In verband met corona kan digitale besluitvorming nu tijdelijk, maar waarom maken we hiervan niets iets blijvends?
Nu digitale besluitvorming door overheden wettelijk mogelijk is, biedt dat kansen. Het gaat om een tijdelijke wet, maar waarom zouden we niet ook in het post-coronatijdperk verder nadenken en ontdekken wat de mogelijkheden en verbeteringen zijn? Dat zou kunnen leiden tot democratie die meer afstand neemt in de fase van besluiten, maar juist nabijer is in de fase daarvoor: het luisteren, bedenken en verbinden.
Het raadslid was net terug van een raadsvergadering en twitterde: “OMG! In één kwartier klaar. Meest bizarre raadsvergadering ooit. Dit kan toch niet!” Vergaderen in tijden van corona is een aaneenschakeling van nieuwe en ongekende ervaringen. Als je gewend bent aan middernachtelijke vergaderingen waar veel uithoudingsvermogen en zitvlees voor nodig zijn, dan is het bizar om na een kwartier klaar te zijn. Aan de andere kant, hey, het kán dus wel. Er was een agenda, er zijn (rechtmatige en democratische) besluiten genomen, we kunnen door.
Wie de vader is van het gedachtegoed weet ik niet, maar we kennen ze allemaal uit eigen ervaring: de ‘wetten van Klets’. Dat, ongeacht de agenda, vergadertijd wordt volgekletst. Dat iedereen iets wil zeggen, ook al voegt dat niets toe aan het geheel. Dat over kleine en behapbare onderwerpen lang wordt gepraat, over grote en complexe kort. Dat in het laatste kwartier van een vergadering het altijd lukt om vlot tot conclusies en besluiten te komen. En dat hoe slechter de voorbereiding, hoe langer de vergadering. Misschien is het tijd om de zesde wet van Klets aan het lijstje toe te voegen: onder druk wordt alles vloeibaar en gelden de overige vijf wetten niet.
Onder druk lukt veel. Een heuse spoedwet is er binnen enkele weken gekomen om digitaal besluitvormen door decentrale overheden mogelijk te maken. Nu haasten gemeenten zich te profileren als de eerste die ‘het’ digitaal deed of in elk geval de eerste in de provincie was of hoe dan ook sneller dan de buren. Dat het allemaal vanaf dag één niet helemaal perfect gaat, dat begrijpt iedereen, de ene beter dan de ander, dat weer wel. Ondanks alle hulpmiddelen en ondersteuning, die er ook vliegensvlug waren, is het een hele omschakeling van fysiek naar digitaal. Er zijn raadsleden die er het beste van maken en anderen die hopen dat het allemaal snel achter de rug is en dat we weer terug kunnen naar ‘normaal’.
Ik vermoed dat de snelheid van de spoedwet te maken heeft niet alleen met de enorme inspanningen van vele betrokkenen bij het ministerie en overige overheden en organisaties en uiteraard met de bijzondere omstandigheden, maar ook omdat het een tijdelijke wet is. De wet geldt tot 1 september van dit jaar, weliswaar met de mogelijkheid om te verlengen, maar strikt ‘in verband met de beperkingen die tijdens de uitbraak van het COVID-19 virus gelden voor bijeenkomsten van personen’. En dan denk ik: hé, jammer! Vanuit drie invalshoeken zoek ik naar mogelijkheden om digitaal duurzaam (dus niet slechts tijdelijk) besluitvorming (en democratie) te versterken.
1. Interactie en debat
Bij elkaar zitten om te vergaderen bevordert het contact en de interactie. Je ziet elkaar beter, niet alleen de spreker, maar ook de andere deelnemers aan de vergadering, communicatie is verbaal en non-verbaal. Het is nu behelpen met turen naar een scherm met venstertjes. Naast allerlei technische belemmeringen is contact en focus lastiger. Direct reageren op elkaars argumenten zit er niet echt in. Ik kan mij trouwens niet aan de indruk onttrekken dat er in ‘gewone’ fysieke raadsvergaderingen ook weinig interactie is en dat men vooral het eigen voorgekookte standpunt uitdraagt. Maar voor goede besluiten zijn goede argumenten en het uitwisselen daarvan nodig. Deliberatie, in vakjargon. Zoals fysiek vergaderen te leren en te trainen is, zo geldt dat echter ook voor digitaal vergaderen. Welke variant ook wordt gebruikt, het is slechts de vorm, terwijl de inhoud centraal staat. En zoals er (geschreven en ongeschreven) regels zijn voor het fysiek vergaderen, zo moeten die er ook komen voor andere vormen. Wat het voordeel kan zijn van digitaal vergaderen is tijdswinst, focus, meer ruimte voor andere activiteiten, zoals meer op pad gaan, meer contact leggen met inwoners en ondernemers, meer de wijk in, meer zelf een mening vormen. Afstand bij het beraden en besluiten, nabijheid bij het bedenken, mening vormen en verbinden.
Het scherm met de venstertjes, de vreemd neerkijkende raadsleden, vaak in vrijetijdskleding en met plafonds op de achtergrond: probeer dit beeld los te laten. Probeer eens te bedenken hoe het zou kunnen als de digitale mogelijkheden (dat gaat misschien toch sneller dan we denken) ‘echter’ worden. Denk daarbij aan virtual reality, hologrammen en andere toepassingen. Hoe zou een vergadering er dan uitzien? Waarom daar niet mee experimenten en het gaan ontdekken?
