Nieuws

Invoering DSO: stapsgewijs mét de markt

Het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO) is zo groot en complex dat je er gemakkelijk gillend wakker van kan worden, aldus Kristel Lammers, bij VNG verantwoordelijk voor de Omgevingswet. “Het gaat over de maakbaarheid versus de weerbarstige realiteit, over de bestuurlijke wereld met al haar belangen versus de wereld van de uitvoering die iets gerealiseerd wil krijgen. Ik lig er niet wakker van, maar droom er wel over.”

Als er een paar dingen duidelijk zijn geworden tijdens het iBestuur symposium ‘Innovaties in het Digitaal Stelsel Omgevingswet’, dan is het dat de invoering van het DSO (en daarmee van de Omgevingswet) nog aardig wat voeten in de aarde heeft, het stelsel nooit af en perfect is en dat een samenwerking tussen publiek en private partijen onontbeerlijk is voor het slagen van het proces. “Het gaat stapje voor stapje, waarbij ook de markt en burgers betrokken moeten zijn”, aldus Bert Uffen, landelijk programmamanager DSO in een discussie die onder leiding stond van Mark Frequin, directeur-generaal Bereikbaarheid bij het ministerie van Infrastructuur en Milieu.

Volgens Kristel Lammers, programmamanager Omgevingswet bij de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, is die praktische, stapsgewijze aanpak ook de enige manier om in de complexe omgeving aan de slag te zijn. “Het hele idee dat we op papier in een globaal Programma van Eisen een droom van over twintig jaar schrijven, is al lang achterhaald. Aan de ene kant zie je een vernieuwingskant, om het allemaal anders te doen, en aan de andere kant zie je een drang naar controle, beheersbaarheid en maakbaarheid. De enige manier is om stapsgewijs met elkaar te gaan oefenen en dingen uit te gaan proberen”, aldus Lammers.

Praktisch

Ook Peter Nooteboom, principal consultant bij Capgemini dat het symposium mede organiseerde, gelooft in ‘proberen en innoveren’. “De Omgevingswet is zo groot, je kunt nooit bedenken hoe het er over tien of twintig jaar uit ziet. Dus pak het praktisch aan.” Praktisch maken is ook het motto van Bas Bijtelaar, business manager bij ESRI Nederland. “Dat is wat wij als leverancier van software ook dagelijks doen met de organisaties waar wij mee samenwerken. Zo hebben we met de gemeente Rotterdam heel praktisch bekeken wat wel en niet kan met 3D en virtual reality. De techniek is er, maar wat kan je er mee?”. Wat Bijtelaar betreft is er voor het bedrijfsleven een duidelijke plaats bij de ontwikkeling van het DSO. “Die plaats pakken we ook, bijvoorbeeld door het bouwen van apps.”

Uffen juicht dat toe. “Met DSO zijn we een open stelsel aan het bouwen, waarbij het nadrukkelijk de bedoeling is dat de markt een rol heeft.” Nooteboom vraagt zich wel af hoe open open is. “Er wordt gezegd dat er ruimte is om dingen te doen en aan te sluiten, maar de vraag is of dat ook voldoende gebeurt. Op technologisch vlak gebeurt het al wel – denk aan de API’s – , maar ik vraag mij af of dat voldoende is. Ik ben eigenlijk wel benieuwd waar de overheid heen beweegt richting dat open stelsel.”

Informatiepositie


Een van de speerpunten van de Omgevingswet is dat burgers, bedrijven en overheid een gelijkwaardige informatiepositie krijgen. “Dat klinkt fantastisch, maar een kwart van de bevolking heeft moeite met lezen en/of schrijven”, aldus een van de deelnemers in de zaal. “Die kant mis ik in het verhaal van het DSO of de Omgevingswet.”

