Data en ai
Podium

Smart city: ‘Meer samenwerking en kennisuitwisseling nodig’

Een van de grootste winsten van de discussie over de smart city is volgens Bas Boorsma, chief digital officer gemeente Rotterdam, het inzicht dat de sleutel tot succes niet ligt in de nieuwste technologie, maar in moderne vormen van governanc, agile governance. Het gaat erom systematisch stakeholders bij elkaar te brengen, van burgers en wetenschappers tot NGO’s.

Bas Boorsma | Beeld: Bas Boorsma

Bas Boorsma had lange tijd leidinggevende functies bij Cisco, een van de eerste marktpartijen die in de smart city markt stapten. Sinds 2018 is hij actief als publicist, wetenschapper en bestuurder van onder meer het Cities Today Institute en The Smart City Association Italy. In juli 2021 werd hij door de gemeente Rotterdam benoemd tot chief digital officer. Boorsma is positief over smart city ontwikkelingen in sommige delen van de wereld, maar toont zich ook kritisch. De term ‘smart city’ wil hij liefst niet meer horen.

Laten we teruggrijpen op de technologische visie van IBM, in de beginjaren van het denken over de smart city. Wat vind je van die visie als je puur naar de technologie kijkt? Sneed die toen hout?
De tijd was nog niet rijp. Het hele avontuur is om een aantal redenen misgelopen. De technologie was te jong, dat ten eerste. Verder was de opzet totaal centralistisch, zonder stakeholders mee te nemen. Geen burgers, niks. Het derde bezwaar is dat het concept volledig proprietary was ingericht, wat betekent dat je geen aansluiting op een breder innovatieecosysteem hebt. Je kunt überhaupt niet spreken van een ecosysteem.

Dit is precies wat IBM ooit in Rio de Janeiro met een command and control centre heeft gecreëerd. Niemand bleek te zitten wachten op een centralistisch model, met een mission control center à la Houston. Ook de ambtenaren hadden er geen behoefte aan. Zij hebben specifieke informatie nodig, waarvoor je een gedistribueerd model van data analytics nodig hebt, geen centralistisch model.

De aanpak van IBM is mislukt: paste niet, werkte niet en stelde de burger niet centraal. Het is wel moedig dat IBM en Cisco het hebben gedaan, want er zijn wel degelijk lessen uit hun initiatieven getrokken – vooral over wat je allemaal niet wilt.

Is deze oorspronkelijke benadering, technologisch en centralistisch, aanvankelijk bij veel steden toegepast?
Die benadering heeft vijftien jaar of zelfs langer bestaan. Als stad ga je een trotse samenwerking aan met één groot tech-bedrijf. En dat ene grote tech-bedrijf belooft een enorme toekomst.
Die aanpak begon met IBM en eindigde met de ambities van Sidewalk Labs in Toronto.

Zulke initiatieven mislukten telkens om dezelfde reden, namelijk overschatting door het management van de grote tech-bedrijven. Dat redeneert: ‘Geef ons nou maar een stad, en dan zullen wij met onze technologie die luie ambtenaren weleens even laten zien hoe het allemaal moet’. En dat is overmoedig gebleken. Het ontbreekt aan democratische legitimiteit in de relatie tussen stad en leverancier en in de manier waarop innovatie-agenda’s worden opgezet.
Inmiddels is de innovatie-agenda voor steden terug waar ze moest zijn, namelijk bij het management van een gemeente. In de eerste vijftien jaar is veel geleerd over de samenwerking tussen steden en grote tech-bedrijven en veel inzichten ontwikkeld over hoe je het goed aanpakt. Daar zijn overigens nog steeds grote tech-bedrijven bij welkom, maar wel in een heel andere relatie.

