Overheid in transitie
Podium

Boekrecensie: ‘Platformrevolutie’ van Martijn Arets

De echte platformrevolutie moet nog komen, beweert Arets. Geen enkele sector zal de dans van de platformisering ontspringen, ook de overheid niet. Maar waarom? De rationale achter de inrichting van de eigen organisatie naar het model van een platform wordt niet echt duidelijk. Toch is dit boek een standaardwerk. Overheden doen er goed aan om met dit boek in de hand na te gaan hoe zij zich tot platformen willen verhouden.

Martijn Arets, Platformrevolutie, van Amazon tot Zalando, de impact van platformen op hoe wij werken en leven, Uitgeverij Boom

Arets doet de lezer drie beloften. De eerste is om aan te tonen dat de echte platformrevolutie nog moet komen. Dat maakt hij onvoldoende aannemelijk. Ten tweede belooft hij om het maatschappelijk debat over platformen onafhankelijk te duiden. Dat doet hij feilloos en wel vanuit een historisch, conceptueel en maatschappelijk perspectief. Alleen bij het duiden van de relatie tussen overheid en platform laat zijn conceptuele scherpte hem in de steek. De belofte om een fundament te leggen voor een inclusieve en duurzame samenleving maakt hij wel weer waar. Ondanks deze kanttekeningen is dit boek volgens mij een standaardwerk. Lezen dus.

Toegevoegde waarde

Ja, van Uber en Airbnb hebben we allemaal gehoord. En ook van Booking, Bol, Marktplaats, Thuisbezorgd, Funda en Deliveroo. Maar kent u ook het bestaan van platformbedrijven als Temper, Transferwise, Roamler Retail, BlaBlaCar, Up&Go, Parksharing, TopShoe, Elanza, BidFood en Flexport? Om er maar eens een paar te noemen uit het duizelingwekkende overzicht van Arets. Dat laat zien dat we een platformrevolutie achter ons hebben. In retrospectief opzicht maakt de auteur de titel van zijn boek dan ook waar. Maar doet hij dat ook in prospectieve zin? ‘De echte revolutie moet nog komen’ bezweert hij. Niemand die deze uitspraak kan toetsen natuurlijk. Maar in hoeverre maakt de auteur deze voorspelling aannemelijk? Dat valt eigenlijk best tegen. Arets stelt dat geen enkele sector de dans van de platformisering zal ontspringen. Dat geluid is niet nieuw. Het bureau SparkOptimus kwam in 2018 in het boek Make Disruption Work ook al met die boodschap. ‘And it’s only just beginning’ klonk het onheilspellend. Van reiswereld tot logistiek, van mode tot de zorg, elke sector krijgt een beurt. Arets is de eerste om een kanttekening te plaatsen. Het is immers de vraag, zo stelt hij, of de platformen in al die sectoren voldoende toegevoegde waarde bieden. Tja, kun je dan nog stellen dat de echte revolutie aanstaande is? Ook andere argumenten voor deze stelling ontbreken.

Onafhankelijk duider

De tweede belofte van de auteur is om zich de rol van onafhankelijk duider van het debat over platformen aan te meten. En het moet gezegd, deze belofte maakt hij meer dan waar. Waarom?
Allereerst vanwege het historisch perspectief. In een helder overzicht schetst hij de ontwikkeling van e-commerce in 1995 naar platformen in 2012. Een ontwikkeling die via een aantal tussenstappen liep. De eerste was die van de websites van bedrijven als Booking en Thuisbezorgd. Deze bundelden een groot aantal aanbieders binnen één sector. Daarna volgden de sociale media. Consumenten consumeerden niet alleen, zij werden óók aanbieders van inhoud. Bij de laatste tussenstap stelde een tweezijdige marktplaats consumenten in staat om tijdelijk gebruik te maken van elkaars goederen. Zoals het huis of de auto van de ander. Deze economie legde de basis voor de platformeconomie zoals we die nu kennen.

Platformen zijn aanbieder en marktmeester tegelijk.

Een onafhankelijk duider is Arets ook vanwege zijn conceptuele helderheid. De betekenis van het woord platform is vaak diffuus. Hij stelt dat de essentie van een platformbedrijf gelegen is in het faciliteren van een transactie van anderen. In het bij elkaar brengen vraag en aanbod. Waarbij deze bedrijven de voor die transactie benodigde goederen vaak zelf niet in huis hebben. Pikant is dat zij zelf de voorwaarden bepalen waaronder die transactie tot stand komt. Met andere woorden: platformen zijn aanbieder en marktmeester tegelijk. Verder verlagen zij de zoek- en transactiekosten door het gebruik van data en algoritmen, bieden zij vooral gemak voor consumenten en creëren ze vertrouwen door intensief klantcontact en merkwaarde. Platformen zijn ook nog eens schaalbaar, dat maakt ze zo aantrekkelijk. Voor deze schaalbaarheid tekenen de Big Five: Google, Apple, Facebook, Amazon en Microsoft. Deze bieden een basisinfrastructuur waarop de platformbedrijven hun producten aan een miljardenpubliek kunnen verkopen.