Een terecht punt, aldus Kristel Lammers. “Twee jaar geleden hebben wij vanuit VNG al gekeken naar wat dergelijke ontwikkelingen, zoals de decentralisaties in het sociaal domein of de Omgevingswet, betekenen voor mensen die niet of nauwelijks kunnen lezen of schrijven. De overheid heeft een zorgplicht om daar aandacht aan te besteden. Informatie beschikbaar op internet biedt de mensen in deze zaal veel meer vrijheid en kansen dan de mensen die niet kunnen lezen of schrijven. Daarmee kan de ongelijkheid toenemen en hoe gaan wij als overheid daar mee om?”

Naast laaggeletterdheid is er volgens een deelnemer in de zaal nog een probleem en dat is beschikbare tijd. “Burgers moeten het participeren ‘doen’ in hun vrije tijd, terwijl dat anders is voor overheden en marktpartijen. Zij verdienen er hun geld mee. Bij wijze van spreken moeten burgers permanent op hun hoede zijn dat er iets gebeurt en daar veel – vrije – tijd in stoppen om mee te kunnen praten en denken. Dat kan tot conflicten leiden.”

Privacy

Als het gaat om een digitaal systeem of stelsel, dan is het een bijna vanzelfsprekendheid dat er ook is nagedacht over beveiliging en aspecten op het gebied van privacy. Klopt dat ook, zo vroeg iemand in de zaal zich af: “Wat is er gedaan om dit stelsel zodanig te organiseren dat veiligheid een randvoorwaarde is?”

Uiteraard veel, aldus Bert Uffen. “Het misverstand is dat in het fysieke domein alle data open is. In werkelijkheid heb je het over een hybride situatie, waarvan een groot deel open is.” Aan het volledig openstellen van data, dat van belang is in het kader van gelijkwaardige informatievoorziening, zijn ook risico’s verbonden, zo liet Kristel Lammers weten. “Volgens mij hebben wij met elkaar onvoldoende in beeld wat de impact daarvan gaat zijn. Cruciaal is in ieder geval dat er een goede samenwerking is tussen mensen en organisaties.”

Ook voor Capgemini staat het onderwerp beveiliging hoog op de agenda. “Veel gaat over het openzetten van data, data die steeds rijkere content bevat en dat betekent dat je je ook moet vergewissen van de risico’s. Je moet er absoluut veel aandacht aan geven. Privacy is een ding, beveiliging is een ding en je zult dat integraal mee moeten nemen als een van de ontwerpfactoren.”

Een gelijkwaardige informatiepositie, privacy, beveiliging: ook vertrouwen is een thema dat voortdurend terugkomt als gesproken wordt over de Omgevingswet en het DSO. “Wordt er ook onderzoek gedaan of de burger het gevoel heeft dat er meer vertrouwen in hem is en andersom”, zo wilde een van de deelnemers weten. “Enerzijds krijg je door de Omgevingswet een verruiming, maar anderzijds wordt er de wereld aan gegevens over burgers verzameld. Neem alleen al de toename van het aantal sensoren.”

Het zijn vragen die key-note spreker en bestuursadviseur voor onder andere VNG en de G32 Sarah Ros niet onbekend in de oren klinken. “Daarbij gaat het niet alleen om vertrouwen tussen overheid en burgers en andersom, maar ook tussen burgers onderling. Wat gebeurt er met mijn stad of straat als alles losgelaten wordt of als iedereen er iets over te zeggen heeft? Vertrouwen in elkaar is een groot thema en misschien is dat nog wel ver te zoeken.”

Publiek-privaat

Als gesproken wordt over het DSO, dan gaat het steeds vaker over publiek-private toepassingen. “Moet de overheid dat DSO-loket nog wel bouwen of moet die dat overlaten aan het bedrijfsleven?”, zo vroeg een van de deelnemers zich af. “In principe kan het bedrijfsleven zo’n loket ook bouwen. De vraag is wel tot waar de verantwoordelijkheid van de overheid reikt om te zorgen dat het stelsel minimale waarborgen heeft”, zo gaf Peter Nooteboom aan. “Om antwoord te geven op de vraag: als bedrijfsleven zouden we het kunnen.”