Hoe heeft het denken over de smart city zich sindsdien ontwikkeld? Waar staan we nu? Waar zouden we moeten staan?
IBM heeft ooit command and control voorgesteld, maar dat is nooit realiteit geworden. Het was meer een fantoom, een these, waartegen mensen te hoop liepen en met antithesen kwamen. Zo werd gesteld dat je steden moest verslimmen omdat dat vergroent. Bewezen is dat niet, want IT gebruikt veel energie.
In de meeste gemeenschappen, zeker in het westen, is geen sprake van command and control. George Orwell schreef zijn ‘1984’ in de tijd van het fascisme en communisme, totalitaire en gecentraliseerde ideologieën. Als je vanuit de literatuur een vergelijking zou willen maken, kijk dan naar ‘Brave new world’ van Huxley. Steeds betere dienstverlening, steeds meer gemak en in een entertainment omkomende samenleving.
Los daarvan vind ik dat de discussie over de smart city na vijftien jaar eindelijk aan de tegenstelling tussen these en antithese voorbij moet gaan. We moeten komen tot een synthese waarbij we niet het kind met het badwater weggooien. Er zijn wel degelijk heel mooie en nuttige technologieën. Anderzijds willen we de agenda niet door die technologieën gedefinieerd hebben. Het gaat om het realiseren van maatschappelijke doelstellingen, waarbij digitale middelen je helpen.

Je spreekt over de lessen die uit de diverse mislukkingen zijn getrokken. De benadering en de aanpak zijn sterk veranderd, maar de term ‘smart city’, de vlag op de schuit, is gebleven.
De term ‘smart city’ wordt nog steeds gebruikt omdat niemand een betere term heeft. Ik vind dat je ook maar moet stoppen met zoeken naar een betere term. Het begrip ‘smart’ zal vanzelf verdwijnen. 120 Jaar geleden noemden steden zichzelf graag ‘electric cities’. Nu is elke stad geëlektrificeerd en is die aanduiding zinloos.

“Smart city gaat over de gewone problemen van de stad.”

De term ‘smart’ is ook niet kwantificeerbaar. Dan is er nog het probleem dat smart city initiatieven niet alleen over steden mogen gaan. Als je de innovatie-agenda immers aan steden voorbehoudt, creëer je een digitale kloof en zorg je ervoor dat kleinere gemeenschappen achterblijven. De term ‘smart city’ gaat dus totaal mank.

Smart city gaat over de gewone problemen van de stad. Heel belangrijk vind ik daarbij de paradigmaverandering die we meemaken, van een centralistisch georganiseerde samenleving naar een netwerksamenleving. Het organisatieparadigma van het internet is dominant geworden. Kijk naar energiedistributie, naar mobiliteit, de manier waarop we leren en werken. Kijk maar eens naar hoe we werken tijdens corona: een enorme versnelling van het gedistribueerde werken.
Die geest gaat niet meer terug in de fles. Dit betekent dat we moeten praten over inclusie, het betrekken van het complete netwerk. Hoe betrekken we de burgers? Hoe komen we aan de banen van morgen? Veel banen staan immers op de tocht. Voor mij is dit de echte smart city agenda, maar dan zonder gebruik van die term, die allang failliet is.

Hoe gaan steden nu om met burgers en andere stakeholders?
Een van de grootste winsten van de discussie over de smart city is het inzicht dat de sleutel tot succes niet ligt in de nieuwste technologie, maar in moderne vormen van governance, agile governance. Het gaat erom systematisch stakeholders bij elkaar te brengen, van burgers en wetenschappers tot NGO’s.
De pandemie heeft ons geleerd dat dit ertoe doet. Digitaal is op vele terreinen van nice to have naar must have gegaan, van het informeren en betrekken van burgers, het bieden van inzichten in waar drukte is en het volgen van economische activiteit, tot de ontwikkeling van de zorgvraag, et cetera.

Een gemeente krijgt dit alles niet in haar eentje voor elkaar. Een mooi voorbeeld is Parijs, dat samenwerkt met de vele NGO’s die in de haarvaten van de stad zitten. Zo probeert de gemeente ook jongeren in de banlieus te bereiken. Er is dus een veel bredere opvatting van governance ontstaan, over hoe je burgers betrekt en voor meer inclusiviteit zorgt.

