatisering plaatsvindt,” zegt Ronald van den Tweel. “Maar we hebben gezien dat de burger tussen wal en schip kan raken. Dan moet er de mogelijkheid ingebouwd zijn dat de burger specifieke aandacht krijgt en afgeweken kan worden van een geautomatiseerd proces.”

Techniekonafhankelijk

In de nieuwe publicatie waarschuwt de Raad van State voor delegatie van sommige wetgeving. Privacy, discriminatie, veiligheid: daarover dient een parlement te discussiëren. Richard van Zwol: “De departementen zijn ooit meegegaan met het adagium dat wetten en besluiten techniekonafhankelijk moeten zijn. Dat is makkelijk, maar wij bieden daar tegenwicht aan. Wij zeggen niet dat techniek op alle details per se in de wet moet, maar we geven wel wat tegendruk. Om niet al te gemakkelijk mee te gaan met techniekonafhankelijkheid.”
“Voor de rechten van burgers kan het nogal uitmaken welke techniek wordt gebruikt,” stelt Buitenweg. “De wetgever moet daarom toch precies weten wat de impact van een bepaling kan zijn, en op basis daarvan een afweging maken.”

Maak het concreet

Een aanbeveling is ook: betrek in de ambtelijke voorbereiding in een zo vroeg mogelijk stadium digitale techniek integraal bij het ontwerpen van wet- en regelgeving. Is digitale techniek een stiefkindje?
Richard van Zwol: “Elke keer dat een overheid regelgeving invoert en inventariseert wat de invoering kost, welke mensen er nodig zijn en of de organisatie erop is ingericht, moet je in de 21e eeuw ook uitzoeken: welke digitale techniek heb ik nodig? Vaak wordt de hele conceptwettekst opgesteld, waarna pas een uitvoeringstoets volgt. De uitvoeringsorganisatie gaat er wel naar kijken, maar dan is de pap vaak al gestort. Het gebeurt vaak te laat. En bovendien dusdanig impliciet dat het voor het andere deel van de wetgever, het parlement, niet goed zichtbaar is. Laat staan voor de burger.”

Dit is een verkorte weergave van het interview met de staatsraden Richard van Zwol, Kathalijne Buitenweg en Ronald van den Tweel van de Afdeling advisering van de raad van State. Het hele artikel kunt u lezen in iBestuur Magazine #41 dat 20 januari jl. verscheen.

Nog geen (gratis) abonnement? Meld u dan direct aan via deze link

Plaats een reactie

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.
Registreren