Als je een ecosysteem wilt veranderen, is het logisch om een appèl te doen op alle spelers in dat ecosysteem. Toch?
We weten het allemaal: de toekomst kun je onmogelijk voorspellen. Dat leerde de grote goeroe Peter Drucker (1909-2005) ons al jaren geleden: ‘trying to predict the future is like driving down a country road at night with no ligths while looking out of the back window’.
Gelukkig kun je de toekomst wel creëren. In de geest van de fameuze quote van de Braziliaanse aartsbissop Dom Hélder Câmara (1909-1999): ‘when we are dreaming alone it is only a dream; when we are dreaming with others, it is the beginning of reality’.
Partij één investeert, benefits gaan naar partij twee of drie
Maar laten we eerlijk zijn: bij de realisatie van onze mooie toekomstdromen is er altijd sprake van het oud-Hollandse ‘de-cost-gaet-voor-de-baet-uyt’-principe. Heel huiselijk. En worden we net iets te veel door onze boekhouders – als bedrijfseconoom met een fikse portie ‘directeur debiteuren/crediteuren’-vlieguren bedoelt als collegiale begroeting – verleidt om investeringen uit lopende (jaar)budgetten te financieren. Daarnaast zie je vaak dat partij één investeert, terwijl de benefits naar partij twee of drie gaan. Tsja, hoe doorbreek je zo’n verstikkende micromanagementpatroon dan? En helemaal als de maatschappelijke problemen daar werkelijk om schreeuwen?
Waar zitten nou de knoppen voor versnelling?
Het is mijn ervaring dat ‘facts&figures’ hierbij kunnen helpen. Gewoon even terug naar de ratio. Zonder al te veel emotie. Stap één: haal het idee van een businesscase uit de mottenballen, stof dat af in de zin dat je het verruimt naar het niveau van het ecosysteem. Multidisciplinair van opzet. Waarin je laat zien dat grootschalige investeringen in nieuwe IoT-technieken en datadelen werkelijk een scala van voordelen kunnen opleveren. Niet alleen kwantificeerbare, maar ook kwalitatieve. Zo hebben wij destijds vanuit een consortium (IenW/Rijkswaterstaat, SmartPort en SmartWayZ) TNO gevraagd om een valuecase voor truckplatooning/connected transport te fabriceren. Met de nadrukkelijke opdracht om inzichtelijk te maken wat de maatschappelijke en commerciële benefits zijn voor brede toepassing van nieuwe connected transport concepten als alle partijen daar nú vol gas op zouden geven. Met daarbij ook kwantitatieve inzichten in indirecte baten (denk aan: emissie/milieu, veiligheid en attractiviteit chauffeursvak). Interessant is dan om dan met die oogst antwoord te gaan geven op de prangende vraag ‘waar zit nou de versnelling?’. Wat ons middels een paar pittige brainstormsessies – voorzien van wat knappe denkers – inzage gaf in zogenaamde ‘versnellingsparameters’.
Knoppen waar je aan kunt draaien om daarmee het moment van opschaling – en dus dat ‘dode punt’ van startup naar scale-up – flink naar voren te halen. Om zo sneller in te kunnen spelen op die maatschappelijke urgentie van zaken als toenemend aantal verkeersdoden, extreme filedruk, bijdrage aan klimaattafels en chauffeurstekort. In dit geval moet je denken aan zaken als ‘corridorbenadering waarin flow transport centraal staat’, ‘pilots waarbij rij- en rusttijden worden opgerekt’, ‘minder emissie en sustainability’, ‘rijden volgens spoorboekje’, ‘beter benutten bestaande infrastructuur’, ‘koppeling logistiek-verkeersmanagement door middel van bijvoorbeeld intelligente verkeersregelinstallaties (iVRI’s)’ en ‘datadelen over tijdsstippen, routes en bestemming en matching van een konvooi’.
‘Hier&nu’ barrières versus ‘daar&straks’ benefits
Het mooie is als je zo’n valuecase dan uitwerkt in uiteindelijk een paar pakkende ‘Jip&Janneke’-achtige plaatjes dat dit niet alleen helder maakt wat de relatie is tussen ‘hier&nu’ investeringen en ‘daar&straks’ benefits (in termen van het totale ecosysteem), maar ook hoe bestaande barrières (denk hier in deze case maar eens aan de gevolgen voor de fysieke infrastructuur) in het niet vallen als je kijkt naar die te verwachten maatschappelijke baten. Helemaal als je dat afzet tegen een komende ontwikkeling, zoals bijvoorbeeld de groei van transport in het komende decennium. Voor een land dat zich het zesde rijkste ter wereld mag noemen absoluut ‘noblesse oblige’ om door middel van innovatie die opgebouwde voorsprong te behouden.
Cruciaal: ontwikkel het in co-creatie
Klinkt eigenlijk allemaal simpel – als je het door hebt is dat ook zeker zo. Maar de grootste uitdaging in deze benadering is dat dit vraagt om een compleet andere werkwijze: dit ontwikkel je niet veilig achter een Haags bureau (a desk is the most dangerous place from which to view the world), maar in co-creatie mét de verschillende stakeholders die actief zijn in dat ecosysteem. Samen zoekend, om zo te komen tot gedragen gemeenschappelijke oplossingen – rekening houdend met individuele drijfveren en belangen. Publiek/privaat van opzet. Want laten we wel zijn, als je de ambitie hebt om een ecosysteem te veranderen, dan is het toch logisch dat je een appèl doet op alle spelers in dat ecosysteem? Want het laatste wat we willen is format driven consultancy: alsjeblieft géén PINO (Prince In Name Only) achtige taferelen.
Moedig voorwaarts!
Dirk-Jan de Bruijn is programmadirecteur Tulip Connected Transport, een IenW/Rijkswaterstaat-initiatief.