In Rotterdam zie ik bijvoorbeeld een sterk groeiende sociale agenda. Die draait om uiteenlopende doelen, zoals het bereiken en helpen van ouderen, maar ook om het aanbieden van educatie om mee te komen in de digitale wereld, het ontwikkelen van digitale skills voor een volgende baan… en dat niet alleen op scholen, maar ook in de wijken. Dit vereist een manier van opereren, managen, en ook talent die van een andere orde zijn. We hebben dat op een harde manier geleerd door de ervaringen met de smart city de afgelopen jaren. We weten nu beter wat de ingrediënten zijn voor een moderne, betrokken overheid die veel dichter op die burger zit. Dat vind ik een enorme winst.

Agile governance, dat klinkt goed, maar het kan ook iets willekeurigs hebben. Een gemeente kan ervoor kiezen bepaalde stakeholders te betrekken en andere, die lastiger in de omgang zijn, links te laten liggen. Hoe zorg je ervoor dat agile governance niet al te pragmatisch wordt?
Dat is een goede vraag. Ik constateer dat de digitale wereld nog geen scheiding der machten kent. Het zou goed zijn als steden een ‘Eerste Kamer’ zouden instellen, een kamer van overdenking, die nog eens goed kijkt naar voorstellen, onafhankelijk van degenen die de plannen op tafel leggen.

“Als je design thinking goed toepast kun je willekeur voorkomen.”

Ik denk dat design thinking een onmisbaar element is voor de governance en de realisatie van innovatie. Het brengt met zich mee dat je telkens teruggrijpt op je oorspronkelijke vraag en de aannames die eraan ten grondslag liggen, en die weer aan een onderzoek onderwerpt: klopt deze vraag, kloppen de aannames die erbij horen? Heb je ze gevalideerd bij je stakeholders? Na aan aantal iteraties ontdek je dan wie of wat buiten beschouwing is gelaten.

Als je design thinking goed toepast kun je willekeur voorkomen. Je komt namelijk altijd bij de grote ethische vragen uit, zoals bij de vraag naar inclusiviteit. Design thinking is dan ook meer dan de verplichte workshop met vier burgers op het stadhuis, zodat je een vinkje kan zetten. Nee, geen politieke correcte luiheid. Ga de buurten in, wees eerlijk. Design thinking is overigens een vak, waarin gelukkig steeds meer studenten op hogescholen en universiteiten worden getraind.

Een heel ander aspect, maar niet onbelangrijk, is het financiële. Gemeenten zwemmen over het algemeen niet in het geld en krijgen steeds meer taken op hun bord. Hoe ga je als CDO of CIO met deze uitdaging om?
Ik ervaar geen spagaat. Ik begin namelijk niet met de financiële vraag, maar start met een bepaalde uitkomst in gedachten. Is die uitkomst eenmaal hard genoeg en is iedereen het erover eens, ga je het model creëren wat daarbij past. Dat model hoeft niet altijd op de inzet van publieke middelen te rusten, maar kan ook op publiek-private samenwerking gebaseerd zijn. Het initiatief kan zelfs geheel bij een marktpartij liggen, waarbij de stad de launching customer is.