Voor Bert Uffen is het een kwestie van én-én. “Vanuit het programma DSO komt er straks een loket. De markt staat het volledig vrij om bijvoorbeeld een app of dienst, of zelfs een ander loket voor een gemeente te bouwen. Uiteindelijk komt het wel weer bij elkaar in het open stelsel dat wij gezamenlijk aan het optuigen zijn.” Ook Kristel Lammers ziet het én-én. “Het lijkt soms alsof wij, overheid en markt, tegenover elkaar staan. Niets is minder waar. Vergeet niet dat de mensen die nu binnen de overheid de eerste onderdelen programmeren ook afkomstig zijn van marktpartijen. Het is niet zo zwart-wit dat het óf de overheid óf de markt is. Volgens mij is een publiek-private oplossing ook de enige weg. Het kan niet anders.”

Dat zien ook Peter Nooteboom en Bas Bijtelaar. “Dit soort samenwerkingen is hard nodig”, aldus Nooteboom. Bijtelaar: “Wij zijn met veel organisaties klein bezig en dat zou ik graag inbrengen in wat er bij het DSO gebeurt.” Volgens Bert Uffen “doen we met z’n allen ons best, overheid én marktpartijen.”

Presentatie Sarah Ros

In haar presentatie ging Sarah Ros, bestuurs- en implementatieadviseur Omgevingswet, in op innovaties en trends in relatie tot de nieuwe wet. Wat haar betreft is er een aantal belangrijke thema’s binnen de Omgevingswet die van invloed zijn op het DSO. Een van die thema’s zijn de veranderende rollen. Van burgers, marktpartijen, overheid, stakeholders. Ook polarisatie (“De Omgevingswet kan ertoe leiden dat tegenstellingen groter worden”) en datacultuur zijn belangrijke thema’s. Wat betreft Ros kent de Omgevingswet verder een aantal nieuwigheden. “Zoals vertrouwen. Dat is cruciaal, voor álle partijen. We gaan op een heel andere manier werken.” Ook decentralisatie (“Er gaat veel over van Rijk naar lokaal”) en het verbeteren van de datacultuur zijn nieuwigheden. “Altijd moet alles snel beschikbaar zijn.” Op de vraag van Sarah Ros bij welke innovaties overheden zouden moeten aansluiten vanuit Omgevingswet- /DSO-perspectief, kwam een aantal suggesties. Zoals blockchaintechnologie (“Zet daar vol op in”), apps, 3D-projecten en games/simulatie.


Wat betreft Sarah Ros: kent de Omgevingswet verder een aantal nieuwigheden. “Zoals vertrouwen. Dat is cruciaal, voor álle partijen. We gaan op een heel andere manier werken.”

Presentatie Peter Nooteboom

Namens Capgemini was het Peter Nooteboom die onder meer inging op het onderzoek dat het bedrijf heeft gedaan naar digitale innovatie in relatie tot de Omgevingswet, Trends in de Leefomgeving. “We hebben een rondje gedaan langs stakeholders en we hebben zelf bekeken welke technologie er is, wat relevant is en hoe dat te knopen is aan de doelstellingen van de nieuwe wet.” Het heeft geresulteerd in een radar, waarbij relevante technologieën beoordeeld zijn op de mate van volwassenheid. “Hoe worden ze gebruikt en toegepast, wat betekent het om daar mee aan de slag te gaan?” Nooteboom schetste dat de komende jaren een voorname rol is weggelegd voor sensoren. “Straks is alles real time met elkaar verbonden. Sensoren spelen daarin een belangrijke rol en dat heeft ook zijn weerslag op de fysieke leefomgeving.” Nooteboom ging ook kort in op de rol die nieuwe technologieën en denkwijzen kunnen hebben op bijvoorbeeld het formuleren van beleid, vergunningverlening, toezicht en handhaving en op een proactieve en verbeterde dienstverlening. Zijn conclusie was helder: “Er valt nog veel te verkennen, maar dat is geen reden om te wachten tot 2024 of 2029.”

Plaats een reactie

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.
Registreren