Blog

Digitale inclusie

BZK zet digitale inclusie op de agenda, maar jammer is wel dat zij daarbij aan enige structurele problemen voorbij lijkt te gaan.

Het ministerie van Binnenlandse Zaken zet digitale inclusie op de agenda. Dat is een goede zaak. Een gemiste kans is daarbij wel dat het gelanceerde plan voor ‘een samenleving waarin iedereen mee kan doen’ aan enkele structurele problemen voorbij lijkt te gaan.

Er wordt een te simpel beeld gehanteerd van ‘de digitale kloof’. En het bestaan van maatschappelijke tegenstellingen en van digitale criminaliteit lijkt te worden ontkend. Een nationale aanpak van digitale inclusie vergt maatwerk die alleen maar geboden kan worden door steden en regio’s. Voortdurend weerbaarheid ontwikkelen tegen de risico’s en daarnaast kansen benutten, dat gaat het beste in eigen wijk en werkplek.

Op 20 december organiseerde ik, samen met de collega-lectoren van het Expertisecentrum Veiligheid van Avans, een brede doorkijk op allerlei aspecten van digitalisering op lokaal niveau. Tijdens dit jaarcongres stond het thema ‘Sociale Veiligheid en Digitalisering’ centraal, een thema dat ons allemaal raakt. Of iemand nou sociaal werker, beleidsambtenaar, veiligheidsadviseur is, of hiervoor studeert. Het is zaak voor allen grip te houden op de digitale wereld door ontbrekende kennis en vaardigheden op te doen. Dat begint bij bewustwording over de consequenties van digitalisering. Van belang is om te weten hoe we ons verhouden tot deze ontwikkelingen, want we staan als samenleving op een nieuw kruispunt.

Techniek is niet neutraal. Nederlandse steden zien digitalisering vaak nog als iets neutraals: we gaan fietsers tellen. Een stad als Barcelona kent een recente roerige politieke periode en weet wel beter: daar kiest men radicaal voor zijn burgers: data zijn van de burgers. We moeten als stad samen met de burgers en ondernemers, met hun data, nieuwe digitale technologie en apps ontwikkelen, is daar het credo.

Digitale data en algoritmen lenen zich prima voor zo’n democratiseringsaanpak. Onze gemeenten, zorg en politie beschouwen zich als de ultieme data-eigenaren. Data die van de burgers zijn dus. En vervolgens zoeken bijvoorbeeld gemeenten naar de wijze waarop zij hun digitale dienstverlening aan de burger kunnen verbeteren met data van diezelfde burger. Weinigen realiseren zich dat dit een doodlopende weg is, zeker als het gaat om terreinen waar ‘vertrouwen’ de sleutel is, zoals zorg en veiligheid. Maar binnenkort ook energievoorziening. Want wat velen zich nog niet realiseren is dat ‘slim’ energiegebruik vergt dat burgers veel meer data gaan delen. Dat biedt kansen om bewuste omgang door burgers met energie te verstevigen – in hun sociale systeem. Met naar hun keuze vrienden, familie of buren. Niet opgelegd door een overheid. Zeker niet via digitale ‘dienstverlening’ van diezelfde overheid die hen ook controleert. Dat wekt intrinsiek wantrouwen op. Een ‘app’ waarop velen te gemakkelijk ‘ja’ antwoorden bij privacy vragen kun je uitzetten, in de beleving van de burger.

De gemeente waar je woont, die je gedrag controleert, die uitkeringen en vergunningen kan afwijzen, die kun je niet ‘uit’ zetten. Deze situatie wordt alleen maar versterkt doordat er ongemerkt steeds meer data door burgers zelf gegeneerd worden, niet door de overheid. De dreigende ‘big brother’ van de overheid is alleen rechts ingehaald door de talloze ‘little brothers’ van de burgers zelf via hun smartphones, telezorg apparatuur, op afstand uitleesbare energieapparatuur, digitale deurspionnetjes, van particuliere camera’s en appgroepen rondom buurtpreventie.

Het is wat dat betreft een gemiste kans dat ons kabinet op dit moment een nationaal plan voor digitale inclusie publiceert, maar daarbij vooral lijkt te mikken op voorlichting en educatie van de individuele burger en daartoe zeer beperkt middelen inzet, minder dan 50 eurocent per burger. Je zou wensen dat hierin een veel nadrukkelijker samenhang zou komen met nationale plannen die onze cybersafety bevorderen waarbij dan bedrijventerreinen, straten en wijken, verenigingen en bedrijven worden aangesproken.