Publiek-private samenwerking moet flexibel zijn, gebaseerd op vertrouwen en moet tegen een stootje kunnen. Veel van de middelen die je nodig hebt, zijn er vaak al. Het gaat meer om de orkestratie van middelen. Het betreft trouwens niet alleen geld, maar ook talent en andere middelen.
Wil een stad beter en systematischer innoveren, voorbij de goedbedoelde pilots met veel Europees geld, dan zul je naar een betere aaneenrijging van initiatieven moeten komen. Je zult bovendien moeten uitgaan van bepaalde uitdagingen. Bijvoorbeeld ‘2029, cyberoorlog breekt uit’. Rotterdam ligt plat, niks werkt meer. Totale chaos, er wordt geplunderd en er vallen doden. Het duurt maanden voor we de boel weer een beetje onder controle hebben.
Hoe voorkomen we dat dit gebeurt? Vanuit die uitdaging ga je kijken met welke partijen je gaat samenwerken. Dan blijkt dat er veel partijen zijn die aan de oplossing kunnen bijdragen en dat de middelen er al zijn. Er is niet eens zoveel geld nodig om de oplossing mogelijk te maken. Belangrijker is de visie om op deze manier te gaan werken en samenwerken. Financiële middelen zijn het sluitstuk en niet het openingssalvo.

En omgekeerd? Denk je dat digitale middelen ook kunnen helpen om dingen goedkoper te doen?
Ja, maar dan kom je in de wereld van de efficiëntie terecht. Het is een benadering die leidt tot het optimaliseren van een oude wereld. Een simpel voorbeeld zijn parkeerapps. We vinden ze heel innovatief. Ze maken parkeren een beetje efficiënter. Maar het gaat in de kern nog steeds om het ouderwetse parkeren.
De toekomstige zelfrijdende auto daarentegen hoeft niet te parkeren in het centrum van de stad en kan naar een groot parkeerterrein buiten de stad navigeren. Digitalisatie heeft dan geleid tot een paradigmaverandering met betrekking tot mobiliteit en ruimtelijke ordening, in plaats van de huidige generatie parkeerapps die vooral een 21ste eeuwse oplossing voor een 20ste eeuws probleem zijn.
Ik denk dat we uit het efficiency-denken wegmoeten. Het heeft z’n plek maar is niet de gamechanger.

“Ik denk dat we uit het efficiency-denken wegmoeten.”

Grote steden hebben al een complete cyclus in het denken over de smart city doorlopen en veel ervaring opgedaan. Hoe kunnen kleinere gemeenten daarvan profiteren?
Er is meer samenwerking tussen gemeentes nodig. Het is wel lastig te realiseren, want we hebben allemaal een dagtaak en dit komt er nog bij. Samenwerking organiseren is dan het eerste wat van het bureau rolt.
Samenwerking op metropool- of regionaal niveau is gewoon handig. Je wilt maximale interoperabiliteit, omdat datastromen niet bij gemeentelijke grenzen stoppen. Het is ook nuttig om een raamwerk van eisen aan interoperabiliteit te ontwikkelen, zoals men in Vlaanderen heeft gedaan. Daar kunnen gemeenten eigenwijs zijn en allemaal hun eigen dingen kopen, in de wetenschap dat het met de interoperabiliteit goed zit.

Daarnaast is kennisuitwisseling belangrijk. Kleinere, zelfs middelgrote gemeentes hebben vaak één of twee enthousiastelingen in de gelederen, die voorlopen op hun collega’s. Daarop lopen initiatieven vaak dood. Als die enthousiastelingen een beroep kunnen doen op de kennis die bij de wat grotere gemeentes aanwezig is, kan het verhaal heel anders worden.
Er zijn al wel de nodige samenwerkingsverbanden, zoals de G40, de club van middelgrote gemeentes. De G40 heeft tijdens de coalitie-onderhandelingen over het volgende kabinet aangegeven een bijdrage van een miljard van de Rijksoverheid te willen, om de kennisdeling op lokaal niveau te bevorderen. Los van het bedrag is het belangrijk hiernaar te luisteren en de brug tussen Rijksoverheid en G40 te versterken. Zorg dat er de komende tien jaar invulling aan deze agenda wordt gegeven. Dat hoeft niet eens zoveel geld te kosten

Kijkend naar de toekomst van de smart city, ben je dan optimistisch? Gaan we toe naar steden waar het voor de burger beter toeven, werken en wonen is?
Dat is het al. Vergelijk eens een stad in de rust belt in de Verenigde Staten, die niet met zijn tijd is meegekomen en waar weinig perspectief is, met steden als Kopenhagen, Amsterdam en Rotterdam. Dat zijn steden die met elkaar allemaal hun best doen om ervoor te zorgen dat met alle mogelijke stakeholders wordt ingezet op de banen van morgen en op de educatie van morgen. Digitale inclusie betekent er meer dan alleen toegang tot internet.

