“We moeten nog meters maken”

“Negentig procent van de bouw van de e-overheidsinfrastructuur is op orde. Er zijn grote slagen gemaakt. Maar de grootste opgave ligt nog voor ons”, zo signaleert Gert-Jan Buitendijk, directeur-generaal Bestuur en Koninkrijksrelaties bij het ministerie van BZK.

Gert-Jan Buitendijk: “We moeten scherper zijn op ons opdrachtgever- schap.” Foto: Hollandse Hoogte

Buitendijk is tevreden over de resultaten van i-NUP, het programma dat de bouwstenen voor de basisinfrastructuur van de e-overheid heeft gelegd. Hij ziet dat er een aantal belangrijke doelstellingen is gerealiseerd. “De bouwstenen voor de Rijksoverheid, gemeenten, provincies en waterschappen liggen er. De toegang tot de overheid is op dit moment goed en betrouwbaar geregeld via DigiD en mijnoverheid.nl”, meent hij. Hij ziet echter ook dat er nog veel werk aan de winkel is. “De belangrijkste en grootste taak is nu te zorgen dat de bouwstenen gebruikt worden en dat de uitwisseling van gegevens goed loopt. Daarnaast moeten we blijven nadenken over de opvolger van DigiD, namelijk een authenticatie die toekomstgerichter is.”

Bulk moet digitaal

Volgens Buitendijk liggen de bouw en implementatie van de e-overheid nog steeds op schema. Buitendijk: “De minister ziet 2017 als streefdatum waarop de overheid de dienstverlening digitaal aanbiedt. Ik bekijk 2017 dus ook als richtlijn waarnaar we streven.” Dat mensen in 2017 alle producten en diensten van de overheid digitaal kunnen afnemen wil Buitendijk dan ook relativeren. “Het gaat erom dat de bulk van de overheidsdiensten voor burgers en ondernemers digitaal georganiseerd is. De gemeente die maar een enkele vergunning voor een weinig voorkomende aanvraag uitgeeft, hoeft dit niet per se in 2017 al digitaal te kunnen doen”, stelt Buitendijk.

Dat neemt volgens de directeur-generaal niet weg dat er ook dan nog een grote stap te zetten is. Op dit moment is 66 procent van de gemeenten en uitvoeringsorganisaties aangesloten op de digitale basisinfrastructuur. Buitendijk wil binnen een klein jaar graag naar tachtig procent. Via i-NUP is er geld beschikbaar voor de invoering van de e-overheid bij gemeenten. Buitendijk: “Deze bijdrage loopt eind dit jaar af. Dus ondersteuning van onze kant in de zin van subsidie zit er niet meer in. Maar dat wil niet zeggen dat er geen ondersteuning is.” Buitendijk wijst erop dat er via de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) ambitieuze bestuurders zijn geselecteerd die flinke stappen hebben gezet in de digitalisering van hun overheidsdiensten. Buitendijk: “Die bestuurders gaan het Rijk helpen bij de vraag hoe we met elkaar meters kunnen maken.”

Spilfunctie DigiCommissaris

Buitendijk zou graag zien dat de gemeenten meer gezamenlijk optrekken, standaarden neerleggen en afspraken maken over hoe zij gemeentegeld kunnen inzetten voor het gebruik van de bouwstenen. Dat hoeft volgens Buitendijk de autonomie van de gemeenten niet in de weg te staan. “De rol van de VNG is hierin belangrijk. En er gaat ook budget naar KING om gemeenten te ondersteunen in de transitie naar een digitale dienstverlening.” Daarnaast beklemtoont Buitendijk dat er een belangrijke rol is weggelegd voor de nieuw aangestelde DigiCommissaris, Bas Eenhoorn. “De DigiCommissaris gaat met hulp van onder meer VNG en KING zorgen dat de standaarden die de afgelopen jaren zijn gebouwd daadwerkelijk honderd procent gebruikt gaan worden. De DigiCommissaris voert de regie en spreekt de verschillende ministers en medeoverheden aan, ook op de financiering.”

Volgens Buitendijk was die gecoördineerde aansturing de afgelopen jaren nog niet zo goed op orde. Hij vindt dat de overheid de governance voor projecten in de digitale wereld beter kan organiseren en verklaart: “De conclusies uit het parlementair onderzoek van Elias leggen de vinger op de zere plek voor de ICT-projecten die mislopen. Ter relativering: in het bedrijfsleven gebeurt dit ook. Maar we moeten scherper zijn op ons opdrachtgeverschap en de specifieke kwaliteiten die daarbij horen. Via onze unit Interim Rijk hebben we de mogelijkheid om de juiste specialismen binnen te halen. We zullen daarvan wellicht beter gebruik moeten maken.”