De sleutels liggen op lokaal niveau. Maar wie pakt die sleutels op? Wie opent op lokaal niveau nieuwe deuren? Burgemeester Jack Mikkers van ’s-Hertogenbosch sprak tijdens de conferentie vanuit zijn rijke beroepspraktijk. Hij focust op de stad als ‘datadriven city’. Dan gaat het om nieuwe bedrijvigheid met digitale data stimuleren, sociaal ondernemerschap bij wijkorganisaties bevorderen en de vraag stellen hoe de burgers te helpen bij digitale weerbaarheid. Niet voor niets spreekt hij over de ‘inclusieve stad’ en over zijn zoektocht om een nieuwe balans te vinden tussen de overheid als betrouwbare dienstverlener en de overheid die ruimte schept voor sociale innovaties met digitale technologie.

Melanie Peters, directeur van het Rathenau Instituut, wees in haar voordracht op risico’s en kansen. Gebaseerd op reeks recente studies van het Rathenau Instituut kwam zij met praktische adviezen om tijdig na te denken, samen met burgers en ondernemers. Zodat ‘digitaal’ je niet overkomt, maar een gewoon onderdeel wordt van lokale democratie. Burgers die tijdig nadenken en meebeslissen over de vraag welke technologie in hun buurt gaat worden toegepast voor sociale veiligheid in hun eigen straat.

Een prima boodschap. Burgers en ondernemers actief mobiliseren om te doen en te leren, als gemeente daarvoor veilige kaders stellen en een helpende hand bieden. In plaats van mega-operaties op nationaal niveau die de afstand tussen de burger en de overheid alleen maar vergroten. Ik durf te stellen dat gemeenten, veiligheidsorganisaties, wijkorganen, wooncorporaties en zorgorganisaties hierin nog volledig te kort schieten. Ze weten nog niet hoe ze samen met burgers en ondernemers stapsgewijs en veilig kunnen innoveren met digitale technologie. Daarop vind je bij gemeenten en lokaal opererende organisaties nog geen praktische visie. Er wordt gereageerd, er wordt ad hoc gewerkt, er worden innovatieve pilots gedaan die vervolgens ergens stranden, of ze nou succesvol zijn of niet.

De grote vraag is op welke wijze je de burgers betrekt of beter nog: hoe je burgers ruimte biedt en uitdaagt om keuzes te maken. Daarvoor lijkt nu het juiste moment aangebroken. Technologisch gezien geraken we momenteel voorbij de hype van social media; in de komende jaren breekt de daadwerkelijke onderstroom van digitale data toepassingen en kunstmatige intelligentie door. Op alle levensterreinen. Met een voorspelbare zeer verschillende impact in een samenleving waarin oude noties als kansarm of kansrijk of oud en jong minder gewicht krijgen waar het gaat om het benutten van of kwetsbaar zijn voor digitale technologie. Het tijdig bepalen van die impact vergt voortdurende aandacht en dialoog, oog voor maatwerk op niveau van lokale gemeenschappen. Net zoals bij de Energietransitie het geval is, liggen hier nieuwe kansen voor dialoog met burgers. Niet langer op individueel niveau, zoals ook de Energietafels recent al adviseerden, maar in sociale werkverbanden: op de werkplek binnen organisaties, in familie-, vrienden- en wijkverband.

Hiermee ligt er een grote kans voor bestuurders op lokaal niveau met burgers in overleg te gaan: welke vormen van nieuwe technologie passen bij onze lokale samenleving in het kader van de transities in de zorg en de energievoorziening? Ook op het terrein van sociale veiligheid liggen hier kansen: als we toch over basisvoorwaarden als energie en zorg spreken, dan gaan we toch ook rond de tafel om over veiligheid in eigen wijk te spreken? Al ware het maar omdat voor de nieuwe technologie in al deze leefdomeinen soortgelijke ethische, juridische en sociale vragen aan de orde zijn.

Ben Kokkeler is lector Digitalisering en Veiligheid aan de Avans Hogeschool

Plaats een reactie

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.
Registreren