Blog

Spelregels voor sensoren

De wildgroei van sensoren die grootschalig data verzamelen, vraagt om nieuwe spelregels. De rol van gemeenten is daarbij belangrijk, maar we moeten dan wel geholpen worden.

Onze gemeentelijke kaders beschermen een bonte verzameling belangen. Zo kennen we aanplak- en ventverordeningen, regels over snuffelmarkten, crossterreinen en zelfs over het bij zich hebben van inbrekerswerktuigen. Het maken van wat spelregels voor het beter beheersen van het grootschalig inwinnen van data in onze openbare ruimte is echter nog een grote blinde vlek, terwijl dat grootschalig plaatsvindt. Maar er is hoop!

In toenemende mate wordt door de overheid, maar vooral ook door marktpartijen en burgers, op grootschalige wijze data ingewonnen in de openbare ruimte met behulp van sensoren. Denk daarbij even niet alleen aan de apparaatjes die de luchtkwaliteit of de decibellen meten, maar vooral ook aan de grote dataslurpers: winkelruiten die naar buiten kijken, reclameborden die wat meer kunnen dan je denkt en (zelfrijdende) auto’s die als garnalentrailers hun sleepnetten uitgooien.

Die openbare ruimte is ‘van ons’. Sensoren hebben vaak iets van publieke infrastructuur nodig om hun werk te kunnen doen – wegen, lantaarnpalen, buitenmuren van openbare gebouwen, kabels, leidingen, et cetera – en ook die zijn ‘van ons’. Daar komt bij dat bij het inwinnen van die data een baaierd aan publieke belangen worden geraakt. Zo zijn daar: het belang van burgers op bescherming van privacy en te kunnen weten wat er in de publieke ruimte nu allemaal gemeten wordt, ook als het om niet-persoonsgegevens gaat; het belang van burgers en bedrijven bij hergebruik (voor zover het om overheidsinformatie gaat); het belang van bedrijven bij een level playing field. Aan anderen dan de sensorexploitanten moeten dezelfde voorwaarden en omstandigheden geboden worden; en uiteraard het belang van de overheid zelf om haar taken beter en efficiënter te kunnen uitvoeren.

De rol van de overheid hierin is evident: niet alleen is zij de beheerder van de openbare ruimte en de publieke infrastructuur, ook staat zij aan de lat voor de behartiging van tal van belangen die hierdoor geraakt worden en die niet (of niet beter) door een andere partij behartigd kunnen worden. Kortweg ook wel ‘publieke taak’ genoemd.

Beweging aan de einder

Circa 95 procent van de openbare ruimte valt onder de verantwoordelijkheid van gemeenten. Je zou dan ook verwachten dat het gebruik van sensoren in de openbare ruimte daar een hot topic zou zijn, maar tot voor kort was er van dit front weinig te melden. Gelukkig is er beweging aan de einder. Begin dit jaar hebben enkele bestuurlijke zwaargewichten binnen de gemeenten Eindhoven en Amsterdam – Staf Depla respectievelijk Kajsa Ollongren – de koppen bij elkaar gestoken en gezamenlijk een aantal zeer boeiende en innovatieve dataprincipes geformuleerd. Daarmee hebben ze ook het belang van dit onderwerp onderstreept en de politieke wil getoond hier meters te maken. Hierop aanhakend heeft Geonovum – in nauwe samenwerking met deze en ook andere gemeenten en grote publieke datagebruikers – een ‘Handreiking Spelregels Data Ingewonnen in de Openbare Ruimte’ uitgebracht.

Die handreiking richt zich op professionals binnen de overheid, gemeenten in het bijzonder, die betrokken zijn bij het maken van beleid of de uitvoering daarvan rond data die ingewonnen worden in de openbare ruimte. Het biedt daartoe een palet aan hulpmiddelen waarmee overheden de spelregels kunnen bepalen die in acht moeten worden genomen bij het inwinnen (door derden of door overheden zelf) van data in de openbare ruimte. Denk aan modellen van dataparagrafen voor in de inkoopvoorwaarden en de subsidieverordening, een checklist voor het behartigen van de databelangen bij het aangaan van samenwerkingsverbanden, factsheets, et cetera.

