WRR Corien Prins: ‘Burger mag niet opdraaien voor fouten overheid’
Digitalisering heeft de relatie tussen burger en overheid ingrijpend veranderd. Een falende digitale dienstverlening kan burgers vermorzelen. De overheid moet hierin nadrukkelijk de verantwoordelijkheid nemen, stelt voorzitter Corien Prins van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR). 16 februari gaf ze de derde Digitale Burgerschapslezing.
Corien Prins: “Er is een sterke partij nodig die burgers helpt, wanneer ze door het falen van de digitale overheid in de knel komen.” | Beeld: DBN
Corien Prins is voorzitter van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) en hoogleraar Recht en Informatisering in Tilburg. Maar ze trapt haar lezingen over digitalisering graag af met haar ervaringen als burger. Om aan te geven hoe schrijnend de impact van falende digitalisering kan zijn en de soms hardnekkige rol van de overheid hierbij. Dat deed ze ook tijdens de derde Digitale Burgerschapslezing die Prins afgelopen donderdag, 16 februari, verzorgde in het Haagse perscentrum Nieuwspoort.
Parkeerboete
Een simpele parkeerboete liep uit op een confrontatie tussen de fysieke en de online wereld. Zo’n vier jaar terug parkeerde ze in het centrum van Tilburg. De parkeer-app gaf aan dat haar auto daar een uur mocht staan, maar Prins kreeg toch een boete. Volgens de gemeente had ze een dagkaart moeten kopen. Dat stond ook op het bord verderop in de straat, in de app stond het fout. Pech voor Prins die had vertrouwd op de app. Uit boosheid en teleurstelling in de overheid vocht ze de boete aan tot aan de Hoge Raad. ’s Lands hoogste rechter gaf haar gelijk. De burger kan niet worden verweten dat hij uitsluitend afgaat op informatie in de app en niet op zoek gaat een fysiek bord. Bovendien mag de burger niet opdraaien voor de fouten van de overheid, die de app-bouwer van onjuiste informatie over de parkeersituatie uit de gemeenteverordening heeft voorzien. De rechtsgang illustreert het falen van de overheid waar ze juist haar verantwoordelijkheid had moeten nemen, stelt Prins. “Ik was de dupe en ik mocht betalen en de overheid accepteerde dat uit pure laksheid. Ik kan daar nog steeds boos om worden.”
“Als je niet digitaal je leven kunt aantonen, ben je nog steeds een burger”
Dataloze burger
Om ook ‘Dirk’ niet te vergeten. Naast haar werk helpt Prins ‘zelfredzamen’ in de samenleving Ze hebben geen formele baan, staan nergens geregistreerd en doen geen beroep op sociale voorzieningen. Zo zijn er een groeiend aantal mensen in ons land. Prins helpt ze hun weg te vinden in het doolhof van de overheidsbureaucratie. Dirk is zo’n burger zonder digitaal leven, in feite ‘dataloos’. Het enige tastbare wat zijn bestaansrecht aantoont, zijn de bonnetjes van de Jumbo, want een elektronische pinpas bezit hij niet. “Op het moment dat je digitaal niets kunt overleggen, weet de overheid niet wat ze moet doen. Maar als je niet digitaal je leven kunt aantonen, ben je nog steeds een burger”, stelt Prins.
Kritiek heeft Prins ook op de Werkagenda Digitalisering van staatssecretaris van Huffelen met zijn mensgedreven pijlers: iedereen kan meedoen in het digitale tijdperk, kan de digitale wereld vertrouwen en regie hebben op het digitale leven. “De burger staat centraal, en dat is heel mooi. Maar wat betekent dit dan concreet en wat gaat de overheid zelf doen? Welke verantwoordelijkheid wil ze hierin nemen en hoe zit het met de datalozen?
“Een overheid die zelf haar informatiehuishouding niet op orde heeft, verspreidt in feite ook desinformatie.”
Aan het vertrouwen van burgers wil de digitaliseringsagenda werken door desinformatie tegen te gaan. Desinformatie kan burgers bewust op het verkeerde been zetten, luidt de uitleg. Maar een overheid die zelf haar informatiehuishouding niet op orde heeft, verspreidt in feite ook desinformatie.”
Meldpunt Fouten in Overheidsregistratie
Bijzonder gecharmeerd is de WRR-voorzitter daarom van het Meldpunt Fouten in Overheidsregistraties (MFO), twee jaar terug van start gegaan onder de hoede van de Rijksdienst voor Identiteitsgegevens(RvIG). Doel van het meldpunt is onjuiste gegevens van burgers en zakelijke gebruikers in de verschillende basisregistraties te corrigeren en hen te helpen problemen op te lossen die door de foute registratie ontstaan zijn. Het merendeel van de meldingen (700 stuks in 2022) van burgers gaat over de Basisadministratie Personen (BRP).
