Hebben we niet recht op onze eigen zelflerende algoritmen die halen wat we willen en tegenhouden wat we niet willen?
‘Over het nieuwe fenomeen van de datacommunicatie, het in elkaar groeien van telecommunicatie en dataprocessing, is al veel gezegd. Het is niet eenvoudig daar beleidsaanbevelingen voor te doen. En daar komt de snelheid van ontwikkelingen nog eens bij, terwijl er bovendien maar al te vaak sprake is van bij nader inzien doodlopende wegen […] Dit gezegd zijnde menen wij dat voor de datacommunicatie gekozen moet worden voor een netwerk als algemeen bruikbare datacommunicatieinfrastructuur.’
Dit schreef ik in 1984 in het Gemeentelijk Functioneel Ontwerp Bevolkingsadministratie (GFO). In 1986 wordt .nl als domeinnaam geregistreerd en de rest is geschiedenis, die, zo zegt men, zich herhaalt. En, inderdaad, in haar onbeholpenheid, of juist daardoor, bevatte het GFO wel een minimum gegevenspakket en een open source/open data -benadering. Het was een nieuw begin: na het instorten van gemeenschappelijke computercentra moest er op gegevens en functionaliteit samengewerkt worden.
Het logisch vervolg kwam in 2000 met het ‘digitale kluisje’. Ik citeer :
‘Tot nu toe is de overheid in belangrijke mate aanbodgericht geweest. Het waren de technologische mogelijkheden voor de collectiviteit die bepaalden wat er gebeurde. En niet de individuele behoeften van burgers en gebruikers. Bij de huidige overvloedige technische mogelijkheden is daar geen reden meer voor.’
‘De Commissie kiest voor het voeren van regie door de burger over zijn of haar persoonsgegevens en voor invulling door middel van digitale kluizen. Daarmee krijgt de burger een eigen overzicht van zijn of haar gegevens. Deze kan hij naar eigen inzicht verstrekken, ook naar organisaties met een niet-publieke taak.’
‘De Commissie is er zich van bewust dat de technologische ontwikkelingen niet te voorspellen zijn” en kiest derhalve voor een open architectuur waarin binnen een jaar of 10 alle burgers beschikken over een apparaat met toegang tot internet waar de digitale kluis in kan worden ondergebracht.’
In 2007 kwam de iPhone.
Wat was nu kenmerkend voor deze eerste pogingen te komen tot een open architectuur en regie op persoonsgegevens? De lippendienst aan openheid bestaat nog steeds, maar denken vanuit de vraag is opgegeven. Daar beginnen we niet meer aan. Het aanbod lijkt te groot, te complex geworden. Dat is bijzonder. Nog steeds gaat 95 procent van de energie, menskracht en geld bij de overheid zitten in het alsmaar verbeteren van het aanbod. Met als gevolg dat het alleen maar verslechtert.
De Commissie spreekt van een identiteitsinfrastructuur als ‘public good’. De betekenis voor de burger (de bron) is ‘dat deze in essentie controle houdt over het beeld dat over hem of haar wordt geprojecteerd.’ De positie van de burger moet uitgangspunt zijn, niet dat van de collectiviteit. Helaas. Het is niet doorgegaan: het kabinet koos voor de collectiviteit en tegen het kluisje. En het project Modernisering GBA kon beginnen als een kip waarvan de kop afgeslagen was. Het project had geen focus meer en zwabberde naar een treurig eind.
Wat hebben we daar nu van geleerd?
Niet veel. Op één uitzondering na is alles wat ik het afgelopen jaar heb gezien gericht op de collectiviteit, op het aanbod. Ook de liberalen van D66 en de VVD kiezen met hun kluisje voor een verbetering van de overheidsinformatie. Niks mis mee, maar de kwaliteit van de overheidsinformatievoorziening is meer gebaat bij een sterkere informatiepositie voor de burger. Daar is recentelijk gelukkig veel aan gebeurd. Leve Europa en zijn AVG ofwel GDPR: de goede Amerikanen zijn er jaloers op: ‘Why is America so far behind Europe on digital privacy?’, vroeg The New York Times zich onlangs nog af. Maar ook hier zijn de acht hoofdrechten van de burger defensief geformuleerd. Anders gezegd: als de aanbieders (waaronder de overheden) maar netjes omgaan met de vragende burger, dan is het wel goed. Er zijn ook instrumenten om je bij die burgertaken te helpen (bijvoorbeeld ‘Grip op je data’ van Bits of Freedom), maar ‘t is en het blef een gevecht’ zoals Daniël Lohues zingt.
Wat we zouden willen is een omkering van initiatief: laat Big Tech en haar (verslaafde) gebruikers (inclusief onze overheden) ons maar van te voren toestemming vragen. Ook die processen kun je standaardiseren en algoritmiseren om ons in de juiste informatie-, rechts en financiële positie te brengen. Daarmee zijn we aan de volgende aanvalsgolf van de aanbieders: algoritmen en in combinatie met kunstmatige intelligentie: zelflerende algoritmen. Want dat is waar die technologie goed in is: fouten maken en daarvan leren. Dat is het verschil met ons: wij leren minder goed van onze fouten. Dat is jammer, want wij maken er veel meer. Maar tegelijkertijd is dat de basis van onze creativiteit, oorspronkelijkheid en authenticiteit [1].
Houden zo.
Maar waar blijft het aanvalswapen waarmee wij ons kunnen verdedigen, waarmee wij de aanvallende algoritmen voor kunnen zijn en blijven? We moeten van een aandachts-democratie naar een intentie-democratie: van een politiek die meer onze aandacht probeert te vangen, maar die probeert (na toestemming) onze intenties in te schatten [2]. We hebben recht op onze eigen zelflerende algoritmen die halen wat we willen en tegenhouden wat we niet willen.
Tijd voor een egoritme. En waar bewaren we dat? Juist, in de digitale kluis.
[1] Vergeet niet te dansen
[2] The Intention Economy
Henk Bos is raadslid voor GroenLinks in de gemeente Midden-Groningen
iBestuur Congres
Tijdens het iBestuur Congres op woensdag 3 juli is Henk Bos een van de sprekers in de sessie Online identiteit en regie op persoonsgegevens