Sensordata verordening

Meest interessant in de handreiking is misschien wel de voorzet voor een ‘gemeentelijke sensordata verordening’. Hierin vinden gemeenten een voorzet tot algemene regelgeving die zij zouden kunnen hanteren in het kader van hun verordenende bevoegdheden en zouden kunnen integreren in hun APV (Algemene Plaatselijke Verordening). Wat staat er zoal in?

Doel van de verordening is het inwinnen van data in het gemeentelijk territoir door middel van het transparant en beheersbaar maken van sensoren. Qua afbakening richt de verordening zich uitsluitend op het inwinnen van data door middel van sensoren en dan ook nog eens uitsluitend in de openbare ruimte. Inwinning binnen de privésfeer – denk daarbij aan de amateur meteoroloog die in zijn achtertuin metingen doet door middel van sensoren – is hiervan dan ook uitgezonderd. Voor het begrip sensoren bestaat nog geen wettelijke definitie en daarom is aansluiting gezocht bij de betekenis die dit begrip heeft in het algemene spraakgebruik. Cameratoezicht is uitgezonderd, want daarvoor bestaat al een modelverordening.

De sensordata verordening biedt gemeenten de mogelijkheid te kiezen tussen een stelsel van meldingen en vergunningen. Dit heeft tal van administratieve en juridische consequenties, waarbij de meldings- of vergunningsaanvraagplicht ligt bij de ‘verantwoordelijke’: in essentie degene die ‘de baas’ is over de inwinning. Wordt gekozen voor een vergunningstelsel, dan kunnen bij de verlening nadere voorwaarden worden gesteld betreffende de aard en duur van de inwinning van de sensordata alsmede regels betreffende rechten op en gebruik van de ingewonnen data. Uiteraard opent dit tal van interessante mogelijkheden om ‘een voet tussen de deur’ te krijgen, zeker als het om data gaat die een bredere maatschappelijke waarde hebben.

Uiteraard moeten de voorwaarden van de vergunning nageleefd worden – anders wordt deze ingetrokken – en interessant genoeg bepaalt de verordening ook dat de vergunninghouder zich aan regels van hogere orde moet houden. Denk daarbij aan wetten en verdragen. Dit betekent dat een gemeente kan optreden tegen een verantwoordelijke die grootschalig inbreuk maakt op regels van persoonsbescherming. Uiteraard opent dit ook een bestuurlijke discussie, zeker nu op dit moment het ‘vervolgingsmonopolie’ bij de Autoriteit Persoonsgegevens ligt.

Sensorregister

Tenslotte introduceert de verordening ook een ‘sensorregister’, waarin de verantwoordelijke een aantal gegevens moet registreren voordat deze de sensor in gebruik neemt. Dat register moet wel light worden: het moet geen ingewonnen data zelf, maar alleen gegevens over gegevens bevatten en is als zodanig vergelijkbaar met de opzet van het Nationaal Georegister. Net als in dat register kunnen gebruikers van sensoren wel doorlinken naar vindplaatsen waar hun data beschikbaar zijn, waarmee het sensorenregister ook een economische functie zou kunnen vervullen. Het operationeel beheer van het register ligt bij de gemeente en de data daarin zijn openbaar en herbruikbaar.

De sensordata verordening moet gezien worden als een discussiestuk zijn om de gedachten over het reguleren van het gebruik van sensoren in de openbare ruimte vorm te geven.

Marc de Vries is adviseur bij Geonovum en publiceert regelmatig op het grensvlak van (geo)informatietechnologie, recht en bestuurlijke processen.

Plaats een reactie

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.
Registreren