Overdracht van maatwerksoftware geeft problemen door tijdgebrek, verouderde technologie en tekortschietende documentatie. De Praktijkrichtlijn 5235 van NEN biedt houvast.
Onbekend maakt onbemind. U kent het wel: de garagehouder die een auto op de brug krijgt die elders in onderhoud geweest, en daarbij ‘nieuwe’ mankementen aantreft. Of de nieuwe tandarts die bepaalde zaken ‘toch zeker anders zou hebben gedaan’.
Onverwachte kosten en andere nare gevolgen zijn vaak het resultaat. Bij softwareoverdrachten werkt het niet veel anders, en zeker in het publieke domein is dit een terugkerend steek-spel. Met objectivering en tijdige sturing zijn misverstanden echter goed te voorkomen. De nieuwe Praktijkrichtlijn 5235 van NEN biedt houvast.*
Goede software begint meestal bij een succesvol ontwikkeltraject. Er is een applicatie op-geleverd die voldoet aan de wensen van de opdrachtgever en hopelijk op de goedkeuring kan rekenen van de gebruikers. Maar hier begint het pas echt: de beheerfase breekt aan. En hierbij is een horizon van 15 jaar geen uitzondering.
Beheer wordt veelal uitgevoerd door een andere organisatie dan die de software oorspronkelijk heeft ontwikkeld. Denk hierbij aan project- versus lijnorganisaties. Zo kan bijvoorbeeld een applicatie na haar initiële ontwikkeling bij het ministerie van Economische Zaken worden overgedragen aan DICTU, dat immers in beheer is gespecialiseerd. Daarnaast kunnen ook applicaties worden overgedragen die reeds in de beheerfase zijn. Soms houdt dit verband met verplichte (her)aanbestedingen, en soms met tactische keuzes, zoals een departement dat het beheer van zijn HR-software verhuist naar P-Direkt. Kortom, beheeroverdrachten zijn aan de orde van de dag.
Beheeroverdrachten stuiten in de praktijk echter regelmatig op de nodige problemen. Een greep uit de probleemfactoren die velen zullen herkennen:
– Te weinig beschikbare overdrachtstijd
– Documentatie afwezig, onvolledig of achterhaald
– Gebruik van ongangbare technologieën
De rode draad is het verlies van kennis, doordat de ontwikkelaars niet meegaan in de overdracht. Overdrachten leiden in deze gevallen tot vertraging en vaak ook onvoorziene kosten. In ernstige gevallen komt de doorontwikkeling gedurende lange tijd stil te liggen, waardoor de applicatie niet kan meebewegen met bijvoorbeeld wet- en regelgeving. De grootste nachtmerrie: het systeem ligt langdurig plat, met alle gevolgen van dien, zoals onderbroken dienstverlening en reputatieschade.
Veel van deze problemen kun je echter voor zijn: overdrachten hoeven je niet te overkomen. Overdraagbaarheid van software is namelijk te objectiveren en stuurbaar. Met vol-doende kennis over de situatie kunnen de risico’s van een overdracht goed en tijdig worden ondervangen. Om zo’n aanpak in de praktijk te brengen heeft NEN de handen ineengeslagen met een aantal marktpartijen, wat heeft geresulteerd in een ontwerp van de Nederlandse Praktijkrichtlijn (NPR) 5325: ‘Overdragen van software’. In deze richtlijn worden een aantal softwareaspecten en aanpalende zaken onderkend die van belang zijn voor goed overdraagbare software. Het onderstaande recept geeft de strekking weer.
Bij toepassing van de richtlijn wordt niet alleen naar de documentatie gekeken, maar ook broncode, testmiddelen en de volwassenheid van de ontwikkelstraat. Met deze basis biedt de richtlijn houvast bij het tijdig signaleren van problemen en geeft het een ver-trekpunt voor maatregelen. Toepassing kan al vroeg: zelfs voorafgaand aan de initiële ontwikkeling kunnen reeds normen worden gesteld ten aanzien van de overdraagbaarheid, waar de systeemeigenaar dus al vroeg op kan sturen. Denk hierbij aan concrete cri-teria voor ‘voldoende’ documentatie en een broncodekwaliteit die minimaal marktgemiddeld is.
NPR 5325 wordt later in 2017 gelanceerd en is reeds voldoende concreet om te worden becommentarieerd. En dit is ook hard nodig, want alle suggesties en ervaringen uit de praktijk zijn welkom om de richtlijn zo goed mogelijk toepasbaar te maken. Juist vanuit de publieke sector, waar overdrachten aan de orde van de dag zijn. Ik nodig u dan ook van harte uit om eens een kijkje te nemen.
Gaat de volgende applicatie-overdracht uw organisatie overkomen of loopt hij met deze nieuwe richtlijn op rolletjes?
Prof. dr. ir. Joost Visser is hoogleraar ‘Large Scale Software Systems’ aan de Radboud Universiteit Nijmegen en Hoofd Research bij de Software Improvement Group. Bas Cornelissen is Management Consultant bij SIG.
Illustratief dat de link op de hierboven gelinkte pagina leidt naar ‘NoSuchPage’.