Podium

‘Veel gemeenteplannen glasvezel onnodig ambitieus’

Om de digitale bereikbaarheid van haar burgers en bedrijven te vergroten, wordt door een groot aantal Nederlandse gemeenten zwaar ingezet op een snelle aanleg van glasvezel. “Onnodig ambitieus”, zegt Frank Phillipson (TNO). “Verglazing is prima, maar doe het stapsgewijs en vraag je als gemeente af of een volledige uitrol nodig is.”

Beeld: Shutterstock

Veel politieke partijen zeggen in hun verkiezingsprogramma’s dat glasvezelaansluitingen (ook wel Fiber-to-the-Home, FttH, genoemd) naar elk huis, bedrijf en school noodzakelijk is voor hun gemeente. Overal glasvezel tot aan de voordeur aanleggen is een duur en arbeidsintensief traject, dat niet in korte tijd realiseerbaar is. En het is vaak ook niet nodig. Deze partijen, en gemeenten in het algemeen, zouden veel meer moeten kijken hoe aan de vraag naar internetbandbreedte zo goed mogelijk, in de breedte, kan worden voldaan. Dat kan zonder iets op te leggen betreffende de infrastructuur en techniek om dit te realiseren.

Er zijn vier belangrijke aspecten die een rol spelen bij de uitrol van dit soort netwerken. Ten eerste is dat de vraag van de gebruikers (consumenten, bedrijven, scholen) naar bandbreedte. Uitgangspunt is dat het aanbod van het netwerk in principe op elk moment in de tijd en overal aan deze vraag moet voldoen. Dit geldt voor elke aanbieder van breedbandinternetdiensten, omdat deze anders klanten verliest aan de concurrent. Onbekend is echter hoe de vraag zich zal ontwikkelen in de toekomst. Volgt het de exponentiële trend van de afgelopen decennia of vlakt deze ergens af?

Nieuwe kopertechnologieën

Ten tweede is van belang welke snelheden via koper, coax, fiber en via de ether aan bandbreedte kan worden aangeboden. Hierin is de laatste jaren veel gebeurd. Nieuwe kopertechnologieën, zoals G.fast, maken nu al bitrates mogelijk tot 1 Gb/s en aan nog hogere snelheden wordt internationaal actief gewerkt. Via de kabel (DOCSIS 3.x) kan zelfs nog veel hogere snelheden worden geboden. British Telecom zet momenteel zwaar in op G.fast-technologie en wil zo 500Mb/s leveren aan de meeste huishoudens in het Verenigd Koninkrijk, en zelfs tot 1 Gb/s voor veeleisende klanten. Dat allemaal door bestaande bekabeling opnieuw te gebruiken.

Ten derde is het benodigde investeringskapitaal om het aanleggen te kunnen bekostigen, relevant. Die kosten moeten veelal door de netwerkeigenaren moet worden opgebracht. Als vierde en laatste is ook de beperkte aannemingscapaciteit om het benodigde graafwerk te verzorgen een factor.

Alle vier aspecten moeten worden meegenomen bij de bepaling van de optimale uitrol. In één keer iedereen een glasvezelaansluiting geven lukt niet qua kapitaal (derde aspect), niet qua aannemingscapaciteit (vierde aspect). Het is niet nodig gegeven de huidige vraag (eerste aspect) en de mogelijkheden dit via andere soorten aansluitingen aan te bieden (tweede aspect).

Geleidelijke verbetering

Uit de analyses van TNO blijkt dat, als de vier aspecten worden meegenomen, een geleidelijke verbetering van het netwerk door het steeds verder richting de klant verglazen van het netwerk het beste alternatief is. Bij een geleidelijke verbetering van het netwerk kan een veel groter deel van de klanten worden voorzien van een netwerk dat aan hun vraag voldoet. Een eerste verbetering kost maar zo’n vijfde deel van de investering in FttH. Dus vijf keer zoveel klanten kunnen sneller internet krijgen voor hetzelfde geld en aannemingscapaciteit.

In grote steden, zoals Amsterdam, is voor een groot deel van de aansluitingen nu al de koperafstand voldoende klein (tot 200-400 meter) om via G.fast of V-Plus hoge snelheden te leveren. In plaats van dat één klant (in theorie) heel veel capaciteit krijgt, krijgen nu vijf klanten een, bijvoorbeeld, 100 tot 300 Mb/s aansluiting, wat voor nu (en de komende paar jaar) voldoende is. Over glasvezel wordt nu niet veel meer aangeboden. De netwerken van de aanbieders zijn daar niet (overal) op voorbereid. Als ze meer access-snelheid gaan aanbieden, dan geldt dat de capaciteit van de verbinding van de (wijk-) centrale naar het corenetwerk de bottleneck wordt. Waar vroeger werd gesproken over een zandweggetje als oprit naar het high-speed internet, geldt dan de beeldspraak van een vierbaans oprit naar een tweebaans snelweg. Een garantie voor files.

Verbazing

Een stapsgewijze migratie naar glas is ook interessant omdat het laatste en duurste stukje van FttH, direct bij de woonaansluiting, wordt uitgesteld. Dit scheelt kosten, vooral als het uiteindelijk niet nodig blijkt. Een verdergaande verglazing is nodig, maar misschien is glasvezel tot op 100-200 meter van de huishoudens voldoende. Het levert een goede basis aan bandbreedte dichtbij huis via een een zeker aanbod via de huidige infrastructuur, waarbij extra (piek-) behoefte via draadloze verbindingen (Wifi, 5G en verder) kan worden verzorgd. In het buitenland wordt vaak verbaasd gekeken dat wij naast de (vaak dubbele) koperaansluiting en coaxaansluiting nu ook nog eens glasvezel gaan aanleggen.

Het geld dat zo niet wordt uitgegeven maakt het mogelijk om in het buitengebied juist wél glasvezel aan te leggen naar die klanten (waaronder scholen en bedrijven) waarvan het nu (bedrijfs)economisch minder aantrekkelijk of haalbaar is. Hiermee denken we dat juist door het niet snel uitrollen van glasvezels helemaal tot aan het huis, in Nederland juist veel sneller en (maatschappelijk) voordeliger consumenten, bedrijven en scholen op een voldoende hoge bandbreedte kunnen worden aangesloten. De huidige verliezers in deze bandbreedterace worden daarmee winnaars. Dit is een adaptief en flexibel scenario waarmee we misschien juist wel als Nederland een verschil kunnen maken.

Frank Phillipson is senior onderzoeker ‘ICT Netwerk Planning’ bij TNO

Plaats een reactie

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.
Registreren