De trend is dat gemeenten steeds meer en vaker gaan samenwerken, maar tegelijkertijd is het wel zaak de belangen en autonomie van die gemeenten goed in het oog te blijven houden.
De trend in Nederland is dat gemeenten steeds meer en vaker gaan samenwerken. VNG-initiatieven, zoals Samen Organiseren, helpen gemeenten om collectief op te trekken bij gemeenschappelijke uitdagingen. Bij samenwerking dienen lokale belangen soms opgegeven te worden ten bate van het grotere, gemeenschappelijke belang. Het is zaak om daar balans in te vinden, omdat anders zo’n samenwerkingsvorm ook zo weer uit elkaar valt.
Een paar maanden geleden behandelden wij in de Goudse gemeenteraad een begroting en jaarplan voor één van onze GR’s (gemeenschappelijke regelingen). In totaal doen negentien gemeenten mee in deze GR en wij waren de achttiende raad waarin het stuk op de agenda stond. Er was geen wolkje aan de lucht, totdat één van de fracties het lumineuze idee kreeg om een amendement op het jaarplan voor te stellen. Daar kon natuurlijk geen sprake van zijn, omdat het stuk dan weer opnieuw in alle deelnemende gemeenten vastgesteld moest worden. Het is zomaar een klein voorbeeldje hoe bovengemeentelijke samenwerking de lokale politieke autonomie beperkt.
Een ander voorbeeld. Een paar weken geleden was ik bij een regionale raadsledenbijeenkomst van de VNG. Op de agenda stond de GGU (Gezamenlijke Gemeentelijke Uitvoering). Het doel van de GGU is om door samen te werken een betere (digitale) dienstverlening te bereiken, vooral op het gebied van informatievoorziening en informatieveiligheid. Het standaardiseren van allerlei zaken is daarin een belangrijk middel. Het vergroot de samenwerking en kan adoptie door leveranciers en ketenpartners afdwingen. Al snel ging het gesprek over de mogelijkheid om deze standaarden ook dwingend op te leggen. Dat dit geen vrijblijvende bespiegelingen zijn, blijkt uit het nieuwe regeerakkoord. Daarin worden de standaarden i-Wmo en i-Jeugd al verplicht gesteld.
Ook door invoering van de GGU kan er dus sprake zijn van inperking van de lokale politieke autonomie. Een standaard hoeft nog niet eens politiek te zijn, om toch politieke impact te hebben. Het opleggen van een standaard verplicht gemeenten immers om deze standaard ook te implementeren. Dit implementeren kost tijd en managementaandacht. We weten allemaal dat dit schaarse zaken zijn. Dat betekent dat deze tijd en managementaandacht in competitie zijn met zaken die wel uit politieke ambities voortkomen.
Let wel, ik ben een enorm voorstander van bovengemeentelijke samenwerking. Het is zonde wanneer twee gemeenten in wezen hetzelfde probleem twee keer oplossen. Laat staan dat we dat 388 keer doen. Samenwerken is dus het devies. Maar ik zeg altijd: “Samen werken zonder regie, leidt niet tot samenwerking”. Er moet wel sturing zijn. Er moet een richting gekozen worden. En waar gekozen wordt, vallen ook opties af. Dit moet met zorg gebeuren om de lokale politieke autonomie niet aan te tasten.
Persoonlijke zou ik beginnen met kennisuitwisseling en het delen van elkaars best practices. Pas als er voldoende draagvlak voor is, zou je naar een standaard toe kunnen werken. De standaard verplichtend opleggen is een stap te ver. Als de standaard op zichzelf niet verleidelijk genoeg is, gaat zo’n verplichting in Nederland echt geen oplossing zijn. Als je dat dan toch doet, kies dan de standaarden die zover mogelijk van politiek en beleid afliggen en geef gemeenten ruim de tijd om deze te implementeren.
Het belangrijkste is het dus van belang om de vruchten te plukken van samenwerking en tegelijkertijd de belangen en autonomie van de deelnemende gemeenten in het oog te blijven houden. Als de gemeenten niet meer hun lokale politieke speerpunten en doelstellingen kunnen najagen, zullen samenwerkingsverbanden weer uit elkaar vallen. Als het samenwerken te veel als harnas gaat voelen, is het niet verleidelijk om daarmee door te blijven gaan. Wanneer politieke partijen niet meer hun verkiezingsprogramma kunnen uitvoeren, is iedere vorm van samenwerking gedoemd te mislukken.
Paul Ruijgrok is gemeenteraadslid voor de VVD in Gouda en zelfstandig adviseur informatiemanagement en –architectuur
Paul, in hoofdlijnen eens met de inhoud van je artikel. Bovenlokale samenwerking is politiek inhoudelijk lastig aangezien het de autonome vrijheid van de individuele gemeenteraden raakt. Toch kan in samenwerking al veel worden bereikt denk daarbij aan gezamenlijke inkoop, gezamenlijke ICT trajecten etc. Een stapje verder kan ook worden gedacht aan samenwerking van ambtenaren. Dat vraagt niet alleen om regie maar ook organisatietalent. Maar het resulteert wel in uiteindelijk meer efficiency en lagere kosten. Dit betekent voor gemeenteraden bij besluitvorming meer nadenken over “ geven en nemen”. Als dat lukt wordt het nog wel iets met de samenwerking. Wanneer gemeenteraden alleen maar willen “ nemen” kunnen we beter stoppen met de samenwerking, iets waar wij als lokale partij niet voor kiezen.
Jan de koning
Fractievoorzitter GBG
Gouda
Beste Jan,
Wat je zegt klopt natuurlijk. Maar gaat wel over regionale samenwerking waarin je als deelnemende gemeente een onderhandelingspositie hebt. Bij landelijk verplichte standaarden geldt dat niet.