“Een mooi initiatief, dus mijn complimenten voor de overheid, want de burger wordt niet helemaal van het kastje naar de muur gestuurd. Of incorrecte gegevens inderdaad worden aangepast, is onduidelijk, maar de overheid gaat er wel mee aan de slag.” Al zijn 700 meldingen natuurlijk niet veel en hoe succesvol het klachtenloket is, valt ook nog nergens terug te vinden, constateert Prins, “en zo’n digitaal kanaal heeft natuurlijk totaal geen betrekking op mijn Dirk. Die komt hier niet. Alle reden waarom de overheid burgers als hij altijd de kans moet geven hun maatschappelijk functioneren aan te tonen met papieren documenten. Want ook Dirk moet zinvol contact met de overheid kunnen hebben. Geef invulling aan dat recht.”
Sociale Digitale Standaard
De Digitale Burgerschapslezing werd voor de derde keer georganiseerd door stichting Digitaal Burgerschap Nederland (DBN). De stichting wilde deze editie benutten om de in september vorig jaar gelanceerde Sociale Digitale Standaard (SDS) nogmaals in het middelpunt te zetten. Met deze set van een vijftigtal normen en aanbevelingen voor de digitale dienstverlening en communicatie met onder meer apps en websites hoopt de stichting beter kabinetsbeleid te initiëren, gaf DBN-voorzitter Mark Landman in zijn inleidende praatje aan.
De standaard roept de overheid op duidelijke regie te voeren op de digitale dienstverlening.
Prins kwam met eigen aanvullingen op de leidraad. De standaard bevat een aantal aanknopingspunten voor de overheid om het nemen van verantwoordelijkheid in te vullen, zoals het aanstellen van een ‘beëdigd functionaris’ waar burgers terecht kunnen als ze digitaal niet slagen. “Goed plan, maar geef zo’n functionaris doorzettingsmacht voor de afhandeling van problemen”, voegt Prins toe, zoals de WRR eerdere pleitte voor een iAutoriteit in het WRR-rapport iOverheid. Ook dit ruim tien jaar oude rapport gaat in de kern over de verantwoordelijkheid van de overheid voor haar eigen gebruik van ICT. “Er is een sterke partij nodig die burgers helpt, wanneer ze door het falen van de digitale overheid in de knel komen.”
Wettelijke verankering
De standaard roept de overheid op duidelijke regie te voeren op de digitale dienstverlening met bijvoorbeeld een regisseur met overkoepelende verantwoordelijkheid, die problemen aan kan pakken die uit de sterk verkokerde overheidsorganisatie voortvloeien. Het meldpunt voor onjuiste basisgegevens zou daar een eerste stap toe kunnen zijn, bij voorkeur met een wettelijke verankering, stelt Prins. De overheid moet echter ook meer grip krijgen op de externe (private) partijen die ze voor de uitvoering van publieke taken inschakelt. “Er wordt ongelooflijk veel uitbesteed. Maak goede afspraken met leveranciers over het gebruik en de kwaliteit van data en voorkom dat burgers de negatieve gevolgen ondervinden als het misgaat. Regel dat bijvoorbeeld in de specificaties bij je aanbestedingen.”
Er moeten regelingen komen waarmee de overheid de verantwoordelijkheid neemt als ze zelf de plank misslaat met data en digitale dienstverlening.
Volgens Prins moet de overheid niet alleen maatschappelijke verantwoording afleggen aan de voor- en achterkant van haar dienstverlening. Noodzakelijk, aldus Prins, is dat er regelingen komen waarmee de overheid de verantwoordelijkheid neemt als ze zelf de plank misslaat met data en digitale dienstverlening. Tenzij ze aan kan tonen dat de betrokken burgers of bedrijven onmiskenbaar zelf een aandeel hadden in het voortbestaan van de betreffende fouten. “Dat kunnen ook wettelijk vastgelegde regels zijn, maar dat hoeft niet eens. Waar het om gaat is dat je daar als overheid bij hebt stilgestaan en over hebt nagedacht, zodat je er het met elkaar over hebt en zegt: zo moeten we het doen. Ik werk zelf voor de overheid en heb passie en hart voor de publieke zaak, ook de digitale overheid. Maar soms denk ik: dit is niet mijn overheid. Zo’n verantwoordelijkheid moet je niet af willen schuiven.”