2. Openbaarheid
Een veelgehoord argument om zo snel mogelijk terug te gaan naar fysiek vergaderen, is de openbaarheid en de mogelijkheid voor inwoners om erbij te zijn. Naast het delibereren zijn transparantie van besluitvorming en verantwoording afleggen ook kernwaarden van democratie. Dat een iedere er kennis van moet kunnen nemen is van het grootste belang. Daar doen gemeenten nu en altijd hun best voor. Denk daarbij aan het ontsluiten van vergaderinformatie, aan het veelvuldig uitnodigen van inwoners om daarbij aanwezig te zijn en in te spreken, aan het achteraf besluiten te publiceren. Het is mogelijk om fysiek aanwezig te zijn op een publieke tribune of mee te luisteren naar de uitzending van de vergadering. De publieke tribune van raadszalen is echter vaak treurig leeg. En komt iemand er wel, dan zitten raadsleden letterlijk met hun rug naar het publiek toe. Door ontoegankelijk taalgebruik is er geen enkele betrokkenheid, door de manier waarop de agenda wordt gemaakt en stukken zijn geschreven ontstaat, met uitzondering van de inner circle, eerder een kloof dan een brug. Met andere woorden: fysiek aanwezig zijn (of de mogelijkheid daartoe hebben) zegt nog niets over toegankelijkheid en al helemaal niets over meedoen of meedenken. Er zijn meer drempels dan de fysieke alleen, die moeten worden weggehaald, wil ik maar zeggen.
Naast de fysieke vergadering kunnen digitale vormen juist weer een ander publiek aantrekken, andere communicatievormen mogelijk maken. Ook daar zou je afspraken en regels over moeten maken, maar dat is het uitzoeken waard. Zouden digitale volksvergaderingen kunnen lijken op de vergaderingen van de Atheense Ekklesia, waar de aanwezigen breed werden uitgenodigd om hun mening te geven op vraagstukken? Meer in de vorm van een Agora of een Forum, in elk geval opener en breder.
3. Aanzien en verantwoordelijkheidsgevoel
Het zijn bijzondere tijden. Je zult maar in de schoenen staan van mensen die belangen moeten afwegen, scenario’s doordenken en beslissingen nemen. Het is altijd een zware taak als beslissingen het leven van anderen beïnvloeden en nu nog meer. We kijken met z’n allen naar de mensen die erover gaan en verwachten dat ze antwoorden hebben. We zoeken houvast en zekerheid bij mensen met aanzien en gezag. Het verantwoordelijkheidsgevoel dat volksvertegenwoordigers voelen aan de andere kant is enorm, daar ben ik van overtuigd.
Diverse debatten hebben mij de laatste weken echter enorm geërgerd. Die houding achter het spreekgestoelte, de toonzetting, dat nadrukkelijk de camera in kijken. De wetten van Klets in volle glorie! Ik denk dan: hou op! Stap van je zeepkistje af, doe gewoon, spaar mij al dat ernstig kijken en moeilijk praten. Natuurlijk moet je het college controleren. Maar die toonzetting alsof iemand ergens enorm zijn taak aan het verwaarlozen is. En dan die goedbedoelde moties waarin het college wordt opgeroepen om ook aandacht te hebben voor groep a, b of c of om ook maatregelen te overwegen voor het verzachten van het leed voor sector x, y of z. En daar weer buitensporig blij en trots over communiceren en twitteren. Dingen waar het college natuurlijk nooit op was gekomen, laat staan al heeft gedaan.
Geef een persoon een naambordje, een microfoon en een podium en je hebt een monster gecreëerd. Mensen gaan anders praten, anders kijken, anders denken als ze daar staan of zitten. Hoe vaak verzuchten raadsleden zelf ook dat op het moment ze de ‘raadsarena’ binnen stappen, ze vinden dat ze zich anders moeten gedragen: officiëler, gewichtiger en politieker. Die totale opgeklopte overbodigheid, kunnen we daarvan af? Het gaat niet om jou daar achter de microfoon! Het gaat om de keuzes die van belang zijn voor de gemeenschap. Zou het een idee zijn om alles, naambordjes, microfoons, schijnwerpers, podia, weg te halen, zodat volksvertegenwoordigers, weer gewoon gaan doen? Luisteren, zich informeren, niet meteen tot conclusies komen of in een schuttersputje springen, niet meteen erboven op. Houdt afstand, doe maar een anderhalfmeter democratie, eerst beschouwen, nadenken en afwegen, dan pas dingen vinden en dingen roepen. Digitale middelen creëren die afstand meer, dan het klassieke raadspodium. Kunnen we dat eens proberen? Kijken of het lukt.
Pascale Georgopoulou is voormalig raadsgriffier van de gemeente Amstelveen en verricht nu werkzaamheden voor verschillende overheden
Digitaal vergaderen zou een ongehoord succes kunnen zijn in de Tweede Kamer bij het behandelen van Koninkrijkskwesties. De Caribische landen Aruba, Curacao en Sint Maarten mogen vertegenwoordigers naar Den Haag sturen om mee te vergaderen. Dat komt er maar zelden van; de afstand is een flinke drempel. Digitaal vergaderen zou een uitkomst zijn. En dan liefst in een riante vorm, met hologrammen ten voeten uit.