Ik maak mij zorgen over grote gedeeltes van Amerika. Die boze Trump-stemmers komen terug, omdat er niet hard genoeg aan de toekomst wordt gewerkt. Er is nu een enorm infrastructuurfonds gecreëerd, waarvan een groot deel naar bruggen en asfalt gaat in plaats van te investeren in digitalisering.
Ik denk dat we doorgaans in Europa best ver zijn. Het initiatief lag tot nu toe vooral bij Brussel en bij gemeentes, maar opmerkelijk genoeg nauwelijks bij nationale overheden. Het is een kritiek aan het adres van Rutte dat veel te weinig is geïnvesteerd in de digitaliseringsagenda van Nederland.

Als we voortbouwen op behaalde successen en ook de Rijksoverheid meer aan boord krijgen en als we ervoor zorgen dat de samenwerking tussen de steden beter is georganiseerd, ben ik optimistisch. Nog beter zou het zijn als de sociale en economische innovatie-agenda’s van steden ook door de middelgrote gemeentes begrepen en overgenomen worden.
Elke grote industriële revolutie komt met pijn, met creative destruction en creative construction. Dat is vervelend, dat doet pijn. Belangrijk is daar niet boos over te blijven, maar naar de toekomst te kijken en te beseffen wat de maatschappelijke opgaven zijn die we gezamenlijk moeten adresseren. Ik denk dat we hier in Europa, zeker in noordwest-Europa, vrij goed mee aan de slag zijn.

Arnoud van Gemeren is hoofdredacteur van iBestuur

Smart city

Werd de smart city ooit afgeserveerd als een onhaalbaar technologie-utopia (of -dystopia), nu lijkt sprake te zijn van een kentering: realisme en pragmatisme winnen terrein. iBestuur sprak met vier ervaringsdeskundigen over de vraag hoe het denken over de smart city in de loop van de jaren is veranderd en hoe lokale gemeenschappen vandaag de dag de principes toepassen.

De term smart city valt voor het eerst in de jaren ’90 van de vorige eeuw en refereert aan de inzet van digitale technologie om de uitdagingen van grote steden het hoofd te bieden. Ze zien zich geconfronteerd met een snelle toename van de bevolking en eindige financiële middelen. IBM en Cisco zijn in die jaren de kampioenen van een een door technologie gedomineerd denken over de smart city. De complexiteit van grote steden, en ook van middelgrote gemeenten, bleek dermate groot dat de centralistische benadering van IBM en zelfs de meer gedistribueerde aanpak van Cisco niet opgewassen bleken tegen de uitdagingen. Bovendien waren de kosten veel hoger dan steden konden dragen. Een kleine ‘bijkomstigheid’ was dat in de oorspronkelijke benadering van de smart city onvoldoende ruimte was voor de stakeholders om wie het zou moeten draaien: de burgers.

We interviewden:

Wie meer wil weten over de geschiedenis van de smart city, leze de uitstekende blog van Herman van den Bosch, hoogleraar aan de Open Universiteit en curator van Amsterdam Smart City. Hierin beschrijft hij hoe na de aanvankelijke teleurstelling over de smart city er nu “een tweede golf van smart cities aankomt. In de eerste golf ontbraken openheid, ethische reflectie en respect voor privacy. In de tweede golf neemt het streven naar het gebruik van ethische overwegingen en de intentie om de privacy te beschermen een belangrijke plaats in.”

Deze interviewreeks is mede mogelijk gemaakt door het Matchingfonds van De Coöperatie.

Plaats een reactie

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.
Registreren