Stok achter deur

Buitendijk beklemtoont dat ICT vooral allerlei kansen biedt. “We scoren internationaal erg goed als het gaat om het digitaal zakendoen en het gebruik van internet. Zo won Nederland onlangs de eerste prijs van de Verenigde Naties voor e-participatie. Tien jaar geleden vroegen mensen nog: wat gebeurt er? Nu merk ik dat er volop ambitieuze bestuurders zijn die hun dienstverlening graag willen verbeteren en willen meewerken aan de e-overheid. Laten we niet vergeten dat er al veel beweging is.” Op dit moment maken 1,2 miljoen mensen gebruik van de Berichtenbox via mijnoverheid.nl. Dit is de digitale brievenbus van de overheid. Volgens Buitendijk worden dat er binnen afzienbare tijd tien miljoen, mede omdat de Belastingdienst al zijn correspondentie via dit kanaal gaat sturen. “Ik krijg nu zelf van de gemeente aparte enveloppen voor de gemeentelijke belastingen, voor de afvalstoffenheffing en voor de waterschapsbelastingen. Drie enveloppen, drie keer port betaald. Als dat via de Berichtenbox gaat is dat een enorme efficiencywinst en ook voor mensen veel gemakkelijker”, aldus Buitendijk.

Een kaderwet voor de digitale overheid zou wel een stok achter de deur kunnen zijn

“Een motivatie voor het breder gebruik van de bouwstenen is natuurlijk dat de dienstverlening verbetert, de fraude omlaaggaat en de veiligheid omhoog”, concludeert Buitendijk. Toch kan hij zich voorstellen dat er op den duur extra maatregelen nodig zijn om de dienstverlening van alle gemeenten te digitaliseren, om ook het laatste staartje van gemeenten mee te krijgen. Buitendijk: “Laat ik het zo zeggen: als ik het aanbod van gemeenten zou krijgen om het in wetgeving te gieten, doe ik dat meteen. Dat is niet iets dat ik meteen volgend jaar zou doen, maar voor over een paar jaar is het goed denkbaar. Een kaderwet voor de digitale overheid kan helpen om te borgen dat de overheid als geheel met dezelfde standaarden werkt. Ik geef iedereen graag speelruimte, maar een ander type regeling zou wel een stok achter de deur kunnen zijn.”

Spelregels eID-stelsel

Dan ligt er nog de invulling van het nieuwe eID-stelsel. Het eID-stelsel moet dé standaard worden voor online identificatie en uitwisseling van persoonlijke informatie, waar het huidige DigiD deel van uitmaakt. De overheid werkt hiervoor samen met het bedrijfsleven. Burgers, consumenten en ondernemers kiezen zelf het middel waarmee ze bij een organisatie willen inloggen om een dienst af te nemen of om informatie uit te wisselen. In eerste instantie zou dit nieuwe stelsel vanaf 2015 moeten werken. Buitendijk: “Het kabinet heeft ons gevraagd na te denken over het eID-stelsel en de afsprakenset waaraan dit stelsel moet voldoen. We onderzoeken welke middelen we daarvoor inzetten. Deze kunnen zowel privaat als publiek zijn. Een publiek middel is bijvoorbeeld een identiteitskaart, maar dan moet je ook nagaan of iedereen hierover beschikt of kan beschikken. We hebben nog veel vragen niet beantwoord”, geeft Buitendijk toe.

Buitendijk laat weten in 2015 met heldere spelregels te komen voor het concept-eID-stelsel. Betrouwbaarheid en bescherming van privacy en gegevens zijn de uitgangspunten voor het stelsel, veiligheid en gemak de doelen. “Voldoende veiligheid inbouwen blijft een ratrace. De ontwikkelingen gaan enorm snel. De alertheid hierop moeten we blijven vergroten. De Taskforce veiligheid helpt ons hierbij. Er wordt bijvoorbeeld met hackers gewerkt om goed zicht op de risico’s te hebben. Dat neemt niet weg dat we uiteindelijk gemakkelijker toegang willen geven en niet onze burgers willen blijven confronteren met al die irritante passwords. Digitaal een parkeervergunning aanvragen is nu al net zo gemakkelijk als het online kopen van een T-shirt. Dat moet met andere aanvragen straks ook zo zijn. De maatschappij vraagt erom.”

Plaats een reactie

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.
Registreren