Behalve in een historisch en conceptueel plaatst Arets de platformeconomie in een maatschappelijk kader. Hij stelt daarbij de goede vragen. Bijvoorbeeld: wat is ervoor nodig om de dubbelrol van aanbieder en marktmeester te bestrijden? Hij schuwt niet om platformbedrijven aan te spreken op hun maatschappelijke verantwoordelijkheid. Uber bijvoorbeeld ontloopt deze als chauffeurs alle risico’s dragen. Omgekeerd is Arets niet te beroerd om het voor de hoofdrolspelers op te nemen. Zo vindt hij het goedkoop om platformen er voortdurend van te beschuldigen wetten te overtreden. Al met al creëert hij een buitengewoon evenwichtig beeld van maatschappelijke kwesties rondom de platformeconomie.

Overheid en platform

Het duiden van de relatie tussen platformen en overheid gaat hem moeilijker af. Arets ziet drie invalshoeken voor deze relatie. Een overheid die de platformen in de tang probeert te houden, een overheid die deze bedrijven inzet als instrument voor de realisering van haar eigen doelstellingen en een overheid die een platform wil zijn.

Het lijkt erop dat Arets bij Estland een bredere definitie voor ogen heeft dan die welke hij in het begin van zijn boek gepresenteerd heeft.

Het beheersen van de platformen heeft tot doel om de overtreding van wetgeving tegen te gaan. Arets reikt hiervoor een aantal opties en voorbeelden aan. Zijn beschouwingen over de inzet van platformen als instrument zijn dun. Bij lokale overheden is er welgeteld één geslaagd initiatief te noteren. Dat had tot doel om de interne mobiliteit van medewerkers te bevorderen. Bij de grote handhavingsorganisaties is dat niet veel anders. Waarom liggen de succesvolle voorbeelden niet voor het oprapen, vraagt Arets zich bijna wanhopig af. Om overheden vervolgens op te roepen om de eigen organisatie meer als een platform in te richten. Maar waarom eigenlijk deze oproep? De auteur noemt het voorbeeld van de gemeente Amsterdam. Dat wilde met Airbnb samenwerken maar had de eigen database niet op orde. Is de opdracht dan niet om dat eerst te doen? De rationale achter de inrichting van de eigen organisatie naar het model van een platform wordt niet duidelijk. Waarom zou Amsterdam transacties van anderen moeten faciliteren en vraag en aanbod bij elkaar moeten brengen? Of heeft Arets hierbij een andere definitie van platformen voor ogen?

Verlangen

Dit conceptuele euvel doet zich ook gelden bij zijn zoektocht naar een overheid die een platform wil zijn. De vraag luidt: waarom zou je dat als overheid willen? Arets doet de casus van de Estlandse overheid uit de doeken. Die is indrukwekkend. Met een metaplatform waarop alle ICT-infrastructuur is aangesloten, met slechts één bron waaruit alle data voor een nieuw ICT-project wordt opgehaald en met een overheid die de burger maar één keer om gegevens vraagt. Estland is het eerste platformland ter wereld, voegt Arets er aan toe. Is dat nu zo? Estland is een inspirerend land waar het gaat om het overheidsgebruik van ICT, data en technologie. Maar is Estland daarmee ook een platformland? Een platform zoals Arets dat zelf beschreven heeft? Dus met het faciliteren van een transactie van derden en het bij elkaar brengen van vraag en aanbod. Het lijkt erop dat Arets bij Estland een bredere definitie voor ogen heeft dan die welke hij in het begin van zijn boek gepresenteerd heeft. Zijn conceptuele helderheid vermindert daardoor, het zicht vertroebelt. Waar komt toch dat verlangen vandaan om als overheid zo graag platform te willen zijn?

Inclusief en duurzaam

Arets doet de lezer nog een belofte. Hij wil een fundament leggen voor een inclusieve en duurzame platformeconomie. Dat doet hij met een aantal mooie design principes voor een inclusieve economie en voor publieke waarden. Er is altijd een keuze, zo is zijn boodschap. De macht van platformen overkomt ons niet. Neen, die staat of valt met de maatschappelijke reacties. Van gebruikers en stakeholders, van het bedrijf zelf en van de aandeelhouders. De relatie met duurzaamheid blijft wat onderbelicht. Arets definieert duurzaamheid anders dan de Raad voor de Leefomgeving en Infrastructuur (RLI) in haar recente rapport Digitaal Duurzaam. Waar de RLI dit begrip klassiek benadert vanuit een vermindering van CO2-uitstoot brengt Arets duurzaamheid in verband met solidariteit. En stelt dan de bijna existentiële vraag: welke prijs wil de samenleving betalen voor het gemak dat platformen bieden? Dat is misschien wel de meest wezenlijke vraag van het hele boek. De mens wil gemak, de platformen bieden gemak. De vraag naar de prijs en een vermindering van solidariteit stelt de mens zich niet.

Ondanks de vele taalfouten heeft Arets met dit boek een standaardwerk geschreven. Soms duizelt het de lezer. Met de talloze rijtjes, check-listen en strategieën is de informatiedichtheid hoog. Dan is het lastig om overzicht te houden, niettemin blijft het boek tot de laatste bladzijde interessant. Overheden doen er dan ook goed aan om kennis te nemen van dit boek. En om na te gaan hoe zij zich tot platformen willen verhouden.

Martijn Arets, Platformrevolutie, van Amazon tot Zalando, de impact van platformen op hoe wij werken en leven, Uitgeverij Boom

Paul Strijp schreef deze recensie op persoonlijke titel. Hij is adviseur ‘data en nieuwe technologie’ bij de provincie Noord-Holland.

Plaats een reactie

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.
Registreren